Fotograferende genieters in FOAM en Huis Marseille
Genieten van fotograferen, dat deden Berenice Abbott en Brassaï in de eerste helft van de twintigste eeuw op hun eigen manier. We zien hun fotografische hoogtepunten in Amsterdam in FOAM en Huis Marseille.
Fotografie is een van de lastigste kunstvormen vandaag de dag. De overkill aan fotografen is zo groot dat je talenten nauwelijks kunt herkennen. Probeer maar eens op sites als 500px of Flickr een talent met een eigen stijl te ontdekken.
De digitale camera heeft de fotografie volgens mij weinig goeds gebracht – zoals de tekstverwerker redelijk rampzalig uitpakte voor romans, die zelden meer onder de 500 bladzijden zijn, want het tikt zo lekker, zo’n computer.
Daarom is het bij fotografie zo prettig dat je kunt terugvallen op de fotografen die aan het begin stonden van de mode – en geen last hadden van de overkill waar je als fotograaf nu last van hebt. Het Huis Marseille laat werk zien van Berenice Abbott, FOAM van Brassaï. Twee eerste retrospectieven (in Nederland). Twee tijdgenoten met net zoveel overeenkomsten als verschillen. En dat op loopafstand van elkaar op de Keizersgracht.
Tegenpolen en overeenkomsten
Allereerst maar de overeenkomsten. Als grootste overeenkomst kun je zeggen dat Abbott en Brassaï beiden de stad Parijs als onderwerp gebruikten voor hun fotografie. Abbott leerde het fotografievak daar als assistent van Man Ray.
Abbott fotografeerde kunsthelden uit die tijd: James Joyce, Jean Cocteau en André Gide. Brassaï deed dat ook: Picasso, Miró, Jean Genet, Dalí. Abbott documenteerde steden vrij letterlijk. Brassaï is meer de gevoelsmatige, romantische fotograaf. Hij ging eigenlijk weer terug de schilderkunst in.
Ze vullen elkaar hier leuk aan. Twee manieren om naar hetzelfde te kijken.
Veranderend New York
Abbott keerde rond haar dertigste terug in New York. Haar beste werk maakte ze vermoedelijk toen ze in deze periode met het project ‘Changing New York’ begon. Je kunt het je bijna niet voorstellen (zeker nu niet) maar er was toen een speciaal fonds voor vanuit de New Deal.
Ze schoot foto’s die je kent van nu (op hoge gebouwen naar beneden; tussen flats door). Nu herkenbaar als beeld in bijvoorbeeld documentaires, toen nog iets nieuws. De kunstzinnige kracht van hoogbouw werd praktisch ontdekt. En natuurlijk hoe die bouw geweldig kan contrasteren met het leven op straat.
Sommige foto’s steken er voor mij bovenuit, zoals deze twee bovenstaande foto’s. Dat zijn iconische foto’s van een stad die ondanks de crisis flinke veranderingen doormaakt; die zich ontpopt in een echte wereldstad.
Verder opvallend veel winkels, gebouwen, foto’s van bovenaf (de originele ‘by nights’). Vrij statisch allemaal, maar dat was juist Abbott haar stijl.
Ze was dan ook fan van moderniteit, zoals ook haar mooie foto’s van wetenschap bewijzen. Dat heeft iets tweeslachtigs, zoals de zaaltekst ook al beschrijft. Want documentatie is leuk maar mooie foto’s gaan toch voor alles. In de cinema heb je ook wel zulke pure ‘observeerders’, zoals bijvoorbeeld Robert Bresson, die met zijn stijl praktisch aan de wieg stond van de moderne arthouse.
Abbott deinsde terug voor het echte registreren en dat is gelukkig erg menselijk. Deze middenweg paste goed bij haar stijl.
De swingende Hongaarse Parijzenaar
Brassaï (echte naam Gyula Halász) swingt een stuk meer, besef je al snel als je direct daarna zijn werk ziet. Waar Abbott vooral observeert, staat Brassaï midden in het Parijse leven. Schaamtelozer, vrijer en toch wat schilderachtiger.
Dat is niet vreemd. Brassaï begon als kunstenaar en had aanvankelijk zelfs een hekel aan fotografie. Hij raakte door zijn werk toch besmet met het fotografievirus. Zijn foto’s van het Parijse nachtleven zijn stuk voor stuk schilderijtjes, schitterend om te zien.
En toch zijn deze foto’s in zekere zin ook feitelijk, documentair. Hij fotografeerde ze met de techniek van zijn maat Kertész – dus met een lange sluitertijd en krachtige flitser. Dat betekent dat de meeste foto’s niet zo spontaan waren als ze eruit zagen.
Foto: Streetwalker near Place d Italie 1932 © Estate Brassai Succession Paris
Ze zijn vastgelegd in de beroemde boeken Paris de Nuit en Voluptés de Paris. Die in die tijd nog forse schandalen opleverden. Temeer de gefotografeerden het net als nu niet altijd leuk vonden om zichzelf in zo’n boek terug te zien.
Het is mooi dat je in FOAM nu bekende Brassaïklassiekers als Zeemansliefje, De hoer Bijou, Geliefden in een klein café (hieronder) in het echt kunt zien. Ook de formidabele mooie foto van de man die zijn fiets parkeert bij een reclamezuil, met een evenzo mooie poster van Marlene Dietrich. Een van zijn meesterwerken.
Geslaagde Parijsmarketing
Brassaïs werk oogt ondanks zijn gestileerdheid toch nog steeds fris. Daarmee is het ideaal materiaal voor foto-exposities. Alleen al omdat hij zelf ook graag thematisch werkte. Want hij deelde zijn werk in thema’s in. Zoals elite, naakten, nachtleven. Hij maakte toen al foto’s van graffiti – eigenlijk meer gaten in muren in de vorm van een hoofd – zoals je nu ook veel sites hebt die alle streetart proberen bij te houden.
Zijn favoriete onderwerp bleef Parijs. Bruggen, bars, paadjes. Hij speelde in zijn eentje een grote rol in de ‘romantificering’ van Parijs. Vermoedelijk deed hij meer voor de Parijsmarketing dan de stad zelf. Wie krijgt niet meteen zin om de lichtstad te bezoeken als je onderstaande foto bekijkt?
Alleen tijdens de oorlog had hij een probleem want de Duitse bezetter verbood het maken van foto’s. Hij legde zich weer tijdelijk toe op het schilderen. Na de oorlog pakte hij zijn camera weer op en werkte hij vooral in opdracht voor Harper’s Bazaar.
Gedeelde bewondering voor Eugene Atget
Wat beiden óók bindt, is bewondering voor Eugene Atget, de nestor van de moderne stadsfotografie. In Huis Marseille hangen warempel ook zijn foto’s en een portret van hem (foto’s uit 1898, die zie je ook niet elke dag). Abbott was een groot bewonderaar en kocht diens privé-archief.
En net als Atget wilde Abbott de verdwijnende stad vastleggen. De een de door Baron Haussmann verbouwde stad, de ander de door commerciële hoogbouw verbouwde stad. Een typische Atgetfoto als ‘Binnenplaats 7 Rue de Valence‘, daar kun je uren naar staren, en dat zal Abbott ook hebben gedaan.
En het is heel vreemd om na al deze zwartwitfoto’s vergast te worden op een Turnerachtige lucht boven Amsterdam. Die je weer fotografeert. Want dat is wat je doet.