Syriëgangers in 1932
Het Fotomuseum haalt flink uit met een retrospectief van fotograaf Jan Banning. Moet je gezien hebben, de voornamelijk in portretten gespecialiseerde fotograaf die werkt in series (Troostmeisjes, Bureaucratics, Red Utopia). Ook Geluidsgolven van geluidspionier Dick Raaijmakers mag je niet gemist hebben (zie ons artikel van gisteren).
Maar dan loop je ineens in de kelder van het fotomuseum een expositie binnen over een avontuurlijke fotograaf in de jaren dertig: Alphons Hustinx (1900 – 1972).
Hustinx kon jurist worden maar koos voor een loopbaan als fotograaf en avonturier. De Tweede Wereldoorlog legde hij vast, maar ook een aantal verre reizen. Deze werden gepubliceerd in bladen als de Maasbode en De Telegraaf. Prachtig onderwerp natuurlijk voor een expositie.
Met de Ford door de woestijn
Het fotomuseum focust zich op een van zijn Arabische reizen. Hustinx reisde in 1932 met zijn maat, Theo Regout, van Maastricht naar Afghanistan.
De reis met de A-Ford (opvolger van de T-Ford) zat natuurlijk vol ontberingen. De hoogste snelheid van de A-Ford was 100 km per uur. En dat was dus de hoogste snelheid.
Ze reden vaak door terreinen waar je je nu alleen met Landrover of Jeep zou wagen. Diverse foto’s gaan dan ook over autopech en het vragen naar de juiste weg.
Sommige foto’s zijn prachtig door hun absurdisme, zoals deze foto:
Karkassen van kamelen
De reizigers zochten het ook wel een beetje op. Typische jongvolwassenen op zoek naar het grootst mogelijke avontuur.
“Het terrein is moeilijk in de Syrische woestijn. Kuilen, keien en zandhoopen, die ontweken moeten worden. We lossen elkander om de 150 K.M. aan het stuur af. Om het half uur passeeren we een wit kameel karkas. Het zijn de eenige voorwerpen, waaraan het zoekend oog een houvast heeft, in deze egale uitgestrektheid, zonder iets.”
Soms rijd je als kijker in verbeelding met ze mee op de achterbank – zo goed is uit hun foto’s en teksten voor te stellen hoe de reis was.
“We gooien de ramen weer open, want de hitte binnen is verstikkend, en binden onze zakdoeken voor neus en mond, zetten de stofbrillen op en dan maar vooruit.”
De stijl van de foto’s is mooi. Maar ik mis het echt artistieke talent van bijvoorbeeld Cas Oorthuys – voor mij nog steeds een van meest bijzondere fotografen die ons land heeft voortgebracht.
Hustinx’ foto’s van Nederland na de oorlog bijvoorbeeld ogen redelijk inwisselbaar met wat je al goed kent van andere fotografen. Ja, de foto’s zijn in kleur. Toch is het in aanpak niet veel anders dan andere persfotografie uit die tijd. De foto’s van de Afghanistan-trip steken er bovenuit, omdat je hier te maken hebt met de zeldzaamheidsfactor.
Niet de enige hoofdpersoon
Hustinx is overigens niet de enige hoofdpersoon. Dit is ook een beetje de expositie van filmer Theo Regout. Want de compagnon van Hustinx maakte van de film een reisverslag van ruim 70 minuten, die ook te zien is in het Fotomuseum. Plotsklaps komen de foto’s van Hustinx tot leven!
En dan moeten we Nicolas Bouvier ook niet vergeten, een tip van ondergetekende. Zijn boek De wegen van de wereld is een wonderschoon reisverhaal. Het speelt zich af in dezelfde regio, met dezelfde ontberingen, dezelfde krakkemikkige auto, maar dan twintig jaar later en van een schrijver met aanzienlijk meer literair talent.
“Het gesprek wil niet vlotten. De man is al jaren met pensioen. Hij was ooit hoofd van politie in een klein stadje in het zuiden, hij kent niemand meer op het hoofdbureau… Hij is trouwens alles vergeten. Maar met een potje schaken zouden we hem een groot plezier doen. Hij speelt heel langzaam, dommelt in. Een verloren dag…”
De expositie in het Fotomuseum Den Haag duurt nog tot 9 september. Open van dinsdag tot en met zondag 11.00 – 18.00 uur.