https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html

https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html
Pauline Curnier Jardin (2014)

Een weblink is misschien een wat vreemde aanzet voor een artikel over een tentoonstelling. Maar omdat de tentoonstelling zo nadrukkelijk verwijst naar een titel van het boek Facing Gaia van Bruno Latour, dat ook in deze Tegenlicht aflevering voorkomt, leek me dit een zinvol begin.

Bij De Garage loopt de tentoonstelling, Gaia in the Anthropocene. Het boek van Bruno Latour heb ik net uit. En de Tegenlicht aflevering zat nog in mijn achterhoofd. Hoe kan het zomaar bij elkaar komen?

Maar de vraag is: komt het wel allemaal bij elkaar? En hoe kun je een boek, tekst of taal samenbrengen met beeldende kunst en videokunst? Voor kunstenaars lijkt het vaak zo vanzelfsprekend. Poëzie en teksten worden veelvuldig gebruikt of als referentie ingezet, maar als je het vanuit de kant van de tekst benaderd is het minder vanzelfsprekend. En het is ook nog maar de vraag of het, omdat een kunstenaar het nu eenmaal doet, wel zo vanzelfsprekend is wanneer tekst en beeld door elkaar gaan lopen.

Nu kunnen we dit op twee manieren (of misschien op een oneindig aantal manieren) benaderen. Ofwel inhoudelijk. En dan wordt de tekst vergeleken met de ‘inhoud’ van het kunstwerk. Of we kijken we naar de effecten. Wat brengt een tekst op? En wat brengt het kunstwerk of de gehele expo ons op? In beide gevallen brengen we een tussengebied aan waarin het mogelijk wordt de kunst en de tekst onder eenzelfde noemer te brengen en deze te vergelijken. Deze noemer kan ook van economische aard zijn. Wat kost het boek en wat kost het kunstwerk? Of wanneer het materiaal de noemer is: het boek is van papier gemaakt en het kunstwerk is digitaal of gemaakt van steen of van palmbladeren.

Nu zien we dat veel kunstwerken -en ook dit kunstwerk- zich aanbiedt met een grote hoeveelheid van dit soort tussennoemers. Het refereert aan tekst, aan poëzie, aan rationaliteit en irrationaliteit enz. Om begrepen te worden is het de kunst er aan gelegen zich te tonen op een terrein waarop het vergeleken kan worden met andere zaken. Zo is er de niet oninteressante verwijzing naar animisme van de Peruaanse kunstenares Maya Watanabe. Het werk ‘Cavillaca’s persistence’ bestaat uit een schaal, een rond vijvertje, met CO2-stenen die eilanden vormen en uit een rookmachine. De transformatie, van CO2-gas naar steen is hierbij het mythische. Maar is animisme hetzelfde als mythisch? En staat dit niet-westerse animisme tegenover het westerse denken, zoals de tekst wil aangeven? Wie het werk van de Italiaanse filosoof Agamben heeft gelezen, mag dit betwijfelen. Wat wordt hier dan daadwerkelijk opgeroepen? En waarom is de materialiteit van het werk zelf niet het werk, maar een ‘mythische transformatie’?

En hier raken we een deel van Latour’s verhaal over Gaia en het Antropoceen. In zijn zesde lezing (het boek bestaat uit 8 lezingen) behandelt hij het thema ‘immanentisering’. Er is hier geen plaats om dit volledig uit de doeken te doen, maar het gaat erom dat materie en materialiteit uit elkaar worden gedreven. Waarbij de materie het levenloze residu is van het ding, de materialiteit. De materialiteit is dat wat zich specifiek voordoet. De materie is dat wat alleen uit algemene, geüniversaliseerde kenmerken (bv de atomaire samenstelling) bestaat. En bij het hierboven genoemde werk zien we hoe het beschreven wordt als materie, de versteende CO2, die vervolgens mythisch geladen zou kunnen worden door je te verbazen over haar transformatie. Maar juist dit is een ‘westerse’ denkhandeling! Hoe zit dat nu? Waar blijft de specifieke materialiteit van de betreffende steen? Is dat alleen nog maar een vormovereenkomst? Is het neerleggen van een steen naast andere geïsoleerde stenen een betrokkenheid met de specifiek materialiteit van die stenen? De vraag die rijst is of de vergelijkingsnoemer die de kunstenaar aanreikt wel juist is en waarom het zo nodig was om deze aan te reiken. Kan de steen niet worden waargenomen in zijn eigen materialiteit en daarmee juist haar specifieke bezieling verkrijgen? Is het niet juist zo dat bezieling altijd specifiek is? Zo ja -en ik denk inderdaad dat het zo is- dan is daar weinig mythisch aan. Zeker als we bedenken dat die gehele installatie nogal wat machinerie in de vorm van lampen, de rookmachine en het vijvertje betekenen. Zichtbaar, maar tegelijkertijd onzichtbaar want slechts dienstbaar en daarom slechts materie.

https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html
Cavillaca's persistence

Dit is in ieder geval de strekking van Latour’s boek. De dingen hun eigen spreekrecht verschaffen omdat ze een specifieke stem hebben. Een stem die we niet meer horen omdat we alleen de universalia willen en kunnen zien.

