Naar Canada

Naar Canada
Jean van Wijk, Nick Wade, Rien Monshouwer @ Trianon Gallery, Lethbridge, Canada

1.

Naar Canada. Waarom blijft dat ding in de lucht hangen? Lopen we, in onze ijdelheid, niet het gevaar dat onze vleugels smelten? We zijn geland, onze vleugels zijn niet gesmolten. Van bovenaf hebben we in een canyon gekeken. De canyon als het grillige oppervlak op één van de schilderijen van Jaap Wagemaker. De schaal van de dingen blijkt steeds opnieuw anders. We rijden naar onze bestemming, onze Canadese vriend heeft ons opgepikt op het vliegveld. De vlakte is leeg, de Rocky Mountains zijn zichtbaar aan de horizon. Blauwgrijs, Ik verzeker ze dat ik eraan kom. Ik leg ze uit dat ik hun grandeur aan den lijve wil ondergaan. De wind die om hen heen waait geeft antwoord, maar ik kom er niet achter wat hij wil zeggen. We zijn aangekomen en ik wandel zo de vijftiger jaren in. Hun huis neemt mij mee naar m’n jeugd, en ik voel me comfortabel. Wat een prettig huis! Wat een verre tijd!

We rijden naar het zuiden, richting Amerikaanse grens, eindeloos landschap, dor, gelig, groenig, golvend met rechts op de achtergrond het mysterieuze blauwgrijs van de Rocky Mountains. Del Bonita, bijna op de grens. Ik had me er een exotische kleine stad bij voorgesteld met Mexicaanse stichters. Bonita moet een mooie meid geweest zijn, waar een jonge cowboy een lied vol verlangen over gezongen heeft. Maar, het dorp is in een flits gezien. Een afslag, een weg naar rechts, links op een hoek van de doorgaande weg een paar prachtig vervallen huizen, ertegenover een cowboystore. Open. We kopen er niets. De weg naar de Verenigde Staten, naar de staat Montana blijft leeg. Het lijkt mij toe dat wij de enigen zijn die dat continent willen leren kennen. Op naar Cardston, waar de Mormonentempel staat. Doorgereden. Dag heiligdom, wellicht een andere keer, we mogen je toch alleen maar van de buitenkant bekijken. Het landschap vrijwel leeg, op een enkel roodgeverfd huis met kleine ramen na, de bergen nog steeds blauw. Opgewonden, een houten grainelevation. De meeste zijn afgebroken heeft onze gastvrouw ons verteld en vervangen door metalen. Ons gasthuis, we openen de deur, en staan weer in mijn jeugd. Ik moet denken aan mijn oom, die naar Australië verhuisde, zou zijn huis daar er ook zo uitgezien hebben?

We kijken weer naar een canyon, maar nu vanaf een plek waar de Blackfoot een kudde buffels opjoegen naar de rotsen waar ze onverhoeds twintig meter naar beneden stortten. Buffels hebben scherpe reuk en slecht zicht, ze zagen hun einde niet naderen. De Blackfoot hoefden ze alleen maar op te peuzelen. Head smashed in Buffelo Jump, zo heet de plek. Voor je ligt de prairie, daarin kronkelt de Old Man River in zijn diepe eeuwenlang uitgesleten rotsbedding, daar lopen zwarte beren en poema’s rond, op zoek naar iets te eten.

Ik kijk naar de vlakte vanuit de positie van de adelaar. IJdel en zelf overtuigd zweef ik boven de dingen, maar mijn vleugels smelten en gewapend met een wandelstok strompelt een oudere man de heuvel af naar de parkeerplaats van het museum waar de auto wacht. Ze rijden nog een eind de doodlopende weg richting Rocky Mountains af, hun blauwgrijze afstand roept hem toe dat hij welkom is.

