West en ‘Arts in Society’ delen uit: Aanraken a.u.b.

West en ‘Arts in Society’ delen uit: Aanraken a.u.b.

In de museumweek wordt er een gratis boekje uitgedeeld dat het doel heeft om het denken over kunst te promoten. Of beter nog, zoals het boekje het zelf formuleert, ‘het denken vanuit de kunst’. Nu vindt dit denken plaats in de maand van de filosofie. Een maand waarin er ook al veel gedacht wordt en misschien mogen we hier nog een perspectief toevoegen aan deze kunst van het denken; het denken van kunst. Dit is namelijk precies wat er aan de hand lijkt te zijn. In het boekwerkje Aanraken a.u.b. – Please Touch’  wordt aan de hand van het werk van de Duitse filosoof Christoph Menke (bekend van o.a. “die Kraft der Kunst”) nagedacht over wat een kunstwerk is, of zou kunnen zijn en welke rol ze eigenlijk weer zou moeten krijgen. Het kunstwerk zelf is hier een open object. De werking ervan, de kracht, is wat het kunstwerk tot kunst verheft. Al het andere wordt, in deze tekst, naar de zijlijn verwezen. Kunst wordt dus kunst door het denkwerk over wat kunst zou moeten zijn.

West en ‘Arts in Society’ delen uit: Aanraken a.u.b.
Christoph Menke

Het boekje van Christiaan Weijts is een persoonlijk werkje. Waarbij in de ik-vorm —in Nederland een veelvuldig toegepaste stijlvorm als iets ingewikkelds moet worden uitgelegd— een verkenning plaats vindt van hoe kunst ervaren wordt. Maar ook hoe kunst, bijvoorbeeld een schilderij van Van Gogh, tot stand komt. Daarnaast worden allerlei opmerkingen gemaakt over de rol van kunst, met name als ze ‘verkeerd’ wordt gezien. Opmerkelijk is dat in het boekje de persoonlijke ervaringen van de kunstdief (die het schilderij van Van Gogh stal) wordt geplaatst naast de impressie van de auteur.

West en ‘Arts in Society’ delen uit: Aanraken a.u.b.
Christiaan Weijts

Basis van al deze impressies van kunst is een reeks stellingen van Menke, die de hoofdstukken zijn van zijn boek, aanvult met interviewfragmenten die gelijkmatig over de tekst zijn verdeeld. De hoofdstukken worden gemarkeerd door in wit geschreven stellingen op zwarte pagina’s.

Nu is dit eigenlijk slechts alles wat ik kan zeggen over de vormgeving van het boekje omdat ik het op voorhand in pdf-formaat mocht ontvangen. Ik heb het gedrukte exemplaar niet gezien. Op een site dat zich bezighoudt met de zichtbare uiting van kunst of het beeld is dit natuurlijk lastig. Hoe om te gaan met een boekje dat ik alleen als digitaal bestand ken? Ik zou me kunnen richten op de vorm van de hoofdtekst. Dat heeft een kalligrafisch uiterlijk. Maar dat is een wat vreemde manier om met een tekst om te gaan. Tegelijkertijd is dat natuurlijk ook wat er met een tekst over kunst aan de hand is. Dat geldt ook voor de stukjes van ondergetekende. Je bespreekt iets en hoe minder concreet het is, de Kunst, hoe moeilijker het is om dat wat besproken wordt te zien. De lezer moet het zich allemaal gaan voorstellen. Nu is dit een van de deugden dat het essay aanprijst. Het cultiveren van het verbeeldingsvermogen. En de tekst streeft dit in zekere zin ook na. Voortdurend wordt er geswitcht tussen verschillende verhalen en de vertelstijlen. Zo zeer zelfs dat het me nu en dan moeite kostte om de argumentatie te volgen. En dat is wellicht ook weer de opzet. De tekst is als het ware een tekst over het weten dat buiten de ratio valt. Niet een intuïtief weten maar het ervaren. En een van de vragen is dan ook of dit ervaren aangeleerd moet worden? Kunnen we sensitief worden door verplicht met school naar De Nachtwacht te bekijken? Of is de ervaring het gevolg van de werking van het kunstwerk; haar  kracht?

West en ‘Arts in Society’ delen uit: Aanraken a.u.b.

Nu heb ik persoonlijk moeite met het boven alle dingen uit tillen van één object; het kunstwerk. Wat maakt dat dit wel een kracht heeft en een gewone steen niet? In de romantiek bezat de natuur een grote kracht. Stenen, bergen en wat niet al waren prima in staat om op de gevoelige mens in te werken. Voor de auteur, met Menke in gedachte, is die kracht het gevolg van de hand van de kunstenaar. Het maakproces is wat de kracht levert. Maar is dit niet net zoiets als de hand van God? De hand die bijvoorbeeld ook de economie steeds moet bijsturen? Heeft de kunst ook zo’n hand?

Ik ken het werk van Menke niet en ik kan niet invullen hoe hij dit ziet. De tekst leidt wel tot een soort van transcendentale werking van kracht. Er wordt gerefereerd aan zowel Socrates als Immanuel Kant. De eerste kennen we als voorstander van de ideeënwereld. De tweede als degene die al het kennen terug heeft gebracht naar het denken. En in een dergelijk gezelschap is een buiten het denken aanwezige entiteit of een geestelijke, spookachtige aanwezigheid of kracht, wel te verwachten.

