SPOREN, HOE MOETEN WE ZE LEZEN?
Spurensicherung en Running out of history.
Dit zijn de twee titels van de op vrijdag 29 april geopende tentoonstelling bij Wilfried Lentz en A Tale Of A Tub in Rotterdam. De een betekent het zeker stellen van sporen en de ander het verlies van geschiedenis. Deze schijnbaar verschillende thema’s gaan eigenlijk beiden over hetzelfde. Over geschiedenis en hoe dit deel uitmaakt van wie of wat je bent. En daarmee zijn de twee onderwerpen die hier ter sprake komen tevens benoemd; het individu en hoe die door zijn geschiedenis wordt gevormd.
De kunst die deze onderwerpen aankaart is op verschillende manieren tot stand gebracht. In A Tale Of A Tub is dit door een kamertje, een aparte ruimte die zelf weer een betekenis draagt en die in het interieur een video toont. Bij Wilfried Lentz is dit een groepstentoonstelling waar het thema sporen op verschillende manieren uitgebeeld wordt. En de vraag die we dus aan beide tentoonstelling mogen stellen is; hoe in deze vormgeving, dit formeel maken, van de genoemde twee onderwerpen zichtbaar wordt?
Nu is de tentoonstelling bij Wilfried Lentz niet alleen op het vinden van sporen gericht maar gericht op het vastleggen- en het bewaren en documenteren van sporen. In forensisch- en in historisch onderzoek is dan de volgende stap het interpreteren van die sporen.
Het begrip Spurensicherung in de kunst kennen we onder andere door een tentoonstelling uit 1974 en aan deze tentoonstelling die plaatsvond in de Hamburger Kunstverein wordt in deze expo ook nadrukkelijk gerefereerd. Ook hier betrof het een tentoonstelling die zich op de historische onderzoeken richten. Of dit nu om ruïnes gaat of over meer etnologische studies, zoals de Italiaan Claudio Costa destijds liet zien.
Nu betreft het een verzameling van 15 kunstenaars, die allen op ‘intuïtieve en speelse benadering’ delen en je kan zien hoe ze allen op geheel individuele wijze met het zeker stellen van sporen omgaan. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook mogelijk, maar misschien is het minder voor de hand liggend om al die sporen niet als afzonderlijke onderscheidde sporen te lezen maar het geheel als de uitdrukking van één algemeen spoor te zien. Hoe verschillend de sporen die te zien zijn ook zijn kunnen we ze toch zien als het spoor van een groot en complex soort dier of een mysterieuze misdaad. We kunnen dan het Sherlock Holmes’s inductie systeem toepassen. Een in de kunsthistorie en in de historische wetenschap in het algemeen niet ongebruikelijke methode. Dit zou beteken dat we uit de sporen, die restanten zijn, een groter geheel veronderstellen dat ons geopenbaard wordt als we de sporen maar juist interpreteren. De historie, het verhaal van de geschiedenis, wordt dan verteld uit de artefacten. In deze methode wordt het verlies van historie dan ook gezien in samenhang met een steeds kleiner wordende verzameling aan artefacten. In zekere zin zien we dit in de video in A Tale Of A Tub van de Israëlische kunstenares Michal Heffman terug. Hier zien we hoe een relatie op losse schroeven komt als een van beide niet blijkt te zijn wie ze voorgaf te zijn. Dit maakt dat alle artefacten die deze relatie vormden onwaar worden. De video heeft als doel het narratief dat gebruikelijk verteld wordt te onderzoeken om te zien of het mogelijk is de geschiedenis anders te lezen. Daarvoor wil ze het middel van de ‘smokkel’ inzetten. Zoals de 3d geprinte dobbelstenen, voorzien van tekst, die over verschillende grenzen zijn gesmokkeld.
Maar lezen we de sporen zoals Jacques Derrida dit doet, als ingesleten gewoontes, zoals kerven in een oppervlak en als elementen die we uit deze betekenis moeten halen door ze te zien in hun context dan komen we misschien zelfs tot een ander beeld dan de kunstenaars mogelijk zelf voorzien hebben. Dit betekent dat we naar de mogelijk wisselende perspectieven moeten zoeken. Het eerste mogelijke perspectief is dat er in de drie zalen, beginnend in A Tale Of A Tub naar boven via de beelden van Spurensicherung tot helemaal boven naar het 2 dimensionele werk, er een afname is van de invloed van tekst. In de video is dit er nog als gesproken woord, in de 3d zaal zijn het meer teksten in werken of middels krantenknipsels in een projectie en helemaal boven zijn er nog alleen maar minimale teksten in handgeschreven vorm.
