physical fiction in de Garage

In de garage loopt een tentoonstelling met als titel physical fiction. Nu is de internationale reikwijdte van deze tentoonstelling al direct duidelijk doordat het hier niet om een Nederlandse titel gaat en de Garage ook niet-Nederlandse kunstenaars uitnodigt. Duidt het erop dat het om iets globaals, iets universeels, moet gaan? 

garage3

Helen Dowling

garage4

Helen Dowling

De werken zijn allen hoogst persoonlijk. Het eigen lichaam of de ervaring van de kunstenaars worden hier ingezet en op verschillende wijze tentoongesteld middels het kunstwerk. Het kunstwerk is het medium dat de kunstenaar, die er zelf niet voortdurend kan zijn, vertegenwoordigd. Het kunstwerk vertelt het verhaal van de kunstenaar.

Zo is de dia/video van Helen Dowling een bewerking van foto’s die ze heeft gemaakt op een eiland bij Afrika. En het werk van Rachel de Joode bevat afdrukken van haar lichaam in de grote roze sculpturen van het werk; Making Squish Gesture I,II,III,IV. De video van Dowling is ook hier weer op de vloer geplaatst en ook nu is er weer een reflectie, maar nu niet van de vloerafwerking maar door middel van aluminiumfolie die op de vloer is uitgerold.

De hand van de kunstenaar is hier zodanig aanwezig dat wij voortdurend worden blootgesteld. De film is grotendeels in negatief, maar wordt voortdurend met flitsbeelden onderbroken. Het negatief maakt dat we naar iets meer dan een gewone vakantiefilm kijken.

garage6

Rachel de Joode

Het werk van de Joode bestaat uit grote worsten van gips waarbij zij indrukken in die worsten heeft gemaakt toen ze nog in het plastic zaten. Hiernaast zijn er foto prints te zien die op lossen organische vormen zijn geprint, die weer op krukjes zien gemonteerd. En ook hier is het de vervorming van de kunstenaar die het beeld of het object naar een andere weergaven van het gebruikelijke probeert te brengen.

Nu ben ik in het verleden wel vaker bezig geweest te wijzen op de steeds grotere aanwezigheid van de kunstenaar. En ook hier zien we weer hoe de creativiteit van de kunstenaar het (ongenoemde) hoofdthema is. Maar, tenzij ik dit eens verder voer dan alleen deze opmerking, begint dit langzaam gezeur over die kunstenaar te worden. Waarom is de aanwezigheid van de kunstenaar een probleem? Is het niet juist de kracht van de kunst dat ze ons laat zien dat we tot zoveel bijzonders in staat zijn? Dat we in een wereld leven die zo rijk is aan beeld en verhalen en dat we dankzij de kunstenaar steeds weer en opnieuw zien hoe onuitputtelijk dit is?

De vraag die ik hiertegenover wil stellen is, waarom willen we zo graag dat onze wereld zo bijzonder is? Waarom moeten de schatten die we denken te moeten vinden altijd ontdekt worden? Ieder beeld en ervaring, en op deze tentoonstelling die vooral om fotografie gaat, is een vorm van ontdekking. Een vondst die dankzij het ontginnende werk van de kunstenaar bloot wordt gelegd. Het ‘onderzoek’ maakt de ontdekking mogelijk.

Maar waarom onderzoeken we zoveel? We hebben al een wereld voorhanden. Die is misschien in werkelijkheid niet zo fraai maar daarom nog altijd de enige werkelijkheid. Of moeten we hier niet juist voorbij het beeld kijken en stellen dat het hier om een ongekende productiviteit gaat? Met een vaart en verve worden er beelden getoond, die vervolgens, bewerkt, vervormd en verdraaid worden om daarmee nieuwe beelden, nieuwe narratieven te tonen.

garage7

Megan Rooney

garage1

Amelie Grözinger

Het schilderwerk van Megan Rooney is een voortdurende zichtbare- onzichtbare weergave van herkenbaarheid. De titels moeten een suggestie van verhaal geven waar het beeld dat zelf verhult-onthult. Het beeld wordt hier niet van spanning voorzien maar er wordt bewust een hermetisch beeld gevormd.

In het tijdperk van de mechanische beeld reproductie, zoals Walter Benjamin het noemde, is het beeld wellicht niet meer het belangrijkste maar gaat het steeds meer om de potentie van het (re)produceren van beelden. De mogelijkheid tot vervormen en verdraaien is belangrijker geworden dan de vervorming en verdraaiing zelf. Het beeld zien we wel terug op internet. Het werk is tenslotte reproduceerbaar. En met de potentie tot.…komt de kunstenaar in beeld. Die laat zien wat een individu aan mogelijkheden in zich heeft. Dit wil nog niet zeggen dat er noodzakelijk een naam bij zou moeten staan, maar het feit dat we aan die naam en dat persoonlijke steeds meer belang hechten, duidt op een wens het individuele te willen onderstrepen.