Ik heb het hier wel eens eerder gehad over de leegte die veel kunstwerken en expo’s beheerst, maar het is juist dit wat die leegte veroorzaakt. We worden door teksten van galeries en curators volgepropt met universalia, lege betekeniskreten zoals de inleidende tekst bij deze expo. En we krijgen daardoor de kans niet meer het werk in zijn materialiteit te zien. We moeten ons volgens de tekst bezighouden met mythen, met de toekomst van onze planeet -een globale zienswijze die voor Latour juist te verwerpen is- en  het romantische verlangen, het Antropoceen en vooral, zie de laatste zin, de te ontvluchten werkelijkheid. Eén voor één containerbegrippen waar een hoop inhoud in gezocht kan worden. Maar er is nergens een fatsoenlijke uitleg van wat er nu precies bedoeld wordt. De vergelijkingnoemers zijn zo ruim dat alles er in past.

https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html
paper weight

De traditionele regenjas uit Mexico; Cape de pluie, Courtesy Azul Jacinto Marino, van Rometti Costales (vimeo), gemaakt van palmbladeren, wordt hier getoond als object trouvé, als ‘ready made’. Nu is dit werk zo’n voorbeeld van het moeiteloos samenkomen van nogal wat raakvlakken, vergelijkingsnoemers:

“Het project Azul Jacinto Marino wordt door de kunstenaars omschreven als een ‘meerduidig platform’ waarin, gerepresenteerd door diverse (kunst)objecten, een keur aan interesses, filosofische vraagstukken, fictie en geschiedenis, samenkomen.”

Ook hier een verwijzing naar een animisme in de vorm van het sjamanisme. De tekst die aangeeft wat het resultaat van dit sjamanisme is, is bijzonder interessant en sluit ook zeer aan bij waar Latour heen wil. Maar hoe moet ik dat zien in relatie met het getoonde werk? Is dit slechts het bewijsstuk van het verhaal? Is de jas een symbool en niet meer dan dat? Een ersatz voor het verhaal en daarmee weer ontdaan van zijn materialiteit? Het lijkt er wel op. Maar dan is de kunstenaar die zo graag mythisch is, niet anders dan een gelovige in een onbegrijpelijke mythische kwaliteit, in de irrationaliteit. Een magisch gebied dat schijnbaar alleen in het gevoel ontdekt kan worden. Een vreemde bifurcatie van wat we als mens zijn – of rationeel of gevoelig, emotioneel, irrationeel- maar nooit één-geheel. Alsof er over het animisme niets gezegd kan worden. Maar hiervoor wijs ik nogmaals terug op b.v. Giorgio Agamben’s Boek Profanaties (te lezen in het Nederlands) dat juist hierover heel veel weet te zeggen. Maar ook de verwijzing naar de mythe is bijzonder. Zelfs Wikipedia legt uit dat een mythe uitlegt en niet mystificeert.

https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html

Het woord Objet Trouvé, dat ik hierboven aanhaalde, had natuurlijk al een waarschuwing moeten zijn voor de achteloze lezer. We hebben het hier over een geobjectiveerd voorwerp. Een in de universaliteit getransporteerd voorwerp dat daarmee van materialiteit naar materie verandert en symbool wordt. En anders dan het urinoir van Duchamp, dat nog de hand van de kunstenaar toegediend krijgt, wordt hier het gevonden voorwerp op zichzelf als voldoende beschouwd.

Maar het is juist die hand die een object, een kunstvoorwerp maakt. En zo kom ik bij de eerste lezing van Latour die een plaatje toont waarin we zien hoe de kunstenaar de onzichtbare hand is bij het zien van ieder object en zo bij het niet langer zien van het voorwerp. Duchamp toont de hand die synoniem is met het voortdurend inkleuren van het plaatje dat we wereld noemen. En hij toont daarmee de wijze waarop wij de wereld waarnemen. Hier in deze expo is de hand volledig onzichtbaar achter een geobjectiveerd voorwerp dat alleen nog als symbool een verhaal vertegenwoordigd. Het werk is slechts een grote pijl die naar een mysterieuze mythe wijst.

 

https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/~ /tijdperk-van-de-mens.html
You can't make an omelet without breaking eggs

Maar is er dan geen kunst mogelijk in het licht van het antropoceen en gaia?  Ik denk het wel. Het werk van Jimmie Durham in deze expo is daar een voorbeeld van. Hier staat de tekst op het karton wel in dienst van de materialiteit van het werk. De eenvoud van een steen op een karton met de titel ‘Paper Weight’ (let op: los van elkaar geschreven) is een duidelijke interactie met de materialiteit van zijn werk. Dit wordt dan ook nog eens versterkt door de humor die in zijn titels te lezen is. ‘You can’t make an omelet without breaking eggs’, de titel van zijn tweede werk en bestaat eenvoudigweg uit een steen die door een helm geslagen is. Beide werken gebruiken een steen maar de twee stenen zijn in kleur en afmeting bewust gekozen en geplaatst om ze van haar gebruikelijke/ongebruikelijke herkenning los te maken. En ondanks de zware tekst die er in de catalogus aan wordt toegevoegd, is het juist het door hem toegevoegde gedicht (dat niet moet worden gezien als toelichting maar als een zelfstandig werk) een vanzelfsprekende samenkomst van tekst en beeld. Een gedicht dat over de materialiteit van het woord gaat zoals het werk over de materialiteit van het werk gaat. Logisch dat de galerie het werk niet kan uitleggen ook al staat de uitleg gewoon in de eigen tekst:

In een essay heeft Durham ooit gesteld dat zijn gebruik van stenen als een statement tegen ‘architectuur’, kan worden gezien. “I want to do different things with stone to make stone light, to make it free of its metaphorical weight, its architectural weight. So I’ve been thinking of different ways to make stone work and to make stone move instead of making stone into an architectural element.” 

Vervolgens voegt men de volgende tekst toe: “Het toedichten van menselijke eigenschappen aan stenen kan eveneens gezien worden als een poging om ons op een alternatieve manier naar stenen te laten kijken”. Jammer, een duidelijk voorbeeld van mystificeren van iets wat toch eigenlijk vrij duidelijk is.

Gaat dat zien! Tot het eind van de maand in De Garage te Rotterdam.