De tekst heeft over het geheel van de twee expo’s een afnemende aanwezigheid. Maar er ontbreekt een tegenhanger die deze afwezigheid compenseert. Er is geen aanvulling slecht een langzaam verdwijnen en waar in de video de tekst het belangrijkste ingrediënt is wordt dit hogerop (letterlijk in het gebouw) noch maar door enkele kunstenaars gebruikt. Die die zien de tekst als belangrijkste ingrediënt. Zo zien we een projectie die krantenknipsel toont tegenover een overdadig met snijwerk voorzien bureau dat met visitekaartjes is belegd. Dit zijn kaartjes van plaatsen waar steeds dezelfde persoon een adres heeft of had. Deze teksten zijn hier tweemaal verwijzend naar plaatsen. De visitekaartjes zijn duidelijk maar zo zijn ook alle krantenknipsel verbonden met een specifieke plek waar iets heeft plaatsgevonden. Plaats en gebeurtenis zijn nauw met elkaar verbonden. En zo is de tekst op de begane grond, in de video en dobbelstenen, de plaatsbepaling in een relatie tussen twee personen (de vraag waar iemand t.o.v. mij staat). Op de verdieping zijn het de plaatsbepalingen op de landkaart. Op de derde verdieping is de plaatsbepaling weer anders door dat het een handgeschreven tekst is. Hier is de plaats bepaling de schrijver en de gebeurtenis is zijn persoonlijke, individuele reflectie.
We zien dus hoe de lokalisering van een relatie in de Israëlische video, waar de plaatsbepaling juist erg onzeker, erg fluïde is, via de landkaart naar een centraal punt, een persoon, verloopt. Maar ook die fluïde plaatsbepaling wordt ook al in de video gestroomlijnd gemaakt door de Israëlische kunstenaar. Zij wil het onbepaalde stromen, het chaotische, kanaliseren in smokkelroutes. Routes die zo inzetbaar worden gemaakt om alternatieve narratieven te kunnen vormen. En zo zijn de 3d dobbelstenen dus geen teksten at random maar zij zijn de uitgebreidheid van de taal teruggebracht naar de woorden die op de dobbelsteen zijn gezet. We zien in deze expo’s als het ware een manipulatie van het woord. Het best zichtbaar is dit door het gegeven dat de Israëlische video in een speciaal daarvoor gemaakte ruimte is ondergebracht die de tekst als het ware omsluit en gevangenhoudt. Alleen de toeschouwer is instaat de tekst naar buiten te verplaatsen. Pas dan wordt de plaats bepaling niet langer meer vastgehouden. De toeschouwer is diegenen die het woord naar buiten draagt. Plaats is verbonden met bepaaldheid, met de plek waar het thuishoort verbonden met een gebeurtenis. En vanuit deze statische bepaaldheid kan het nog alleen losgemaakt worden door het in iets een mobiels te verankeren; het hoofd van de toeschouwer. Hier wordt de nog lokale gebeurtenis veralgemeniseerd. Van specifiek naar (sterk omkaderd) universeel doormiddel van de reductie tot artefact.