De jonge man, in de vijftiger jaren leert, met vallen en opstaan, zijn plaats in de wereld te vinden. Hij is er niet goed in. Die paar vrienden kunnen dat veel beter. Hij blijft een beetje een buitenstaander. Hij kijkt toe. Deelnemen is lastig. Maar soms smelten je vleugels niet, dan kun je hoog vliegen.

Naar Canada
Rien Monshouwer

2

Of ik naar Canada wil? Natuurlijk, vooral om het verschil met Amerika te ervaren. Daar ben ik wel geweest, en wel in Miami en New York. Ook nog een keer per ongeluk in Memphis, Tennessee beland. Het vliegtuig dat op weg was naar Detroit, waar we zouden overstappen naar Amsterdam, moest daar vanwege een hurricane een noodstop maken. Een krankzinnige ervaring. Een hele dag in een straatarme half leegstaande Elvis Presley en B.B. King stad aan de Missisippi doorgebracht. Natuurlijk de Sun studio en Elvis Estate bezocht. Geluncht in een half doorgezaagde Chevrolet. Toch maar geen cowboyhoed gekocht. Maar de cottonfields are long gone. En de werkeloosheid slaat om je oren, een economie op z’n gat. Een half afgebroken binnenstad, prachtige oude vervallen houten villa’s, voor letterlijk een habbekrats te koop. Shockerend. Maar Canada, dat is terra incognito voor mij. Met kinderlijke onschuld zal ik daar naar ‘indianen’ op zoek gaan, hoewel dat woord nu taboe is. Aboriginals of First Nation heten ze nu. In mijn jeugd had je Winnetou en Old Shatterhand, de beroemde creaties van Karl May, die dit continent nooit bezocht heeft. Maar, mijn referentiekader waar het ‘indianen’ betreft. Ja, ja, de mens wil bedrogen worden.

3

We’re going up the country, we got to get away, we might even leave … De stad uit, het platteland op. 175 kilometer verderop Medicine Hat. Wat een mooie naam voor een stad; de hoed van de medicijnman. Hij woont er niet meer die medicijnman, al heel lang vermoed ik. Hij heeft nog één keer omgekeken. Hier, in deze cowboystad, staat een mooi cultureel centrum, ongeveer twintig jaar oud. Bij elkaar gebokst door de vrouw in wiens huis wij iedere keer een tijdreis maken. De ruim 10 miljoen dollar die de stad tekort kwam heeft zij, na veel soebatten, boven water gekregen. Het resultaat mag er wezen. Het is een prachtig gebouw waar je op toeloopt. Modern, maar dan op de goede manier, zonder pretenties, maar zorgvuldig. Binnen lopen we het zeer elegante theater, licht van mooie houttonen en met een formidabele akoestiek, binnen. De architect heeft terecht een prijs gekregen. Een grote ruime lichte hal. Dan drie grote zalen, één gevuld met de plaatselijke geschiedenis, één met moderne beeldende kunst, en de laatste zaal gevuld met de geschiedenis van de Blackfoot. Dit was hun land, de prairie met miljoenen buffels, tot de blanken ze afknalden, gewoon omdat ze geweren hadden en de buffels slecht waren in het ontwijken van de kogelregens. Beiden zijn nu veilig opgeborgen in een paar reservaten. De stad blijkt van een aangename schoonheid, met nog veel oude gebouwen. Oud, voor hier dan, zo’n honderd tot honderdvijftig jaar. Ergens voorbij het oude, niet meer gebruikte station, ligt industrieel erfgoed, een aardewerkfabriek. Met drie hele grote koepelvormige ovens, die ooit op gas brandden, waar enorme hoeveelheden gebruikskeramiek tegelijk gebakken konden worden. De oude dame is te bezoeken, maar ademt verleden.

