Het is weer geschenkentijd
Ook dit jaar lees ik het Kunstgeschenk dat door het Instituut voor Kunst en Kritiek samen met de universiteit Groningen tijdens de Museumweek wordt uitgegeven. Dit is de tweede keer dat museumbezoekers een dergelijke gratis uitgave ontvangen. Dit jaar vindt de Museumweek tegelijkertijd plaats met De Maand van de Filosofie waarin er ook een boekwerk verschijnt. Dit allemaal in navolging van de Boekenweek die net voorbij is.
De Maand van de Filosofie heeft als thema: ‘Ik stuntel, dus ik ben’. Tim Fransen neemt hierin het voortouw als schrijver van het essay ‘Het leven als tragikomedie’.
‘Huh? !AHA, Duh. Over de zin van onzin’ is de titel van het Kunstgeschenk dat op verzoek van het Instituut voor Kunst en Kritiek werd geschreven door Emily Kocken. Nu lijkt het of er een verband is tussen deze titel en het gestuntel waar Tim Fransen het over heeft.
Op haar website geeft de schrijfster haar werkwijze weer: “In haar oeuvre meet ze het energetisch residu van persoonlijke geschiedenissen en specifieke locaties. Hiermee schept ze een visueel en emotioneel narratief dat zich aandient als een nieuwe bron. Hierin vervagen de grenzen tussen fictie en non-fictie. Vaak betrekt ze subculturen en kleine communities in het maakproces”.
Het Kunstgeschenk kent drie hoofdstukken die niet samenvallen met de drie hoofdvragen uit het boek: Moet kunst zinvol zijn? Moet kunst waar zijn? Moet kunst mooi zijn?
Het is een complex werkje geworden. De genoemde driedeling en de keuze om Dada als leidend thema te kiezen, levert een vermenging op van drie perspectieven die allen weer sterk vermengd zijn met referenties, genoemd en ongenoemd, met andere werken en met persoonlijke gedachten, overwegingen en afwegingen. Nu is Emily Kocken behoorlijk onderlegd, wat je van iemand die muziek, filosofie, schrijven en film studeerde mag verwachten. Het Kunstgeschenk is dan ook een behoorlijke verzameling geworden.
Dit wordt al duidelijk bij het bekijken van het namenregister dat achter in het boekwerkje is opgenomen. Het boekje telt 139 pagina’s exclusief de 101 voetnoten die op bijna iedere pagina aanwezig zijn. Dat dit laatste mogelijk ook refereert aan een boekje van Robert Smithson JFL: What does ‘why’ mean, waarin tekst en voetnoten op gelijke hoogte zijn gebracht, lijkt me niet onwaarschijnlijk.
Maar laten we het perspectief, zoals beide boekjes ons leren, eens veranderen. Het filosofische essay legt in het eerste deel uit wat het probleem is, om in het laatste deel met een oplossing te komen. Deze bestaat uit het perspectief van het komische. Het Kunstgeschenk probeert ons een antwoord op de vraag over zin en onzin te geven door voortdurend van perspectief te veranderen. Iedere genoemde persoon maar ook elk hoofdstuk, tot en met de fragmenten van het interview met de kunsthistoricus Beat Wyss, gaat gepaard met perspectiefwijzigingen. Zelfs zoveel dat het bij mij langzaamaan wat irritatie opwekte.
