De gender-neutrale video in de Garage
In de Garage worden onder de titel NORA drie video’s en twee werken getoond die ingaan op de gender problematiek en het probleem van de maatschappelijke acceptatie van identiteit.
De identiteit is niet langer meer het product van werk-maatschappelijke positie, geslachtelijk kenmerk en allerlei andere omstandigheden die gegeven zijn maar is product van actieve toe-eigening. Een in bezit name als gevolg van steeds toenemende individualisering maar ook als drijfveer voor die steeds toenemende individualisering.
Het maakproces is hier leidend. Het creatieve dat door Sloterdijk in zijn boek Nach Gott, de hoogste vorm van moderniteit noemt, de mens die alles wil ontwerpen en zo zijn omgeving wil beheersen, is ook in deze expo’s leidend. Maar dit is juist voor Irrigaray een sterk mannelijk idioom. Het beheersen betekent een uitsluiten. Het onbekende wordt weggewerkt als onwerkbaar materiaal. Wat blijft is wat beheersbaar is, tenzij je het werk van Geo Wyeth in Tent/Witte de With neemt, dat een flinke dosis onbeheersbaarheid en dus een zekere mate van chaos in zich heeft.
De kunst lijkt wel nog te verwijzen naar een bestaan van het onbekende maar dan als mogelijk grond, basis, voor al het bekende en de mogelijkheid het onbekende te maken tot het bekende om het te kunnen manipuleren of vormen. Het onbekende is dan bewust als achtergrond gebruikt en bewust als niet te kennen ingezet. We zien bijvoorbeeld ook hoe de natuur een dergelijke rol heeft. De natuur als dat wat we niet kunnen kennen, als het veld van mogelijkheden waaruit we de vrijheid hebben te nemen wat en hoe we dat denken nodig te hebben. We zien dat ook terug in de tekst die in de Garage wordt uitgesproken bij de video die het meest aanwezig is. (Omdat het geluid hiervan niet op een koptelefoon te horen is en omdat de projectie, op een centrale plek, het grootst is). Het gaat om een video van Pauline Boudry & Renate Lorenz die in Berlijn wonen en werken.
Hier wordt gesproken van een oorlog waar mensen die hun identiteit volledig ontwerpen – gezien hun uiterlijk – dit niet kunnen omdat dan de identiteit onacceptabel wordt. Het lijkt bij deze video zelfs overduidelijk niet te gaan over een strijd waarbij de gender onduidelijkheid voortkomt uit een seksuele voorkeur, maar dat de voorkeur voortkomt uit een volledig vrij gebruik van mannelijke en vrouwelijke attributen en kleding die vrij door elkaar gebruikt worden. De ontwerpen zijn weliswaar nog steeds tot stand gebracht door wat er gewoon te koop is. Maar hier worden ze door elkaar gemixt en dus niet gebruikt waarvoor en bij die persoon voor wie ze bedoeld waren. De identiteit is hier ambigue alleen omdat vrouwensieraden door mannen worden gedragen en mannenkleding door vrouwen. We zien in deze video geen handeling maar krijgen wel veel tekst voorgedragen. De identiteit is het gevolg van vooral uiterlijk en verbale presentatie. The medium is the message. En door deze voor ‘normale’ mensen onacceptabele representatie van identiteit kan in de video gesproken worden van de noodzaak van een vrije ruimte. Het aloude revolutionaire dat de moderne kunst lijkt te moeten beheersen, heeft hier weer een nieuw (letterlijk) oorlogsfront gevonden.
In de zwart wit video van Luiz Roque die woont en werkt in Sao Paulo, zien we een dergelijke strijd verbeeld rondom drie mannelijke motorrijders die een kunstwerk lijken te begeleiden maar die zich ontpoppen als mannen in lange gewaden en in de vrije natuur met elkaar een dans opvoeren. Dat het hier om een reeks bijna cliché achtige beeldmiddelen gaat – mannen in lange gewaden in de ‘natuur’ tegenover de in leer gehulde motorrijders – is vooral een strijd van tegengestelden. Man-vrouw als tegenpolen in een politieke opstelling en niet man-vrouw als complementaire eenheden. Juist het vasthouden aan het beeld van de strijd tegenover elkaar is een mannelijke spreekwijze. Hierin is het vrouwelijk altijd dat wat zich aanpast, wat zich voegt. Het is daarom dat in de eerste video het vrouwelijk ook bestaat het sieraden of een roze onesie pak. Beelden van aanpasbaarheid. Terwijl het mannelijke in beide video’s bestaat uit de stugge lederen kleding en het sieraad de motor, dat van kracht en onverzettelijkheid getuigt. De natuur is GAIA, de moeder. De basis van het vrouwelijke.
De boodschap is in hard licht, de video, verpakt en is mannelijk van toon door haar strijdbaarheid en haar contrastwerking.
