Animistisch assembleren
Is een tentoonstelling gewoon een verzameling van objecten, al dan niet met een onderliggend thema. Of is het meer dan de som der delen? En zo ja, wat is er dan meer?
Enige tijd geleden vond er een landelijke museumactie plaats waarbij de nieuwste aankopen van musea in beeld werden gebracht. Hiervoor werd in 2017 zelfs een extra editie van Metropolis M uitgebracht. De deelnemende musea berichten daarin over bijzonderheden betreffende hun aankopen. Dit alles wordt begeleid met teksten over het belang van dergelijke expo’s en het belang en de rol van het museum. We zien hoe het belang gesitueerd wordt in de samenwerking van de musea om tot een nationale collectie te komen. In de strijd met het grootkapitaal moet er worden samengewerkt om nog een collectie te kunnen opbouwen.
De tentoonstelling met de titel ‘Eén’, die ik onlangs bezocht bij De Domeinen in Sittard, laat het werk zien dat werd aangekocht vanaf 2012 al dan niet aangevuld met ouder werk om het geheel in perspectief te plaatsen. Dit is wat de tekst bij de tentoonstelling aangeeft. Wat me hierbij vooral interesseert is dat de alle werken vooral als individuele objecten worden getoond en dat er vervolgens vanuit die zienswijze gezocht wordt naar verbanden. Allereerst is het werk dat als object wordt gezien een opmerkelijke contradictie met het begrip groepstentoonstelling. Wat moeten we begrijpen van een dergelijke merkwaardige voorveronderstelling bij een kunstwerk.
We doen dit niet als we een werk zien binnen de ontwikkeling van een kunstenaar. Dan hebben we het vooral over de onderlinge verbanden die de werken hebben. Hier lijkt de grond voor een dergelijke samenhang de kunstenaar zelf te zijn. En in een groepstentoonstelling is er natuurlijk een hele reeks van kunstenaars. We maken wat, in de woorden van Deleuze/Guaterri, een assemblage. Een geheel van werken die daardoor vanzelf een tijdelijke samenhang hebben. maar we vermijden deze samenhang te onderkennen. Behalve als we het ene object als object naast het andere zetten. En daardoor is de spanning die volgt uit deze contradictie nu mijn onderwerp.
De vraag is dus waarom we volhouden aan een dergelijke objectivering die verbanden negeert die door de filosofen Latour, Stengers e.a. wel nadrukkelijk worden gezocht? En ook nu is er weer een curatorentekst die laat zien dat we de verbanden niet eens hoeven te veronderstellen. Nu kunnen we er iedere keer weer op wijzen dat dit onbestaanbaar is. Maar er is dus een duidelijk euvel in de perceptie van kunst. Aan de ene kant is er het unieke karakter van een werk en aan de andere kant het geheel van verbanden en invloeden waaruit het kunstwerk is opgetrokken en waarin het wordt getoond.
Dat het kunstwerk ook in de filosofie wordt gezien als een alternatief op het gangbare of op het maatschappelijk dominante wordt dus gevonden in de autonomie van de kunst die tot stand komt door middel van de kunstenaar. Het is de creativiteit, de persoonlijke kwaliteit van de kunstenaar die de waarde van het object van zijn creatie uitmaakt. Maar de woordkeuze geeft het al aan. De territorialiserende werking van de assemblage van deze en andere expo’s lijkt erin gelegen dat er een relatie is tussen de waarde van een werk en zijn uniekheid. En in beide gevallen wordt er een reductie van de werking van het kunstwerk bewerkstelligd.
Van zowel de werking van het werk tot zijn ‘waarde’ en de uniekheid én de bijzondere en persoonlijke creativiteit. Dat die waarde dan ook nog vaak gereduceerd wordt tot een geldelijke waarde, zien we nu terug in de gigantische sommen die op veilingen voor een kunstwerk worden betaald. Dit legt natuurlijk een enorme druk op de kunstenaar. Hij moet zodanig onderscheidend zijn, als persoon en als producent van creativiteit, dat er aan zijn werken ‘waarde’ kan worden toegekend. Maar dat niet alleen, het schept ook automatisch een afstand tussen de kunstenaar en zijn werk en de toeschouwer. Indien er slechts waarde kan worden gezien, wat voorlopig ook die waarde moge zijn, dan wordt de waarde dat wat de toeschouwer waarneemt. Hij is dan niet actief betrokken bij het kunstwerk maar slechts waarnemer.