Maar waarom al die perspectieven? Het filosofiegeschenk volgt een bekende stramien. Probleem, probleembeschrijving, uitdiepen van onderdelen hiervan, en de oplossing: perspectiefwissel. Maar waarom is de oplossing tegenwoordig altijd een perspectiefverandering? Bij het filosofiegeschenk is het probleem de natuurlijke tekortkomingen van de mens. En om hiermee te leren leven, is een oplossing nodig. Bij het Kunstgeschenk lijkt het allemaal wat ingewikkelder. Het probleem is, hoe aan nieuwe betekenis te komen? Of zoals het in het boekje heet: ‘The new’. Het nieuwe, het scheppende, de creativiteit van kunstenaars. En dit probleem van het nieuwe heeft een mogelijke oplossing: het resonantiesysteem van Rosa. Wie dat is wordt slechts heel kort uit de doeken gedaan. Daarna is het de vraag hoe dit zich tot de vorm van het boekje verhoudt? In alle openheid die het boekje van IKK biedt, zit ook een lineaire ontwikkeling, net zoals in het boekje van Tim Franssen. Het is hier alleen moeilijker terug te vinden omdat de oplossing al in de vorm van het gehele werk is aangebracht. Het resonantieverhaal van Hartmut Rosa baseert zich op het niet langer meer mee kunnen van de mens in de door hem zelf gemaakte en almaar sneller veranderende maatschappij. De oplossing ligt in het verzet, het vertragen om daarmee de werkelijkheid met andere ogen te kunnen zien. Ook door met andere ogen te kijken wordt de wereld verder vertraagd. De kern van het probleem is de betekenis van wat we waarnemen. En precies dit is waar het Kunstgeschenk zich over buigt. Het is allemaal een probleem van de perceptie. Want dat is wat perspectiefverandering betekent. Het veranderen van de perceptie. Al vanaf de eerste pagina vraagt Kocken zich af of betekenis een individueel of meer sociaal aspect is. Zijn we zo op ons denken ingesteld dat ieder probleem slechts een empirisch probleem is? De kritische theorie van de Frankfurter Schuhle bij monde van Mencke, maar ook de fenomenologie, bij monde van de persoonlijke notities van de auteur en Peter Sloterdijk, worden hier tot perspectief teruggebracht. En dit om zoals in het omgekeerde Kurt Schwitters alfabet wordt gezegd, de identiteit van de kunststudent te vormen tot recipiënt van het nieuwe. het belang van de kunstgeschiedenis is dan ook dit belang het perspectief van het verleden. De ontmaskering van de mythes rondom Dada als vorm van waarheidsvinding. Zoals ook Tim Franssen begint met het ontbloten van de waarheid van het leven en de tragiek ervan.
Het interessante van beide werken is juist deze vorm van reductie van de waarheid als perspectief. Sinds Nietzsche zijn we dit relativisme van de waarheid steeds meer gaan gebruiken in postmoderne standpunten, bij maatschappelijke problemen. En dit is gelijk het irritante ervan, want zoals Kocken ook aangeeft, is het nodig bij het recipiëren van een kunstwerk. De problemen ontstaan zomaar (of worden geconstateerd) en moeten ook gelijk weer opgelost worden Of ze zijn niet oplosbaar en worden dan in een Rhizomatische constructie omsingelt en aan het licht gebracht. Maar het constateren van het probleem zelf is al een vorm van nieuw perspectief. Zien we dit niet bij veel hedendaagse kunst voortdurend gebeuren, zeker als die kunst maatschappelijk betrokken is of activistisch? En het irritante hiervan is niet alleen de probleemherkenning, maar ook de gedachte dat er aan een oplossing moet worden gewerkt. Dit is mijns inziens allerminst resoneren, maar een vorm van voortdurende versnelling. Het activeren van de mens tot voortdurende wijziging. Het veronderstelt een eenvoud in de oplossing die de complexiteit van de waarheid ontkent. Zelfs in het complexe werkje van Kocken zien we hoe de oplossing een mogelijk ‘eenvoudige’ is. Het knappe is hier dat de eenvoud zolang mogelijk vermeden wordt. Hier wordt het perspectief van het complexe, de veelvoud, nagestreefd ook al betekent dit dat er nog meer van de lezer wordt gevraagd. De aanvechting om de eerder genoemde voetnoten op te zoeken en na te lezen is hiervan al een voorbeeld.
Een gemis in het verhaal vindt ik het ontbreken van de nihilistische werking die toch een belangrijke component is in het werk van Dada. Ik heb hier al over geschreven in mijn eerdere stukje over Basquiat. Het is met name de werking van het nihilisme die voorkomt uit een overvloed en vanuit de passie. “…Nihilism is the transition from the standpoint of observation to that of ‘passionate’ existence.” Volgens Keiji Nishiitani (in ‘The self-overcoming of nihilism’) is het geen perspectiefwijziging maar een vorm van betrokkenheid. De oplossing is niet het veranderen van de perspectief maar een betrokkenheid die vanzelf, maar niet noodzakelijk, tot het nieuwe leidt.