Deze kunst, DE kunst, is net als de rest van onze westerse samenleving gericht op het individuele. De potentie, die het neoliberalisme zo kenmerkt is ook het werkingsveld van de kunst. De kunst onderstreept zo het belang van de het gedepolitiseerde lichaam. Een lichaam dat zich liever in het narratief laat zinken dan in de haar omringende (sociaal-politieke) werkelijkheid. Ook de kunst richt zich op- en wordt gemaakt door consumenten. We consumeren de wereld om zo kunst te maken die we aan consumenten tonen. Let wel het gaat hier niet om een platvloers consumentisme zoals dat in de willekeurige winkelstraat zich voordoet, maar een verfijnd, intellectueel consumeren. Deze consumenten zijn wel degelijk elitair. De kunst wordt zeer zorgvuldig gecategoriseerd in kleine en grote K-kunst. De galerie staat juist garant voor deze voorselectie en ze benoemt dan ook in de catalogus zorgvuldig de andere fijnproevers die het werk na een evenzo zorgvuldige selectie in hun galerie laten zien.

En het is ook dit soort selectie die zich direct laat vertalen in de erbij behorende marktwaarde van de kunstenaar. De kunstenaar is daarmee een neoliberaal ondernemer die functioneert binnen de ecologie van het totale kunstbedrijf Er zijn meer mensen die van de kunst leven dan mensen die kunst maken waarvan ze kunnen leven. De kunstenaar onderscheidt zich nog slechts van de glazenwasser, ook een kleine zelfstandige ZZP-er, door zijn creativiteit die hem in de rangorde van de elitaire selectie op een hogere trede zet.

We kunnen ons dus nu de vraag stellen waarom deze kunstenaars met deze thematische titel hier zijn samengebracht? Het universele, dat de taal van de titel al wil bewerkstelligen is dus dit individuele. Ieder van de hier getoonde werken zijn gemaakt door kunstenaars die zich als bijzondere individuen laten zien.

De bijzonderheid ligt erin dat ze instaat zijn hun ervaring te transformeren in beelden die deze ervaring reproduceerbaar maken. Zo is Burning #9 van Amelie Grözinger het verhaal van het met eindeloos geduld aan elkaar nieten van licht verbrande, onleesbare stukjes Italiaanse krant. Het monnikenwerk wordt hier voelbaar gemaakt. Het werk is niet zozeer meer leesbaar maar vooral ervaarbaar. De kunst moet niet begrepen worden vanuit wat ze oproept maar schept vooral ervaringen. Ze is op zichzelf productief. En ze wordt daarom ook als lichaam, als sprekend voor zichzelf getoond. Het object is bewust hermetisch. Pas in het ervaren van het nieuwe is het werk te kennen.

Je moét er bij zijn wil je het begrijpen. Kunst voor de receptieve insider die, om insider te mogen zijn, zich moet overgeven aan de perceptie die het werk van hem verlangt. Deze Foucaultse vorm van micropolitiek (waarbij het discours direct op het lichaam wordt ingeschreven) is een verfijnde vorm van consumeren, die gericht is op het individu dat zich voegt, conform het kenmerk van het neoliberalisme, naar het aanbod.

garage5

Nora Schultz

Het gaat dus ook niet langer meer over de reproduceerbaarheid van het beeld of object waar Walter Benjamin zich druk om maakt, maar om de reproduceerbaarheid van de ervaring. Tripod I and II van Nora Schultz  is  bijvoorbeeld gerelateerd aan een interview dat ze had gezien over driepoten die tot leven kwamen. Dit is direct gerelateerd aan haar persoonlijke ervaring die overgebracht wordt middels fragiele driepotige constructies, die echter gewoon stabiel en stationair zijn.

Dit is het aura van het autonome kunstwerk. En in deze tentoonstelling is de nadruk op het hoge aura gehalte van het werk stevig onderstreept door de galerie. Zij doen dat echter niet alleen. De kunst wordt begrepen binnen het perspectief van de individuele interpretatie die pas na de ervaring kan plaatsvinden.

Kunst is niet meer communaal maar individueel spiritueel; gericht op de individuele ’emancipatie’ en daarmee voorzien van een expositiewaarde en niet meer van een cultuurwaarde. Hier wordt het kunstwerk onderdeel van de reproduceerbaarheid van het potentiële ten gunste van de ervaring voor- en van het individuele.