De oude man, met zijn wandelstok, denkt aan de havenstad waar hij geboren is, daar aan de rand van het oude Europa, waar vele industriële gebouwen naar adem happen of daar definitief mee gestopt zijn. Mijn geschiedenis slopen, kunnen jullie wel, denkt hij, en een kinderlijke woede welt op in zijn borst. Hij dwaalt weer door de oude havens, langs pakhuizen die exotisch ruiken, terwijl de schepen nog met hand en kraan gelost worden. Zijn opa vertelt hem weer over de werf Wilton Feyenoord waar hij als nageljongen begonnen is. De melancholieke filmmuziek die uit cd player komt brengt hem in een merkwaardige stemming. Het is avond. Of misschien nacht? Nee, het is duister, hij zit in de bioscoop en wordt meegevoerd door de tristesse van het verhaal van de filmmaker Angelopoulos. Is alle goede kunst melancholiek? Je zou het bijna denken.

Naar Canada
tekening van Nick Wade

4

Zondag. Niets gedaan. Niets? Nou ja, in het fascinerende boek ‘verdrijving uit de hel’ van Robert Menasse zitten lezen. Verdreven worden uit de hel, kan dat ook nog? Geeft dat hoop? En, oh ja, met monsterlijke pijn in m’n benen, in de bloedhitte, een wandeling van een uur door onze ‘nieuwe’ buurt hier in Lethbridge gemaakt.

5

Elf dagen geleden lag de Oceaan, de machtige oude Oceaan, ver, ver onder ons te denken aan een ongewisse toekomst. Een jonge man, getraumatiseerd door de tweede Wereldoorlog en de zgn. ’politionele’ acties, vaart vol herinnering, in 1953, weken lang over het eindeloze water naar zijn nieuwe toekomst. Australië. Een gelukzoeker, noemen ze dat tegenwoordig. Sommige politici, hoe cynisch ook, komt dat handig uit. Een mens, een individu, als ongewenste vreemdeling op de planeet waar hij of zij geboren is. Met de ogen wijd open van angst en opwinding. Wat de toekomst brengen moge…

6

Ca-na-da. Als je het langzaam uitspreekt dringt het wellicht tot je door dat je daar bent.

Wat doe je hier eigenlijk?

Nee, ik bedoel echt; wat doe je hier eigenlijk?

Ja, dat weet ik wel, dat je beeldend kunstenaar bent die hier een tentoonstelling aangeboden heeft gekregen.

Formele excuses genoeg.

Maar kun je ook antwoord geven?

7

We wonen in een ‘Ikea’ huis, zo noemen we het. Volkomen smakeloos. Nauwelijks persoonlijke items te vinden. We slapen onder een grote foto van een witte hengst in een witte achtergrond. In de andere slaapkamer slaap je onder een ijsbeer, gelukkig nog wel in een ijsvlakte. Waarschijnlijk binnenkort in de subtropen. Geen context, dit huis had overal kunnen staan, maar het staat toevallig hier. Een groter contrast met het huis van onze vrienden, een half uur te voet hier vandaan, is niet denkbaar. Mits niet verhuurd, leeft hier iemand, namelijk de zoon van de dame van wie wij dit huis gehuurd hebben. Zwervend in de vele laden vindt je persoonlijke dingen, en in de basement een gitaar. Speelt hij iets, countrymuziek wellicht? We vinden geen klank. Dit huis heeft drie centra; 1 de keuken, 2 de televisie, 3 de enorme slaapkamer annex bad. De verbinding tussen dit alles zijn de spiegels, héél veel spiegels. IJdelheid der ijdelheden, en de rest ruikt naar leegte, peilloze leegte, gedecoreerd door gipsen elandgeweien (gelukkig niet al te groot). Het huis van onze vrienden daarentegen, een zgn. ‘ranchhouse’ uit de vijftiger jaren, omringt je met allerhande persoonlijke voorwerpen, stenen, vazen, schalen, foto’s, tekeningen, schilderijen, muziekinstrumenten enz. Je loopt van de ene naar de andere ‘kleine’ geschiedenis. Daar, een oude schaal die ze van Oma kreeg, die in Chili woonde. En dat daar, wijst hij, hebben we in Cuba gekocht, toen we daar met onze James, die toen nog een baby was, in de tachtiger jaren waren. Dit huis, dit zorgvuldig gebouwde huis, liefdevol gedetailleerd met wit mahonie hout, is ooit gebouwd door een aannemer voor zijn verloofde. Zo gebouwd dat hun nieuwe geluk eeuwig kon voortduren. Maar de verloofde zei nee. En daar sta je dan met je kloten in het zand. Hij heeft er nooit gewoond.

