In Search of Humanity en goed nieuws

Toen een vriend ‘die niet van kunst houdt’ voorstelde om naar de Kunsthal te gaan, naar de overzichtstentoonstelling In Search of Humanity van Ai Weiwei, vond ik het leuk dat hij ‘over zijn eigen schaduw heen wilde springen’, een uitdrukking die ik tot voor kort nooit hoorde, maar ineens overal lees. Ik vroeg me af of de tentoonstelling Kiss my Soul in Dordrecht niet geschikter voor mij zou zijn. Maar ik zag voor me hoe de kunstenaar Ai Weiwei ervoor zou zorgen dat die vriend voortaan van kunst zou gaan houden, en dat leek me het enige juiste, daarom liet ik de liefde nog even aan me voorbij gaan. 

Op de tentoonstelling was het alsof ik de krant doorbladerde op zoek naar goed nieuws. Een gevoel dat gevoed zal zijn door mijn wat naïeve of misschien zelfs wel elitaire blik op de werkelijkheid. Het was druk in de Kunsthal, ik mocht gratis naar binnen, de vriend betaalde de volle prijs, maar zei niets. We passeerden een tijdbalk op de wand. De tentoonstelling startte mooi, met zwart-wit foto’s waar de kunstenaar opstaat die een oude vaas kapot laat vallen en een vitrine met daarin de  terracotta vaas met het rode Coca Cola logo erop. Toen ik weer naast me keek was ik de vriend trouwens al kwijt.

Ik verheugde me op het werk met de duizend kilo met de hand beschilderde porseleinen zonnebloempitten, die vind ik op een hoopgevende, poëtische manier mooi, ik herinner me beelden van mensen die door de zaden lopen, spelen, lachen en de zaden in hun geopende handen door hun vingers laten glijden. Er zijn foto’s waarop de kunstenaar zijn middelvinger voor de lens houdt naar beroemde monumenten, zoals de Eiffeltoren; Study of Perspective, staat erbij. Het ruikt naar fietsenwinkel, vanwege de in stukken gesneden binnenbanden en brokstukken in een strak veld op de vloer.

In Search of Humanity en goed nieuws

De arm met de opgestoken vinger op de foto ligt in brons gegoten op een sokkel, als een relikwie. Erboven hangt in witte neonletters Fuck. Er hangt een slinger, van, wat ik later lees, kleine rugzakjes als herinnering aan vijfduizend omgekomen kinderen bij een aardbeving. De kunstenaar ontdekte dat de ingestorte schoolgebouwen van inferieure kwaliteit bleken te zijn, iets wat de staat probeerde te verhullen. Een kast met grote glazen potten met terrakleurige stof erin heet Dust to dust, op het bijschrift staat dat de kunstenaar zich afvraagt wat de waarde is van stof van iets dat ooit waardevol is geweest. In een grote glazen bol zie ik een uitvergrote persoon foto’s nemen met zijn telefoon, het blijkt een bezoeker te zijn die achter de berg oranje reddingsvesten, die ik dan pas zie, gehurkt zit. De reddingsvesten zijn van vluchtelingen geweest.

Enkele diorama’s van de kleine ruimte waar de kunstenaar 81 dagen opgesloten zat, zijn te bekijken door op een trapje door een ruitje te kijken. Een opening alsof je door het dak kijkt of door een muur, met de kunstenaar die eet of slaapt, in een kleine ruimte met een bed en een tafeltje, een wc – met dode vlieg – en twee bewakers bij alles wat hij doet vlak naast hem. Ik hoor iemand zeggen: ‘Gelukkig maar dat die bewakers er nog zijn, anders zou hij helemaal alleen zijn.’ Dat lijkt hem veel erger. Alsof het je gezin is waarmee je vrijwillig zit opgesloten. De ruimte is ook op ware grootte nagebouwd, op een schermpje kun je naar bezoekers kijken die naar binnen gaan, ik zie zoenende mensen in zwart-wit die zichzelf fotograferen.

Ik ga naar de eerste verdieping voor het vervolg, maar de vloer is een metalen raster waar je doorheen kunt kijken, dus mijn benen weigeren eroverheen te lopen. In de verte zie ik een toren van gestapeld porselein. Het kost me een paar minuten voor ik me van de reling durf los te maken om weer naar beneden te gaan.

Beneden zoek ik met nog trillende benen het kunstwerk met de zonnebloempitten, ik was eraan voorbij gelopen. De pitten liggen in een strak rechthoekig veld, een grijs tapijt op de grijze vloer, de witte lijn om het vlak valt meer op, daaromheen een laag hekje. Het is duidelijk dat het niet de bedoeling is de pitten aan te raken. Alle speelsheid die ik me herinner is eruit verdwenen, het ligt er doods bij, gewoon als zaden die nooit zullen ontkiemen. Later lees ik dat het stof dat vrijkomt als het porselein wordt stukgelopen de reden is om dat niet meer toe te laten, het stof is slecht voor de luchtwegen. Jammer dat ik er zelfs nooit ook maar aan gedacht heb een pitje mee te nemen. Hier gaat dat niet lukken, een bewaker houdt het publiek in de gaten dat naar de kunstwerken kijkt.

In Search of Humanity en goed nieuws

Het beeld van de diorama’s werkt na, ik voel me onderdeel van een distopisch toekomstbeeld waar we slechts onder strenge bewaking naar kunstwerken mogen kijken, voor hen die echt niet zonder kunnen.

Ik zie de vriend aan komen lopen en vraag of hij een foto van me wil maken bij een beeld. Het verbaast me hoe treffend ik de foto vind, zonder precies te kunnen zeggen waarom.


In Search of Humanity van Ai Weiwei is te zien tot en met 3 maart 2024 in de Kunsthal in Rotterdam.