Aan de ene kant worden hier beelden getoond die de gender bepaling willen ontwijken en aan de andere kant worden gender clichés ingezet om gender te tonen. Bij ieder van de hier getoonde werken rijzen steeds deze vraagtekens. Zo is het meegevoerde kunstwerk van Rogue een bekend Braziliaans kunstwerk dat als monument in de openbare ruimte staat. Dit verwijst naar de rol van het culturele en maatschappelijke als eenheid. Maar tegelijkertijd wordt er hier voorbijgegaan aan de wijze waarop het kunstwerk als monument een rol speelt in de wijze waarop de geschiedenis de tijd, van belang is voor het vormen van een begrip van het zelf, de identiteit. De tijd als voorbije tijd die verwijst naar een identiteit die gevormd wordt uit het transporteren van het verleden naar het heden. (Zie ondermeer Paul Ricoeur over de narratieve identiteit.)
De identiteit als opgave, of dit nu onder het juk van de discriminatie of onder het juk van de gender onbepaaldheid plaatsvindt, wordt niet in twijfel getrokken maar gezien als een op te eisen recht. Een mens is geen mens als er geen vormgegeven identiteit aan vast zit, als die identiteit niet vrij bepaald mag worden in plaats van bijvoorbeeld door een biologisch toeval zoals door geslachtelijk kenmerk. Bij mij rijst echter dan wel de vraag of deze voortdurend ‘strijd’ niet vooral een aanpassing is aan een globaal marktconforme liberalisme.
De bio-politiek markt zoekt een afzet voor haar op het DNA gestoelde verhandelbare producten, en de geslachtskenmerken zijn de hierbij meest duidelijk kenmerken die door een DNA ingreep gecontroleerd lijken te kunnen worden. Ja, onder de gerechtvaardigde strijd van de gelijkheid voor iedereen schuilt een sterk liberale drijfveer. (Zie M. Foucault.) Een drijfveer die zich in de markteconomie vertaald tot het in beslag nemen van de openbare ruimte, om hierin te komen tot een gebruik van middelen, zoals facebook de audiovisuele middelen promoot die nodig zijn om op deze marktplaats te kunnen deelnemen, die te koop zijn en waarmee de eigen identiteit samengesteld en getoetst kan worden. Onder de noemer van het beheersen van de identiteit gaat een koopgedrag van leer, sieraden en smartphones schuil die ons dwingt en beheerst en die volstrekt mannelijk mag worden genoemd. En zoals de identiteit een gevolg is van toenemende individualisering die gestuwd wordt door voortdurende emancipatie, zo stijgt de afstand tot alles doordat we, zoals bij de smartphone, steeds verder in de cocon van het sociale media gebeuren verzonken zijn. We vereenzamen omdat we zo nodig marktconform sociaal zijn. En alle kunstwerken zijn daarom van een ‘boodschap’ voorzien. De boodschap is het medium geworden. Een werk affecteert slechts nog door dit medium maar kan niet langer meer een direct contact leggen met de kijker. De kijker en de kunstenaar zijn gescheiden door de boodschap die in het midden is komen te staan. We voelen elkaar niet langer meer aan, we luisteren en zien ons echter des te meer.
Maar is kunst niet juist meer dan dit? Is het oordeel niet een beetje al te kort door de bocht? Juist bij de Garage vind je in de tekst dat er poëtisch taalgebruik wordt ingezet. De boodschap is dus niet zo simpel en eenduidig maar meer open. De kijker moet interpreteren, verwerken, reageren. En ja dit is ook de kracht van kunst. Maar wel van kunst die al uitgaat van het afstand houden dat alleen tussen individuen, tussen identiteiten plaatsvindt. De boodschap, hoe open ook is nog altijd het medium. De afstand die verdwijnt bij het invoelen, het vertrouwen, het steunen op anderen wordt hier vergeten. De strijd veroorzaakt dit. Al door het contrast tussen de geslachten als tegenstelling, is een verkleinen van de afstand zo goed als onmogelijk. Zo is de uitleg bij de twee beeldende werken die bij de ingang te zien zijn, al direct een voorbeeld van een dergelijk afstand. De overduidelijke referenties berichten nadrukkelijk van een gemeenschap, waarvan niet precies duidelijk is waaruit die bestaat omdat er juist zoveel verschillen onder een paraplu worden samengepakt: De LHBTQ+ gemeenschap. Een identiteit die zelf al weer naar een groots gemene deler zoekt en zo weer zelf buitensluit door haar streven naar emancipatie, die grootste gemene deler.
Je kan je natuurlijk afvragen of het gegeven van een zo correct engagement als van de gender strijd en de strijd tegen discriminatie een dergelijk wantrouwen terecht is. We moeten het toch eigenlijk allemaal eens zijn dat er een maatschappelijke ongelijkheid bestaat die niet mag blijven bestaan. Dat is juist de ongelijkheid die voor de betrokkene altijd pijnlijk is. Maar het is de vraag, in het licht van een mogelijk alternatief, of we door de strijd te kiezen ons juist conformeren aan de heersende taal. Wie sluiten we hierna uit? De niet-genetisch behandelden? De armen die nu al steeds meer en in steeds grotere getalen buiten de boot vallen? Is de strijd niet het basis kenmerk van de markteconomie waarbij de ene een betere marktpositie wil verwerven ten koste van de ander? Ik wijs alleen al op het werk van Felix Guatteri die dit in het boekje De Drie Ecologieën waarin het vormen van identiteit met het kapitalisme is verbonden, uitwerkt.
Wordt vervolgd