8

We staan, terzijde van het dorp Stirling, in een rood geverfd houten station. Het rood van dit gebied. Het rood dat vrijkwam toen het bloed van de buffels tot rivieren stroomde. Het toegangshek was eerst gesloten, maar toen kwam ‘de president’ van de stationsclub net aangereden. Waar we vandaan kwamen? Oh, Holland. Zijn achternaam was: de Boer. De naam van zijn Canadese vader. Zijn moeder was een Engelse war bride. Of we het station wilden zien? Het station, het enig overgebleven van de vier grensstations, hier in Alberta, was verplaatst naar deze plek en ingericht als spoorwegmuseum. Het verhaal van het passeren van de Canadees/Amerikaanse grens wordt hier mooi en goed gedocumenteerd verteld. Letterlijk ooit door de Amerikanen uit onvrede met de toenmalige situatie in tweeën gezaagd, vertelde onze ‘president’, zodat ze het Amerikaanse deel opnieuw, maar authentiek, hebben opgebouwd. Doorgereden in het ‘lege’ landschap, minimale schilderkunst reist regelmatig met ons mee, niets te zien en van alles te beleven. En ook de spontane ‘landart’ laat zich niet onbetuigd. Op naar Wrentham, ergens in nergens, maar met twee prachtige verlaten, verwaarloosde grainelevators. Één met een grijzige dekking, de andere grijsgroen. Schoolvoorbeelden van anonieme sculpturen. Het echtpaar Becher zou er hun handen bij aflikken. Het volgende gat in de prairie heet Skiff. Een paar huizen in de eindeloze prairie. Nog één! Jezus, wat een monumentale schoonheid. De Bechers liggen er flauwgevallen van ontroering bij. Natuurlijk, we zijn mensen van deze tijd, en maken talloze foto’s. Bewaren we niets meer in ons hoofd, of onze ziel? Zoals het liedje zegt: ‘ some machine is doing that for me’. De iPhone gaat tekeer als een beest. We zijn eigenlijk op weg naar Writing-on-Stone, een prehistorische plek waar de Aboriginals (ofwel indianen) hun tekeningen op de rotsen gekrast hebben. Het blijkt te ver voor vandaag, we keren om.

9

Heb je al nagedacht over een antwoord? Weet je al wat je hier doet? En dan wens ik geen banale antwoorden, zo in de zin van: ‘nou gewoon, werken en vakantie vieren!’ That’s the easy way out, jongeman (die niet meer zo jong is).

10

Is de wereld een maat te groot voor ons? Of, anders gezegd, ben ik mijn wereld kleiner aan het maken? Is dat mijn manier om me voor te bereiden op de eeuwigheid? Mijn jeugdig elan, dat derauf gehen, sluimert daar nog een restant van in mijn lichaam?

En is het dat, wat mij de oceaan deed oversteken, op dat oude stoomschip dat vele weken over de grote, zwijgende oceaan dobberde. Ben ik daarom aangekomen in het land waarvan men zegt dat er voedsel in overvloed is, waar de schreeuwende honger die mijn maag teisterde geen kans krijgt? Zal ik mijn moerstaal niet vergeten, de taal die mij leerde de dingen tussen de woorden uit te drukken? Zal ik mij moeten behelpen met een soort gebrabbel dat op een taal lijkt? Zullen mijn handen en mijn geest verkeerd staan? Begint dat op een antwoord te lijken?