Het is echter te eenvoudig als we de tekst slechts daarop willen beoordelen. Daarvoor is de inzet te serieus. Maar inhoudelijk moeten we ons wel voorhouden dat de valkuil van het buiten het denken (on)bekende, slechts ongrijpbaarheid zal zijn. Dus komen we toch terug naar de structuur van de tekst. Er wordt hier niet geargumenteerd, zo lijkt het, maar er worden wel standpunten ingenomen. De tekst is vooral geometrisch, ichnografisch, ruimtelijk van opzet. Er wordt gepoogd een ruimte te schetsen door langs de wanden van de ruimte te wandelen en zo een middengebied te bepalen. De waarde van kunst, die bestaat uit het aanpakken, het aanraken, het maken, is een ruimtelijke waarde, waarbij de aanwezigheid niet ergens over de ruimte is verdeeld maar waarbij de ruimte teruggebracht wordt naar een punt. Van het strand waar Van Gogh schilderde, naar het museum waar het werk hangt. Naar Berlijn en Londen voor een interview en een tentoonstelling. Daar waar we niet moeten zijn, wat niet tot de ruimte behoort waarin we willen verkeren is ook hier en daar aangegeven. Zoals het festivalterrein, de sociale- op-te-knappen-wijk of de commerciële kanalen van de verkoop. En zelfs meerdere anonieme galeries. Deze topologie van oorden, waarbij de voorkeursoorden vaak veel kleiner en meer omsloten zijn dan de open plekken waar kunst niet thuis hoort, zijn een aaneenschakeling van randen die samen een landkaart, een plattegrond of een bouwwerk vormen waarbinnen de kunst huist. Een ruimtelijkheid waarin de toeschouwer emotioneel geraakt wordt en geaffecteerd zou kunnen worden en de kunst meer is dan doel, hulpmiddel of amusementsobject. De ruimtes vormen samen een innerlijk, een binnen, een middelpunt met de naam: kracht. Dit doen ze door ruimtes te zijn die allen een zekere voorkeur hebben voor mono-emoties: De stilte van het museum, met een anekdote over een suppoost die dit afdwong. Het stormachtige stukje strand waar gestreden wordt met de wind. De huiskamer of kantoorruimte waar in rust gesproken wordt. Het tactiele oppervlakte van het schilderij van Van Gogh, dat zand bevat. Zelfs het onstuimige moment van een blender met vissen in een galerie blijkt, door de meervoudige reacties die zij oproept, een discutabele performance. Los van het feit dat geblende vissen zelf een chaotische ruimtelijkheid is waarin niet langer meer te onderscheiden is wat vis en wat water. De tot plastic verpakking gereduceerde asielzoeker in een park Tilburg, in een te open setting, is daarentegen wel bijna zo’n mono-belevenis; die van vervreemding. En deze laatste emotie lijkt ook nu de overhand te krijgen omdat die tot nieuwe betekenis of nieuwe gedachten kan leiden.

Het is een omcirkeling met emoties die voorwaardelijk zijn voor een gecontroleerde toestand van tot stand- en betekenis- komen. Het ervaren zelf is nooit het eindproduct maar is de opstap tot betekenis (een activiteit van de geest).

En zo is de tekst ook vormgegeven. De delen zijn gevat in de zwarte randen van de stellingen. Deze zwarte blokken bewaken de tekst, sluiten hem in, bepalen hoe gelezen moet worden zonder dat dit nadrukkelijk in de tekst terug te vinden is. Een spel van kadrering waarbij de tekst voortdurend aan de rand haar zingeving of waarde vindt. De betekenis die in het midden te vinden is is echter niet in woorden te vatten, ook al staan er wel veel woorden. Die moet verschijnen als de lezer zich binnen die ruimte bevindt. Dat is wat de tekst ons vertelt. Een verdubbeling van haar boodschap in vorm en betekenis door haar topologie.

Het is daarom waarschijnlijk ook dat het boekje wordt voorgesteld als ‘over’ of ‘vanuit’ de kunst. Juist de ruimtelijke aanduidingen kunnen al als een aanwijzing worden gezien hoe we het boekje moeten lezen. Ook al lijkt het inhoudelijk vooral te gaan om het (be)denken van kunst. Dit verschil levert echter wel een spanning waar deze onderneming aan is blootgesteld. Een spanning tussen het essay als (kunst)werk en het werk als boodschap, als pleidooi.

Het dan ook de vraag, niet zozeer van mij aan u, maar voor u zelf, in hoeverre dit werk eveneens van kracht is voorzien. In een zorgvuldig verwerkte verpakking is de gewenste reactie die van een aandachtig lezen. De lezer verdiept zich. En ieder voor zich moet zich vragen op welke wijze hij of zij die leeservaring ondergaat. Dus… niet alleen de tekst lezen en inhoudelijk beoordelen. Dat is slechts een kritische blik. Nee de tekst vraagt  tot lezing met een gevoeligheid voor de kracht. En wat dat mag zijn is alleen uit die ervaring op te maken.

———————————————————————————

Het Kunstgeschenk 2018 wordt verspreid via Kröller-Müller Museum, Museum Boijmans Van Beuningen, Gemeentemuseum Den Haag, het Mauritshuis, West en de Rijksuniversiteit Groningen. Het boekje heeft een speciale cover die reageert op aanraking en wordt op elke locatie persoonlijk overhandigd.