De dingen in Rotterdam / Galerie Wilfried Lentz
Deze galerie bevindt zich in Rotterdam in het beroemde Justus van Effenblok. Een architectonisch object van de later bekend geworden architect Brinkman die met Van der Vlugt de Van Nelle fabriek heeft gerealiseerd.
Het Justus van Effenblok is, tot stand gekomen in 1922, een eerste voorbeeld van een galerij ontsluiting voor arbeiderswoningen. Dit blok is circa 2 jaar geleden volledig gerestaureerd opgeleverd en herbergt in het voormalige badhuis de genoemde galerie. Alles bij elkaar een bezoek waardig, des te meer daar het blok deel uitmaakt van de top tien te bezoeken gedenkwaardige plekken in een stad die op zijn beurt zich in de top van te bezoeken steden bevindt.
Maar het gaat hier natuurlijk over kunst in galerie Wilfried Lentz, een prestigieuze galerie met werk dat vooral van over de grenzen komt en dat zich in het front van de moderne ontwikkeling wil ophouden. Er zijn in het algemeen meerdere kunstenaars te zien die over de verschillende verdiepingen verdeeld zijn, zoals de tentoonstelling met het werk van Wendelien van Oldenborgh (tot 3 juli) en de tentoonstelling met werken van James Beckett & Alaska Arasl (tot 22 mei).
De laatste tonen het werk DECAYING BATTERIES, een reeks landschappen die aangelicht worden door batterijen, in kastjes, die langzaam op raken. Het gaat hier om afbeeldingen van ongerepte natuur met als contrast, maar ook met de functionele ondersteuning van die batterijen; de zichtbaarheid wordt alleen geleverd door de batterijen. Die batterijen zijn voorzien van portretten en ze lekken het zo kwalijke zuur dat funest is voor die natuur, maar zonder de batterij zou diezelfde natuur niet zichtbaar zijn.
Je zou in een eerste blik een contrast kunnen veronderstellen. De natuur tegenover de cultuur. De natuur als dat wat zich buiten de ingreep van de mens bevindt tegenover die ‘gemaaktheid/kunstmatigheid’ van de cultuur. Daarmee zou een bestaand beeld van de tegenstelling natuur en cultuur herhaald worden. De afbeeldingen laten echter ook zien dat er niet alleen een tegenstelling is tussen natuur en de mens maar ook een afhankelijkheid. Maar, en dit zal de lezer al langzaam duidelijk geworden zijn, er is meer aan de hand.
De natuur is alleen zichtbaar als de lampjes branden. De factor tijd speelt hierin een rol. Met het verdwijnen van de werking van de ‘cultuur’, de batterijen, verdwijnt het landschap. Maar ook dit laatste moeten we weer verder specificeren, het landschap verdwijnt niet. Het gaat immers om een afbeelding van het landschap. En ook die verdwijnt niet maar die afbeelding wordt niet langer meer zichtbaar. De transparante foto blijft netjes in het daartoe gemaakte expositie kastje zitten. En ook de batterijen blijven aanwezig, de portretten verdwijnen niet met het verlies aan functionaliteit van de drager waarop ze geplakt zijn.
We moeten hier onze veronderstelling over batterijen en landschappen achter ons laten en het ding als ding zien. Het ding zonder zijn betekenissen. En het ding is eigenlijk een eenvoudig apparaat van energiedragers die een transparante afbeelding tonen. Of nog eenvoudiger gesteld: het gaat hier om een aantal houten kastjes dat verbonden is met een draad en dat op ethische wijze in de ruimte is opgehangen. Maar dan komt de vraag op: Waar kijken we naar? Is het deze dingen, deze constellatie van kastjes met draden, of moeten we hier naar de betekenissen van de afbeeldingen kijken?
Het tweede werk dat ik zag is iets compleet anders. Het gaat hier om een video-installatie, waarbij het beeld ondersteund wordt door tekst op een tweede scherm. Het ‘gesprokenen’ wordt als het ware niet alleen ondertiteld op het tweede scherm, maar ook nog eens verdubbeld. Je kunt het beeld ontwijken en het scherm aan de achterkant bekijken om daar de tekst nogmaals mee te lezen. De speciaal bedachte ruimtelijke indeling maakt dit mogelijk. Door tekstfragmenten, die zichtbaar en onzichtbaar zijn door een techniek die je vroeger op kinderplaatjes toegepast zag, word je de tweede ruimte ingetrokken.
Die techniek wordt bereikt door het oppervlakte met ribbeltjes. Het heet lenticulaire druktechniek. (Lenticulaire druk is een druktechniek waarmee men een verschillend beeld ziet naargelang de hoek waaronder men naar het drukwerk kijkt. Door die hoek te veranderen lijken de beelden in elkaar over te vloeien. Het effect ontstaat doordat men naar het drukwerk kijkt doorheen een fijn lenzenrooster, dat als een geribbelde doorzichtige laag boven de afbeeldingen is aangebracht.)