Nu is dit allemaal niet zo nieuw en blijft de vraag waarom dit mechanisme voortdurend in stand wordt gehouden? Het antwoord zal zeker niet simpel zijn maar een mogelijk deel van het antwoord is dat dit natuurlijk komt omdat de kunst een volwaardige bedrijfstak van onze algehele economie vormt. Ondanks de politieke roep dat het hier zou gaan om linkse hobby s is kunst ook vooral een economisch bedrijfstak. En dit maakt het de vraag, om met Deleuze te spreken, of deterritorialisering nog wel mogelijk is. En zeker als de kunst in een museum belandt. Sloterdijk noemde het museum al het archief en laatste rustplaats van kunstwerken.
Nu kunnen we ons hierbij enkele vragen stellen, zoals de vraag waarom het zo belangrijk is dat het ons de weg naar een alternatief wijst? Dat de filosofie, in navolging van de kritische Frankfurter Schule en als gevolg van een wereldoorlog zocht naar een alternatief is wel duidelijk maar is dat nog actueel? En is dit voor de kunst nog actueel? Is ook de kunst niet steeds meer conformistisch geworden dan we op het oog wel veronderstellen? Maar waaraan conformeert ze zich terwijl ze juist, zoals in de sociale geëngageerdheid van het werk van Dominique Himmelbach de Vries of Jota Castro, de YesMen of Joseph Semah in de domeinen, lijkt te ijveren voor een alternatief?
Of mogen we hier veronderstellen dat het juist het conformisme is van de kunst dat ze zich beeldend lijkt in te zetten, wetende dat het beeld in de overvloed aan kunst nooit die impact zal hebben die het lijkt te beloven? Het lijkt bijna bon ton geworden om gecommitteerd te zijn aan een onrecht of ongelijkheid. De toon is een morele, Een,,zo je wil, politieke correctheid. Dit klinkt erger dan bedoeld. We zijn met z’n allen deelnemer aan morele correctheid. De nu woedende zwarte pieten discussie is hiervan het levende bewijs. Niet zozeer welk standpunt gelijk heeft maar vooral de verplichting dat er een standpunt ingenomen moet worden. En de standpunten zijn dan al snel moreel van aard.
Ook bij deze tentoonstelling zijn er voorbeelden te over van het innemen van dergelijke morele standpunten. Het is nu de gebruikelijke manier. Het is juist het standpunt dat veelal over het hoofd wordt gezien dat de kunstenaar lijkt te onderscheiden van de meer generale maatschappelijke discussie. Maar zoals we de maatschappelijke discussies zien, is het overbrengen van de boodschap het sterkst als dat gebeurt door middel van een morele inhoud. En dan zien we zowel de reden als het gevolg van het objectiveren van de kunst. Als object is haar uniekheid gegarandeerd door de zo sterk mogelijke boodschap en door deze boodschap wordt de afstand die die boodschap moet overbruggen als maar groter. Het gat object-toeschouwer, de zender-ontvanger dichotomie wordt in stand gehouden door een spiraal van objectivering en de boodschap om de toeschouwer te kunnen bereiken.
We zouden daarom het assemblagebegrip van Deleuze beter kunnen toepassen op het zien van de assemblage waarin we zelf aanwezig zijn in plaats van de assemblage vanaf de buitenzijde te beoordelen. Het territorialiseren van een expo vindt plaats als we ons in de expo begeven. Het paard van de Bruykere is , als het hoogte punt van de expo, tevens een appel aan de toeschouwer. Niet een morele boodschap maar een esthetische. Er zijn meerdere werken aanwezig met wat in Metropolis M, een animistische uitstraling wordt genoemd. Bijvoorbeeld de werken van Ricardo Brey of José Bedia. Werken met elementen uit de natuur en van gevonden voorwerpen. En je zou dit binnen deze tentoonstelling een tweede thema, naast het sociaal engagement, kunnen noemen. Het is kenmerkend, zoals hierboven beschreven is, dat ook dan door Metropolis M deze animistische inslag wordt terugverwezen tot de persoonlijke wereld van de kunstenaar. Juist het animisme verwijst naar een verbinding van het niet-wetenschappelijke met het menselijke. Waar de werken van het sociaal engagement als snel een, in de zin van Heidegger, technische waarheid hebben. een zekerheid van oorzaak en gevolg, is dat bij het animisme juist niet aanwezig. We moeten ons dus niet laten verleiden tot het objectiveren van een werk maar het zien in haar verbanden en haar assemblage om toch tot een deterretorialisering, die ons uit het technisch/economische kan tillen te komen. Dit kan alleen door in de expo deel uit te maken van de assemblage. Door jezelf over te geven aan het niet rationele. Maar ik geef toe dat het te midden van de activistische werken erg moeilijk is en zeker als zelfs de animistische werken puur als losse objecten, op gepaste afstand van elkaar, getoond worden.
Eén, recente aanwinsten voor de collectie hedendaagse kunst is nog te zien tot en met 2 december 2018 bij De Domeinen in Sittard.