11

Soms, als er weer een grainelevator opduikt in het landschap, moet ik denken aan de schilderijen van Charles Sheeler, de Amerikaanse schilder van industriële landschappen. De gebouwen, die symbool staan voor onze noeste arbeid, die schilderde hij. Niks niet landschapjes, nee, de harde realiteit van de productieprocessen. De schoonheid van het functionele. Het Amerika van de toekomst. De Group of Seven, de Canadese landschapsschilders daarentegen, legden de rauwe schoonheid van de natuur hier vast. Terwijl Emilie Carr, één van hen, tevens haar steven wendde tot de artistieke uitingen van de First Nations, en schilderijen maakte met een blik op hun nederzettingen, inclusief totempalen. Een vooruitstrevende vrouw.

12

De vijftiger jaren verdwijnen uit zicht, de zestiger jaren dwarrelen binnen. Mijn nicht, ietsje ouder, laat mij ‘she loves you, jeah, jeah, jeah’ horen. Ik kende het nog niet. Ik word opstandig, schud met m’n lange golvende manen, mijn gereformeerde veren af. Zie de eerste films van Godard, Pasolini en Bergman. Misluk totaal op de middelbare school. Moet gaan werken, stomme baantjes. Mijn jongere broer en ik luisteren naar de Pretty Things, ruige wild uitziende gasten, met lange bossen, duidelijk niet gekamde haren, genoeg om onze ouders de haren ten berge te laten rijzen. We vinden het prachtig! Bob Dylan wordt mijn muzikale held. Maar ik ben dodelijk verlegen, geïsoleerd, en weet niet hoe op meisjes te reageren. In 1968 beland ik op de Vrije Academie in Den Haag. De wereld, die wonderlijke, prachtige, lustvolle, angstaanjagende wereld opent zich.

Naar Canada
Rien Monshouwer & Jean van Wijk

13

De kist met schilderijen open geschroefd. Ze kwamen er gelukkig ongeschonden uit.

Provisorisch neergezet in de grote galerie. En met Nick bekeken waar hij zijn grote tekening zal hangen. De derde exposant, Jean, moet nog arriveren. Morgen springt hij over de oceaan. De Oceaan, de machtige grote Oceaan houdt ons nu nog gescheiden. Hoe lang of kort is het geleden dat Charles Lindbergh zich over de grote plas waagde? Dachten de Inca’s niet dat de Goden over de grote oceaan zouden komen? Het bleken de Spanjaarden te zijn, en het einde van de Inca’s was nabij. Ja, de blanken hebben in naam van hun God, veel verbeterd in deze wereld. Ik citeer Trump: ‘foreigners bring nothing but misery’. Dus ga je gang. Tja, wijsheid regeert de wereld. In Siena bevinden zich, in de grote zaal van het oude stadhuis, twee laat middeleeuwse muurschilderingen, links en rechts, met de deur in het midden. De ene schildering stelt ‘het goede bestuur’ voor, het andere ‘het slechte bestuur’. Mag U raden in welke we nu zitten. Eind volgende week moet de tentoonstelling staan. Dan komen ze eraan, om te kijken of wij het een beetje naar wens gedaan hebben. Kan uit Bethlehem iets goeds komen? Zullen ze zich dat afvragen? Nee hoor, ze zullen nieuwsgierig rondkijken en ons complimenten geven. Daarna zal de stilte na de storm als een brok graniet op mij vallen.

14

Ik sta in een enorme dorre vlakte, de wind blaast om mij heen. Ik moet zijn boodschappen ontrafelen. Maar de code is lastig te ontcijferen.

15

In 1975 verklaarde deze jongen zich tot beeldend kunstenaar. Stelt U zich voor, een jonge man springt monter zijn bed uit, zijn vriendin draait zich, moe van de liefde, nog een keer om. Bij de koffie zegt hij tegen zichzelf, ‘zo joh, je studententijd is over, vanaf nu ben je professioneel beeldend kunstenaar. De geschiedenis heeft duidelijk gemaakt dat ze je geloofd hebben. In ieder geval sta je volgende week vrijdag om 21.00 uur op de opening van je vrienden en jezelf. Als één van de feestvarkens. Wonderlijk.

