Al bricolerend door L’INVENTION DU QUOTIDIEN en daarna een biertje aan de bar
Vanuit het Stadhuisplein in Eindhoven kijk ik door de etalageruiten van Wallspace. Het is 20 uur en donker op straat. Op het plein wordt door een enkeling nog geskateboard. De glazen doorkijk toont de gehele horizontale as van de expositie. Het felle licht daarbinnen laat mijn ogen samentrekken. Ik wrijf en kijk beter. Achter de ruit een installatie van bierblikjes, abstracte schilderkunst en kleding aan een rek.
L’INVENTION DU QUOTIDIEN, de tweede en tevens een na laatste expositie van curator Pernilla Ellens in deze semipublieke ruimte, plaatst het werk van kunstenaars Bas van den Hurk, Tyrell Kuipers en Guus van der Velden in een verweven decor. De ruimte bevindt zich links van Wall Street, een restaurant-als-kunstwerk waarin je kunt eten en drinken. Waar Wallspace kunst letterlijk toont, is Wall Street een onderzoek naar alternatieve vormen van economie en het inherente begrip waarde. Ik ga in gesprek met de filosofie achter beiden en de huidige expositie die hier op eigenwijze gehoor aan geeft. Aan tafel zitten kunstenaars Bas van den Hurk, Tyrell Kuipers, curator Pernilla Ellens en initiatiefnemer Wall Street Lucas Maassen.
Liza Voetman – In een restaurant, tussen de kunst en tegenover het gemeentehuis. Wat is dit precies voor plek?
Lucas Maassen – Wall Street is bijna twee jaar geleden ontstaan vanuit het idee dat ik samen met Woody Veneman had, om geld te maken in plaats van dingen, als kritiek op de designwereld. Vanuit Fontys Hogeschool voor de Kunsten proberen we de afgelopen vijf jaar kritische projecten op te zetten voor de Dutch Design Week. Geld verdienen is meestal niet het vertrekpunt binnen mijn praktijk. We dachten: ‘Wat als we mee gaan doen? Zijn er mogelijkheden om binnen het kapitalistische systeem alternatieve vormen van geldproductie te vinden, zonder subsidie?’ In diezelfde tijd kregen we deze plek aangeboden van de gemeente Eindhoven. Het is een rare plek: midden in het centrum, gelegen in een heel groot stuk land waar de afgelopen acht jaar niks is gebeurd. De gemeente wilde hier reuring creëren, wij wilden onderzoek doen naar alternatieve waardesystemen en deze op praktische gaan wijze testen.
Liza Voetman – Hoe krijgt dit streven geld te willen maken vorm?
Lucas Maassen – Een restaurant is een plek waar je makkelijk geld uitwisselt en mensen naar binnen haalt, omdat het laagdrempelig is. De eerste workshop die we destijds met studenten van Fontys Hogeschool voor de Kunsten uitvoerden voorafgaand aan de Dutch Design Week, was om zelf duizend euro te verdienen. Studenten gingen dingen verkopen, maar ook bedelen. Het manifest van Wall Street gaat niet uit van kopen, maar van vinden en krijgen.
Bas van den Hurk – Het doet me denken aan de Verblist van Richard Serra, waarin hij zijn werk uitlegt. To roll, to cast. Die werkwoorden bieden een richting. Voor Serra gaat dat over hoe je werk maakt, hier gaat het over de omgang tot en met de kunst.
Lucas Maassen – We zijn praktische experimenten blijven doen naar waarde, bijvoorbeeld met uitgeprocedeerde vluchtelingen, rijke Mexicanen en mensen uit Thailand. Vluchtelingen mogen hier niks verdienen. We hebben bij Wall Street een constructie bedacht waarmee dit wel kon. Op een gegeven moment kwamen we Mexicanen tegen, expats die werken bij de TU of ASML, die graag echte burrito’s wilden eten. Daar heb je speciale tortillaflapjes voor nodig die je hier niet kunt kopen. Zij hebben een machine gekocht, een fabriekspand gehuurd, geleerd hoe het moest en zijn een Mexicaans restaurant begonnen; een vorm van culturele waarde. Mexicanen zijn intelligent en redden zichzelf, maar voor vluchtelingen is het een heel ander verhaal. Ze kwamen uit Syrië om te koken en mensen uit de opvang konden komen eten, ze waren heel dankbaar. Op een gegeven moment stond er een man van vijfenzestig uit Syrië, die zei: ‘Ik moet nu naar huis, want ik moet om 20.30 uur binnen zijn.’ Te schraal voor woorden.
LV – Je bent door Lucas als onafhankelijk curator gevraagd om exposities te maken. Gebruik je in het cureren van Wallspace eenzelfde filosofie als Wall Street, gebaseerd op ruilen en vinden?
Pernilla Ellens – Lucas en ik hebben gesprekken gevoerd over waarde. Over wat kapitalistische waarde, gebruikswaarde en wat ruilwaarde is. L’INVENTION DU QUOTIDIEN is de tweede expositie vanuit het principe van ruilen en op een democratische wijze werken. Ik heb Tyrell Kuipers uitgenodigd, zij heeft Bas van den Hurk gevraagd en Guus van der Velden heeft zichzelf opgegeven. Als curator wil ik mogelijkheden en vrijheid creëren voor de kunstenaar en verbindingen creëren tussen het publiek en de maker. Zo was er bij de vorige expositie een concert en is er in de ruimte zelf een bookshop. Ik denk dat door het betrekken van andere culturen en disciplines, je een interessantere programmering maakt.