In die zijruimte kan je alleen de ’ondertiteling’ zien. De video is een samenstelling van gefilmde fragmenten met gesproken woord, die zo gemonteerd zijn dat er een nieuwe logica, een nieuwe betekenis wordt gevormd.
Beeld en tekst worden hier samengebracht maar tegelijk voortdurend gescheiden. De video laat beeld zien. Het geluid is dat van het gesproken woord. Ook hier is er dus een samenkomst van verschillende elementen; het ruimtelijke door middel van de architectonische ingreep, de tekst, het beeld en het gesproken woord. En niet in de laatste plaats is er de bank waarop de toeschouwer kan gaan zitten als hij de video bekijkt. Nu zijn al deze elementen onderdeel van het vocabulaire dat de kunstenaar vaker inzet, met als doel de toeschouwer de “sociale en gedragsdynamiek, de sturende systemen en architectuur die deze dynamiek voortbrengen en bevestigen, als ook de stem en taal van het individu ten midden van dit alles” te tonen.
Hier worden deze elementen ingezet om iets duidelijk te maken, om zo het geheel van betekenissystemen die de taal is -of ze nu geschreven of gesproken is- zo te tonen dat uit de verschillende gefilmde gesprekken weer nieuwe betekenissen voortkomen. Beeld wordt hier los gemaakt van de taal om nieuwe betekenis met die taal te kunnen generen. De betekenis die aanwezig is in de woorden en de zinnen wordt hergebruikt. De taal zelf blijft onbesproken.
Op dezelfde manier is de hier uitgevoerde architectonisch ingreep van betekenis. Het is niet het ding dat bestaat uit metaal en gipsplaat die ons stuurt in de manier waarop we de ruimte mogen gebruiken, maar het blijft de scheiding van de ruimte in verschillende ruimtelijk betekenis dragende oriëntaties. Niet de wand maar de ruimte blijft van belang. En zo is het individu, waar Oldenborgh zich op richt, hetgeen dat zich voor onze ogen vormt uit die betekenis. Het is dus nooit de persoon zelf, zijn materiële zelf ofwel zijn vlees en bloed, maar de betekenissen zoals hij die hij met zich mee draagt en die hem zichtbaar maken.
In zekere zin wordt er dus hier in twee werken op verschillende manieren met de materialiteit, de werking van de dingen, om gegaan. Is het eerste werk, DECAYING BATTERIES, is het vooral gericht op de werking van de dingen, zoals ook de begeleidende teksten in de hand-out lijken te suggereren. Het tweede werk, van Van Oldenborgh, is vooral bezig met de betekenislaag van de dingen. De bank voor de toeschouwer is dan niet het houten blok dat een verdere verdeling van de ruimte bewerkstelligt. Het is voor de kunstenaar slechts het zitelement dat gebruikt kan worden en dat dus vooral door zijn functionaliteit een rol heeft. De kunstenaar heeft zelf geen oog voor de ‘dingheid’ van de bank.
Dit werk zou je dus minder gelaagd kunnen noemen dan de simpele houten kastjes die twee verdiepingen hoger hangen. Ook al lijkt de eerste beschouwing van de beide werken juist het tegenovergestelde op te leveren. Maar juist bij de landschapjes gaat een diepere werking de bovenhand krijgen omdat de tijd hierin een rol speelt. De tijd zelf vormt hier het element van betekenis. De tijd maakt een oriëntatie op het ding-zelf mogelijk. Het is wat de filosoof Bruno Latour een iconoclash noemt; een botsing van beelden met als resultaat de autonomie van het ding, maar ook dat het ding-zelf, de ‘dingheid’, beleefd kan worden door de toeschouwer. Dit laatste vraagt wel om een gevoeligheid om juist voorbij de betekenis van het ding te kijken en open te staan voor de werking die het ding op je uitoefent.
Bij Van Oldenburg zien we een sampling van betekenis, zeer interessant omdat het speelt met de wijze waarop betekenis kan worden gevormd. Maar het werk DECAYING BATTERIES is voor mij in zijn simpelheid, vooral ondersteund door de nadrukkelijke esthetiek, het werk dat me blijft bezig houden. Hier staat betekenis zelf ter discussie om zo het ding/de dingen onder onze aandacht te brengen.
Op 20 mei 2016 werd bekend gemaakt dat de presentatie ‘Cinema Olanda’ van beeldend kunstenaar Wendelien van Oldenborgh (1962) en curator Lucy Cotter (1973) door het Mondriaan Fonds is uitgeroepen tot de Nederlandse inzending voor de 57ste editie van de Biënnale van Venetië, die in 2017 zal plaatsvinden.