Geert Mul. A tree in a forest?
De Rotterdamse videokunstenaar Geert Mul heeft in het Gemeentemuseum in Schiedam een overzichtstentoonstelling. Dit werk bestaat uit mediakunst, audiovisuele en fotografische installaties waarin te zien is dat hij vroeg in dit medium stapte en als een van de pioniers kan worden gezien.
Op een aantal doeken en prints na, zijn alle beelden projecties. En zelfs de prints zijn gemaakt met een lenticulaire druk, die het beeld laten veranderen als je langs de objecten loopt. Het kenmerk van deze tentoonstelling is het bewegende beeld te. Enkele projecties hebben een behoorlijk tempo en een hoge lichtimpact in de verduisterde zalen.
De transformatie van (en overdaad aan) beeld valt op. In het mooie werk van de boom die door een wisselende achtergrondverlichting lijkt te veranderen, is het hier het statische beeld dat door de verlichting transformeert van een kale boom naar een boom die van blad is voorzien.
Dit laat een techniek vermoeden die het beeld manipuleert, zoals het veranderende licht en de transformatie die in gang wordt gezet bij binnenkomst van de bezoeker. De kunst van de techniek is hier ook de onzichtbaarheid van de techniek.
Na het zien van al die video’s en projecties blijf ik met de vraag zitten waar het hier nou om gaat. De zichtbare beelden zijn vaak zodanig vervormd dat het moeilijk is te onderscheiden wat de oorsprong ervan is geweest. De beelden die wel herkenbaar zijn, worden in zo’n grote overvloed en met een dusdanig snelheid op je uitgestort dat er eerder sprake is van een informatie overload. De uitleg die bij de werken wordt gegeven, is veelal een combinatie van de aanleiding tot het werk met de achterliggende techniek.
Maar misschien is dit juist wat de kunstenaar beoogt. Het gaat juist niet om een statisch, tweedimensionaal beeld dat zich aan ons netvlies hecht en een symbolische waarde heeft. De techniek deconstrueert het beeld. De symbolische inhoud dat het beeld vertegenwoordigt, is niet van belang. Het beeld is hier in zijn wording tot beeld te zien en tegelijkertijd zal het nooit een beeld als beeld zijn omdat het niet de kans krijgt om die symbolische inhoud te verwerven die de beelden, die ons altijd omringen, wel hebben. Dit is misschien de moeilijkheid van dit werk en helpt het om dit als het werk van VJ te zien die een uitvoerend kunstenaar ondersteunt met aanvullend beeldmateriaal. (Een deel van het getoond werk is ook in deze context tot stand gekomen).
Je zou kunnen stellen dat een werk dat voortdurend transformeert ook nergens toe leidt. De transformatie is het beeld. De symbolische inhoud van de werken is het transformatieproces, het uit elkaar halen en opnieuw in elkaar zetten van beeld. Maar het blijft bij het in elkaar zetten als proces waarbij de oorsprong en het eindresultaat nooit zichtbaar zijn. Nu is nooit wel een heel groot woord want juist bij het werk Shan-Shui 2013 dat onder invloed van de binnentredende bezoeker transformeert zou het tegendeel lijken te bevestigen, maar het grappige is dat dit werk bij afwezigheid van de toeschouwer stabiel is. Pas bij binnenkomst verandert dit.
Het doet denken aan het bekende denkraadseltje van een omvallende boom. Maakt het omvallen een geluid als er niemand in de buurt is die het kan horen? Het is de vraag naar de rol van de toeschouwer, naar de observator en naar wat realiteit is. De wetenschap zal bevestigen dat het beeld, of het geluid er daadwerkelijk waren. Maar de afwezigheid van de toeschouwer betekent dat er geen sense-data bestaat van dit beeld of het geluid. En aangezien (in bepaalde filosofische denkrichtingen) al het bestaande het gevolg is van sense-data, kan het beeld en het geluid dus ook niet bestaan.
Basis van deze paradox is dat het bestaande wordt gezien als iets uitwendigs. Er is een Ik en er is de wereld. En dit is een sterk dualistisch uitgangspunt. De wereld bestaat bij de gratie dat alles is wat niet-Ik is.
In de zen zien we dit thema terug en het volgende voorbeeld:
“Two monks were arguing about the temple flag waving in the wind. One said, “The flag moves.” The other said, “The wind moves.” They argued back and forth but could not agree. The Sixth Ancestor said, “Gentlemen! It is not the wind that moves; it is not the flag that moves; it is your mind that moves.” The two monks were struck with awe.” (https://en.wikipedia.org/wiki/If_a_tree_falls_in_a_forest)
We zien als het ware dat deze tentoonstelling die transformaties laat zien, ons kan leren dat we aan dit dualistische beeld gewend zijn maar dat het hier helemaal niet om beelden gaan die transformeren maar om in beeld gebracht transformaties. Onze geest ziet beelden, omdat we dat gewend zijn en lijkt daarom de transformatie te zien als een opeenvolging van beelden. We zouden ook kunnen kijken naar vervloeiende of stroboscopische transformaties die middels de techniek in beeld komen.
En in zekere zin is dit de taal van de techniek. Het laat ons zien wat we anders nooit zouden kunnen waarnemen. We beseffen dat alles transformeert maar we zijn slechts zelden in staat dit zonder de inbreng van techniek waar te nemen. Nu we kennen, zien we, dankzij de techniek de transformatie als beeld in plaats van de transformatie ván het beeld.
Maar dan blijft er wel iets dat mij stoort aan deze tentoonstelling. Er is namelijk in de gehele tentoonstelling niet alleen beeld, maar is ook voortdurend klank. Zoveel zelfs dat er bij meerdere projecties hoofdtelefoons aanwezig zijn die het projectie- specifieke beeld met de erbij passende klank ondersteunen. En juist hierdoor krijg ik toch weer het gevoel dat het maar gewoon om het beeld gaat, waarbij iedere transformatie een volgend beeldplaatje is. De klank legt een sequentie op die weliswaar ook een loop vormt maar die de neiging heeft de transformatie weer te herleiden tot opeenvolgende beelden, zelfs als dit bijna willekeurige beelden zijn die als een bombardement van plaatjes getoond worden. De projecties worden door de klank weer film-achtig, de transformatie wordt een sequentie van beelden. En dan ontstaat er weer een esthetiek van het beeld, het tussentijdse plaatje. De transformatie wordt geformaliseerd als opeenvolging van beeld. En daarmee komt ook de dualiteit, IK en de wereld, terug in het geheel geslopen.
Ik laat het aan de toeschouwer om te zien welke van de twee interpretaties nu de juiste of de meest aansprekende is. De transformaties als het beeldende dat de leegte van het symbolische met zich meebrengt of juist het meer vertrouwde symbolische, de inhoud, het esthetische formalistische, die het geheel weer tot beeld terugbrengt?