16

De adelaar zweeft hoog in de lucht, zijn machtige vleugels dragen hem zonder enige moeite. Een oudere man probeert al huppelend op te stijgen, keer op keer, maar het mislukt steeds. Hij wordt er zo moe van. Op fysiotherapie hebben ze hem uitgelegd dat hij in de valgevaarlijke periode van zijn leven zit. Dus oppassen met oversteken, hoor!

17

Hij is aan het oversteken. Zal hij het redden, het wereldrecord zwemmen naar de overkant? De gokkantoren zijn geopend, dames en heren. Faites vos yeux

18

De Old Man River stroomt door de Coolees, en die lopen weer dwars door Lethbridge. De eerste zondag lopen we met Carol door deze rivierbedding, omringt door heuvels De Coolies lijken van stof, maar het zijn kale heuvels van klei en zand. Ze vergezellen de rivier naar waar die dan ook maar naar toe wil. Als je naar ze kijkt denk je: ‘ik haal mijn hand er doorheen en ze vergaan tot stof. Wonderlijk mooi is het daar. Aan de overkant van de Oude Man ontdekken we aan de oever, waar gras groeit en wat bomen staan, twee herten. De romantiek is compleet.

19

Een poema staat eenzaam op een hoge rots. Niemand ziet hem behalve ik, want ik kijk televisie. Beneden hem, onder aan de rots, scharrelt een hert rond. Een enorme sprong boven op het arme beest. De rots moet minstens tien meter hoog geweest zijn. De sprong feilloos. Peilloos ver weggezonken in een onmetelijke ruimte en tijd vis ik deze herinnering op. Geen idee waarom ik mij juist dit nu ineens herinner. Zo gaat dat wel meer met herinneringen. De trein rijdt terug naar New York, langs de Hudson River, en jawel hoor, daar staat een hert. Alsof het zo uit een schilderij van de Hudson River School stapte. We hebben die dag Dia Beacon bezocht, een voormalige enorme fabriek, nu een museum gevuld met het soms enorme werk van beroemde kunstenaars. Vele van hen zijn ook al weer geschiedenis. Anderen weliswaar oud, maar actief. Twee keer zijn we in Dia Beacon geweest, en twee keer hebben we gefascineerd naar een werk van Bruce Nauman zitten kijken. In het enorme basement, in een zeer grote, hoge zaal draait zijn film; zijn lege atelier in de nacht. Op drie wanden geprojecteerd, je zit steeds op je hoge kruk te draaien. De eerste keer, na lang kijken, zagen we uiteindelijk een muis over de vloer en de muren hollen. En verbaasd dacht ik: ‘is that all there is?’. De tweede keer, een paar jaar later, kijken we weer. En ineens zien we het; een kat! Oké, that makes sense. Film, filmtijd, werkelijke tijd. Een film, die even lang duurt als de werkelijke tijd. Andy Warhol; sleeping Joe. Chantal Akerman; Jeanne Dielman. Tijd kan lang duren, als je geen tijd hebt. Zoals we allemaal niet meer hebben in deze tijd. De tijd lijkt het op een hollen gezet te hebben. Houden we de tijd nog bij?

20

In een bioscoop, lang geleden, geen idee in welke stad of met wie. De film is bijna afgelopen. Een grootvader kijkt, met zijn kleinkind, zittend op zijn erf naar de zonsondergang. De kleinzoon heeft even daarvoor gevraagd waarom hij, zijn opa, de boerderij nooit verlaten heeft om de wereld te gaan bekijken. Na even zwijgen antwoordt hij: ‘overal gaat de zon op dezelfde manier onder.’ De film is afgelopen, het licht gaat aan. Ontroerd loop ik naar buiten.

Rien Monshouwer, 21 september 2019