Kunnen we de ander ook echt ontmoeten?

De tentoonstelling, Traveling, in TALE of a TUB richt zich nadrukkelijk tot deze, in de titel gestelde, filosofische vraag. De filosofie van Levinas en van Sartre. Beide Franse filosofen hebben gedacht over het ‘ik’ en zijn vrijheid. Maar bij Sartre is het nooit tot een ethische uitwerking gekomen wat het betekent een ‘ik’ te zijn. Levinas is daarin wel doorgedrongen. Hij stelt dat het ‘ik’ pas wordt gevormd in het moreel gebod van de Ander.

Levinas schreef ander met een hoofdletter omdat hij hier gaat om de ander als ander, niet als diegenen die hij in een bepaalde sociale context is, als vriend, leraar, studiegenoot of mede toeschouwer. Maar de ander als diegene die niet ík’ is. Van deze ander gaat een moreel gebod uit. Zoals als een nieuw gezicht zich in de bekende kring toevoegt, iemand uit een meer ver gelegen land, bv een vluchteling. Die persoon wijst ons, in de bekende kring, op onze gewoontes, onze gedragingen die voor hem niet gewoon zijn. Dit doet hij of zij niet door ons door letterlijk over aan te spreken maar door zijn aanwezigheid die ons zelf doet nadenken of die persoon onze gewoontes wel zal begrijpen en of we die eigenlijk wel moeten hebben of juist moeten nadenken of verandering van die gewoontes. Hier gaat geen ethisch gebod van uit, maar worden we vooral moreel aangesproken.

De relatie met de ander wordt hiermee een aansporing te denken over wie ‘ík’ dan ben. En dit denken over ‘ík’ betekent tevens dat we de grens trekken tussen ‘ik’ en de ander. Je bepaalt de mate waarin je jezelf verantwoordelijk maakt voor de ander. De vrijheid is de vrijheid tegenover de verantwoordelijkheid voor die ander en in welke mate je die verantwoordelijkheid neemt. Je kunt de vluchteling negeren en geen verantwoordelijkheid nemen. Je neemt je vrijheid maar ten koste van de ander. Of je past je gewoontes aan om de ander toe te laten, om het mogelijk te maken dat ook die ander, de vluchteling, jou kan toelaten en zich aan jou aanpast. Hier neem je je vrijheid in de afstemming met die ander. Dit zijn twee soorten vrijheden. Twee manieren om vrijheid te nemen. Vrijheid is pas mogelijk als die een keuze is tegenover een ander. Als ik voor een tentoonstelling word uitgenodigd dan is het mijn vrijheid te gaan of thuis te blijven maar pas nadat ik uitgenodigd ben ontstaat die vrijheid. De ander is mijn vrijheid.

De tentoonstelling in TALE of a TUB , een galerie die onder de galerie Wilfried Lentz te vinden is, toont het werk van een in residency van de rijksacademie verblijvende kunstenaar, Hamza Halloubi (MA, 1982).

Hamza Halloubi, Avec Akram à Bruxelles, 2016, film still

 

Het gaat om een aantal video’s waarin op een manier die poogt om de tegenstelling ík’ en de ander op te heffen, mensen geportretteerd worden. De ruimte waarin die schermen hangen is onverlicht gelaten om de indringende werking die van deze portrettering uit moet gaan ook nog eens te benadrukken. De tentoonstelling wil bereiken dat de wijze waarop de blik in beeld is gebracht zich niet laat ervaren als een fysieke confrontatie maar als een versmelting. De camerabeweging moet een opheffing veroorzaken van de kijker tegenover de geportretteerde. In zekere zin wil hij de vrijheid die de toeschouwer heeft laten opgaan in de ruimte tussen twee personen. De vrijheid wordt het gevolg van de wederzijdse blik. In de tussenruimte die ontstaat wordt het ‘ik ‘, van beiden, geformeerd. Het ontstaat in het moment.  Zoals dat feitelijk dag dagelijks het geval is, maar we dit vergeten omdat we onszelf in ons ‘ik’, dat we als vaststaand beschouwen, hebben op gesloten.

Nu is het wellicht de moeilijkheid van deze tentoonstelling een dergelijk midden te laten ontstaan met een ik die in een loop in een videoregistratie zit opgesloten. Het vraagt van de kijker zoveel ‘openheid’ dat het menig kijker volledig zal ontgaan. Aan de andere kant is dit geen tentoonstelling waarin het gaat over het lukken of mislukken van het getoonde. Iets wat in veel exposities wel het geval is. Door te leunen op de filosofie, wat ook bij veel expo’s ook het geval is maar niet op een zo moeilijk doordringbare filosofie als die van Levinas, wordt er meer bereikt dan een leuk onderzoekje naar een bijzonder effectje dat door de kunst in beeld wordt gebracht. Hier kun je alleen naar toe als je bereid bent je best te doen en anders kan je maar beter weg blijven. Je vrijheid en die van de ander zijn hier in het geding. Een vrijheid die we in de huidige politieke discussie slechts in algemene, en daarmee lege, termen weten te voeren en die we niet langer als resultaat van een tussenruimte kunnen en willen zien. De tentoonstelling biedt zich niet aan om tot een resultaat te komen maar nodigt slechts uit. Dit is een verfrissend bescheiden opstelling, in een tentoonstelling die ook bescheiden in uitstraling is en je bent vrij om op die uitnodiging in te gaan. Niet gaan is volharden in een lege, starre vrijheid. Gaan is de vrijheid proberen te vormen. Dit is het morele ‘gebod’ van deze tentoonstelling.

de eigen telefoon zal een ontmoeting niet toe laten