Een tweede mogelijk perspectief is hoe de kunstenaar de artefacten ziet. Van gevonden voorwerp tot gemaakt voorwerp. Op de eerste verdieping zien we tegenover een houten tafeltje en houten verhoging met erop in beton gemaakte voorwerpen, een kabelbundel met omhulsel uit de Parijse metro liggen. De kabelbundel is duidelijk een artefact dat gevonden is zoals dat bij historisch onderzoek gebruikelijk is. Een artefact dat opgegraven is. De in beton gemaakte artefacten refereren hier als het ware aan. Het zijn alledaagse voorwerpen, een tas, een trui, een stok etc. die op speciaal gemaakte tafeltjes geplaatst zijn. Alsof het om opgegraven artefacten gaat die tentoongesteld worden. En zo zien we hier ook tegenover een schilderij dat van een onbekende schilder is waar de kunstenaar nog een stukje aan heeft toegevoegd. Het verhaal van de geschilderde dame wordt als het ware aangevuld. Dit zien we ook terug op de hoogste etage waar ook een dergelijke ingreep een 2d werk tot 3d werk wordt omgezet. Een bestaand iets wordt voorzien van een aanvulling. Betekenissen worden toegevoegd door de beeldende ingreep. Dit is natuurlijk niet nieuw en is iets wat letterlijk wil dat betekenissen verschuiven en van nieuwe mogelijke inhouden worden voorzien. Op de tussen etage bij A Tale Of A Tub zijn het de matten zoals die in bedoeïenententen voorkomen die op de grond liggen als artefacten die een nieuwe inhoud krijgen door dat ze niet langer in de woestijn maar in Rotterdam neergelegd zijn. Betekenis wordt hier verschoven, verplaatst. En het is met name deze werking die de betekenisverandering bewerkstelligt. Door het op te hangen of neer te leggen in een expo wordt betekenis toegevoegd aan iets wat normaal niet zo snel onze aandacht zou trekken. Maar het is niet slechts dat. Er worden speciale middelen toegevoegd om zeker te zijn dat het ook daadwerkelijk gebeurt. Dat er daadwerkelijk een betekenis verplaatsing zal plaatsvinden. Niet zo direct evident bij de kabel bundel maar wel bij de schilderijtjes of bij de betonnen artefacten die op speciale tafeltjes worden gelegd. Compositie is hier betekenis geladen, niet esthetisch zoals de compositieleer oorspronkelijk was, maar betekenis manipulerend. Het gaat hier niet om een vooropgezette betekenis. Die is niet gegeven. Zelfs niet bij de tentmatten op de begane grond. Het gaat om het betekenis toevoegen op zichzelf. Het manipuleren van het voorwerp tot een betekenis dragend object. Het voortdurend genereren van betekenissen in meervoud. En in deze expo’s wordt betekenis gegenereerd. We zien hier een soort perpetuum mobile objecten die betekenis moeten oproepen bij wie ernaar komt kijken. Maar de wet van behoud van energie maakt het bestaan van een perpetuum mobile toch onmogelijk? Waar komt dan die energie vandaan die deze machinetjes draaiende houdt? En hier is misschien zichtbaar dat als er al betekenis ontstaat dat dan toch vooral door de kijker moet gebeuren? Er zit in de voorwerpen geen aandrijvend mechanisme. Pas als we ze als objecten gaan ZIEN, wat een expo probeert te bewerkstelligen, dan pas lijkt het of ze werken. Maar de werking is een illusie. Een goocheltruc. De ruimte van de expo, de zaal met haar sacrale witte wanden is wat ons afleidt zodat we de truc niet zien maar er wel in geloven. Het is een mind fuck waarvan we de vingervlugheid kunnen bewonderen. Anders dan bij de dadaïsten waar de betekenis die het voorwerp heeft, onbetwist tot een paradox leidde, een paradox die tot een werkelijkheid ’s inzicht leidde, zoals het pissoir van Duchamp, zijn de voorwerpen in deze expo los gemaakt van hun oorsprong. Ze verwijzen er alleen nog op terug maar ze vertegenwoordigen die betekenis niet langer. Als artefact kunnen ze worden ingezet om het geschiedenisverhaal te gaan samenstellen. Let wel, het lijkt of je hier geprikkeld wordt tot eigen creativiteit maar de middelen die je ter beschikking worden gesteld zijn te dwangmatig om je alle vrijheid te geven.
Zo zijn er meer perspectieven die interessant zijn. We zouden het kunnen hebben over de manier waarop de tijd een rol speelt in deze expo of de manier waarop materialiteit of ethiek aanwezig zijn. Het zou echter voor deze site te ver voeren om hier verder op door te gaan. De charme van deze gezamenlijke expo en vaak van veel andere expo’s is hoe het je meeneemt. Je wordt rondgeleid, betoverd door onder andere het woord. De teksten voeren je bepaalde woorden in je gedachten. Terwijl je vergeet dat het hier maar om een zeer klein vocabulaire van zeer algemene bijna betekenisloze begrippen gaat. Of je wordt meegevoerd met de voorwerpen die je fantasie moeten prikkelen. Als kijker wordt je bewerkt en daarmee geactiveerd. Je bent niet meer die passieve toeschouwer die een als gevolg van de paradox een verlammend inzicht krijgt en tot stilstand wordt gebracht. Je bent nu de actieve aanjager van betekenis en van ZIN. Daarom: Komt tot zien en geniet ercan hoe uw ZIN-tuigen u bedriegen. De expo bespeelt uw ZIN-tuigen en bepaalt wie u bent door te laten ZIEN wat er van u verwacht wordt. Dat hoef je mooi zelf niet meer op te lossen.