De ideale Poolse schilder
We kennen onze eigen klassiekers amper, laat staan de klassiekers uit andere landen. Een goed voorbeeld is de Poolse kunstenaar Wojciech Weiss.
Het Gemeentemuseum heeft veel ruimte uitgetrokken voor dit retrospectief, het eerste buiten Polen. En terecht. Zijn werken zijn prachtig.
Waarom is hij zo onbekend, waarom kennen wij deze Poolse topschilder niet? Kwaliteiten genoeg. Als schilderkunst in ons tijdperk nog steeds zo populair was onder kunstenaars, had Weiss’ werk een masterclass kunnen zijn.
Daar zijn allerlei redenen voor. Zo heeft de kunstgeschiedenis de neiging alles gemakkelijk op modieuze hoopjes te willen gooien. Als je dan uitblinkt in een periferie, zal je niet snel opgemerkt worden. En mogelijk heeft het ijzeren gordijn ook in de weg gehangen om deze periode te kunnen ‘zien’.
Krakau
En Polen is natuurlijk een kunstzinnige uithoek. Rond 1900 kon je overal vertoeven als kunstenaar (Londen, Brussel, Parijs, Berlijn) maar toch zeker niet in Polen… (Om precies te zijn viel Galicië onder Oostenrijk; Polen was toen nog een opgedeelde staat.) Welke nouvelle vague pikt je dan op?
Zo erg was het allemaal niet. Want Weiss kwam uit Krakau – daar bloeiden de kunsten meer dan elders in Polen. Bovendien kwamen Poolse talenten terug uit het buitenland met nieuwe schilderstijlen. ‘Uit het westen kwam een heldere kunst, vrolijk, het dagelijks leven van de burgerij,’ schreef hij in zijn memoires.
En dat niet alleen – Weiss bestudeerde andere kunsten grondig, zoals de Japanse kunst, waar hij veel technische knowhow uit heeft overgenomen, en muziek, die hij in zijn schilderkunst probeerde te verwerken. Hij was de belichaming van hoe de Poolse schilderkunst een evenwicht probeerde te krijgen tussen tradities en nieuwe invloeden. Klassieke, serieuze portretten wisselde hij af met experimenteel werk.
Schildertalent
Zijn talent werd al vroeg herkend. Hij was niet alleen goed in landschappen, maar ook in portretten (misschien nog wel beter). Hij was een beetje de ideale Poolse schilder.
Oude man (1896) is zo’n werk dat je niet snel loslaat. De oude kerel, hangende armen, kromme tenen, lijkt ook niet meer te weten waar hij op zit te wachten. Dit is nou ouderdom, naakt en confronterend.
Melancholicus / Dodenmis (1898) is een ander voorbeeld van een doek dat me meteen aanspreekt. De man kijkt met een blik op nergens, een bloemetje in zijn revers. Wat er in zijn hoofd omgaat, valt te raden, en dat is wat je als kijker ook gaat doen.
Ook mooi vakwerk is de student in het gelijknamige werk (1897). Handen gevouwen, peinzend. Dat gezicht is knap geschilderd.
Parijs en Wenen
Rond de eeuwwisseling verbleef hij een tijd in Parijs. Hij zoog de kunstzinnige energie van de stad in zich op maar had moeite om zich staande te houden. Op de Poolse kunstacademie won hij medailles en hier werd hij door Poolse emigrés ouderwets gevonden.
Hoe kun je met kleuren beweging uitdrukken? Het onderwerp fascineerde hem al lang. Dat thema werkte hij uit in deze periode. Zoals in De Dans, Obsessie (beide 1899) en Cancan in Moulin Rouge (1900), interessante onderzoeken naar kleur en beweging.
In Wenen kwam hij ook vaak. Hij werd in 1906 lid van de Wiener Secession en exposeerde er regelmatig. Maar niet alleen daar. Ruim tachtig jaar geleden, in 1929, was er ook al werk van hem te zien in de Pulchri Studio.
Fotografie en kleur
Terug in Polen ontwikkelde hij zijn stijl. Het was niet meer in een hokje te duwen. Zowel onschuldig als ongemakkelijk. Zowel huiselijkheid (‘íntimisme’) als natuur. En werd gezien als meester op het gebied van naakten.
Als wel meer kunstenaars maakte Weiss als amateurfotograaf geregeld eerst foto’s van locaties. Later liet hij zijn fantasie gaan in kleuren. Zandbank (1902) is een mooi voorbeeld. Glinsteringen in wit, rood, paars, geel, oranje – eigenlijk alle kleuren die je niet in het water treft.
Stralende zonsondergang (1900) is ook een verrassend werk, waarbij het stralende licht je zo fel tegemoet schijnt dat je de drang voelt om je zonnebril te pakken.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Weiss rector aan de Krakause kunstacademie. Voor het eerst mogen er ook vrouwen studeren. Zijn lessen waren altijd goed gevuld en hij werd zeer gewaardeerd als rector. Hij werd zoals je dat noemt een man van aanzien, had een mooi huis in Krakau en een mooi buitenhuis en reisde regelmatig naar familie in Nice.
Mysterie
Weiss’ stijl blijkt in deze expositie lastig in hokjes te duwen. Hij zat soms dicht tegen het magisch-realisme en surrealisme aan. Je kijkt naar de prachtige, realistische portretten en dan ineens word je verbaasd door een mooi merkwaardig doek als Dans van een faun met een meisje (1899) of Klaprozen. Binnen zijn stijl lijkt het allemaal te passen.
Klaprozen heeft iets griezeligs, temeer alles ietwat onscherp lijkt. De fotostudies die hij maakte, tonen dat de jongetjes er werkelijk zo bijstonden.
Crisis
Crisis (1934) is een laat werk, maar verbluffend mooi, een subtiele verbeelding van een schilder die niet weet of zijn creativiteit nog nut heeft.
Hij kreeg ook wel gelijk want na de oorlog werden hij en zijn ‘volgelingen’ weggewerkt in een soort coup op de Krakause kunstacademie. Het is voorspelbaar wat de nieuwe communistische garde er wilde bereiken. Heel wat anders in elk geval dan deze quote van Weiss: ‘Een schilderij moet zeggen: kijk, zo heb ik lief. Het genot van schilderen is het genot van verwezenlijking van de liefde.’
Een voortreffellijke expositie – met handige toelichting in de vorm van tijdsbalken. Een buitenkans om eens een zeldzaam schildertalent te beschouwen, uit een land dat niet vaak aandacht krijgt. De expositie is alleen nog deze week te zien, tot 12 juni.
Bron: Wojciech Weiss 1875 – 1950 ‘De trots van Polen’