LV – In het manifest wordt er gesproken over het terugwinnen van de stad. Hoe speelt deze fysieke locatie een rol in de inhoud die je als kunstinitiatief wilt zijn?
PE – De plek laat je nadenken over de rol van beeldende kunst in de stad. Hier achter ligt Stratum, hiernaast is een pinautomaat aanwezig. Er lopen veel mensen voorbij, er is bijna geen betere mogelijkheid om kunst naar de mens toe te brengen. In Eindhoven is er geen galeriecircuit. Het heeft een handjevol kunstinstellingen, waaronder veel amateurkunst. Deze plek vult een belangrijke leegte zonder commercieel doel. We zijn geen galerie, maar een projectruimte.
LV – Hoe kijken jullie naar het ontstaansproces van deze expositie en het eindresultaat zelf?
Tyrell Kuipers – Toen we hier voor het eerst kwamen zagen we een pers. We dachten: ‘Hier gaan we maken.’ Omdat de buitenruimte sterk aanwezig is, moet je daar iets vanuit de binnenruimte mee. We hebben met zijn drieën een geheelinstallatie gemaakt zonder plattegrond. Het is niet duidelijk wat van wie is, het werk gaat in elkaar op. Het idee voor mijn werk had ik al. Ik had de werken al op papier gemaakt en wilde weten hoe het eruit zou gaan zien als ik er meer zou maken en al die kleuren naast elkaar zou zien. Ik wil het werk niet per se als muurschildering benaderen, het ontstond vanuit een gebrek aan geld en panelen. Heel spannend, omdat het iets terug gaat zeggen over je werk en het ook een soort imitatie van iets is. In deze context van een etalage, kan het werk ook decoratief worden. Er gingen veel labels aanhangen die ik normaal niet bij mijn eigen werk zou plakken. Maar experiment werkt hier goed, juist omdat het werk én de plek tijdelijk zijn.
BvdH – In ons eerste gesprek met Pernilla werd duidelijk dat het situationisme heel belangrijk is hier: het idee van wat een plek in een stad is en de omkering van principes die daar gelden. Je zit hier aan het stadshuis, de beweging naar de pinautomaat, het Van Abbemuseum om de hoek. Dat is een gegeven situatie. Hoe kun je dat omkeren, daar beweging in krijgen? Vanuit die situatie, van buitenaf, hebben we een etalagesetting gemaakt. Hoe is die verhouding tussen binnen en buiten? Kun je op de grens gaan zitten, het gebied daartussen? Voor mij speelt het idee van etaleren altijd een belangrijke rol in mijn werk, maar vaak moet ik dat oproepen in een White Cube. Nu is het een gegeven context en moest ik er op een bepaalde manier juist vanaf bewegen.
LV – De bezoeker is als een etalagepop, onderdeel van de installatie?
BvdH: Met de opening hebben we een touwtje gespannen. Er mochten telkens maar vijf mensen tegelijkertijd naar binnen. Buiten was er plek gemaakt om naar ze te kijken. Zoals in het minimalisme belangrijk was: ik sta hier naar iets te kijken, ik kijk hier naar iets, wat ooit was bedoeld voor de White Cube, terwijl je je hier bevindt in een shopping area en naar bierblikjes kijkt. Je kunt je afvragen of je naar een blikje kijkt, of naar kunst. Als je drinkt, is het dan geen kunst? En als je het weer ergens neerzet, dan misschien weer wel? Dáár ligt een boek, maar het ligt op de grond. Kan ik het pakken, of is het een sculptuur? De titel van de expositie verwijst naar het boek van Michel de Certeau, vertaald als The Practice of Everyday Life, en als inspiratie hebben we daaruit het hoofdstuk Walking in the City gebruikt. Dit gaat over een perspectiefwissel. Certeau beschrijft het moment dat hij in New York op de Twin Towers staat en de stad van bovenaf ziet. Als een beschouwer lees je de structuur, je leest de wijken. Maar als je afdaalt, dan krijg je die wisseling. Je kunt niet meer naar het overzicht, je moet je dan als een bricoleur tussen de losse elementen in de moderne stad bewegen en kijken hoe je je daartoe verhoudt.
PE – Ik denk dat dat de sterkste momenten zijn. Als bezoekers naar de bookshop lopen en een schilderij zien, een plant en neonlicht, en zich bedenken of ze in een winkel staan, maar tegelijkertijd een kunstwerk zien. ‘En nu sta ik voor bierblikken. Maar in Wall Street kan ik ook bier drinken?’ Dat zijn archetypische elementen van deze ruimte. Eigenlijk zit de kern in de performances rondom de blikjes tijdens de opening –
TK – We hebben het daarmee uit handen gegeven, wat je altijd doet als je een werk neerzet of ophangt, maar hier was het letterlijker. En dat werkte bevorderlijk voor de interactie tussen het publiek en het werk!
L’INVENTION DU QUOTIDIEN is nog te zien tot en met 22 februari 2019 bij Wallspace, Stadhuisplein 6 in Eindhoven.
Donderdag en vrijdag van 16-23 uur* of op afspraak (via wallspaceeindhoven@gmail.com of 06 43898852)
*afgestemd op Wall Street, bezoekers van het restaurant kunnen tijdens hun bezoek aan het toilet een spontaan rondje door de tentoonstelling maken