Denken als Kunst
In het voorgaande artikel zagen we hoe filosoof Nietsche stelde in De geboorte van de tragedie dat de kunst het buitengebied van de kennis was, het gevoel. De kunstenaar is de kunst gaan vervangen. Wat voor uitwerking heeft dit nu op het kunstproces? Een filosofische uiteenzetting.
In het voorgaande artikel zagen we hoe de kunst uiting is van het on-onderzoekbare buitengebied van de wetenschappelijke kennis. De kunst is, zo stelt Nietzsche in De geboorte van de tragedie, het buitengebied van de kennis, het domein waar we niet meer weten. Het gevoel. De kunstenaar is de kunst gaan vervangen. Waar in de klassieke tragedie nog de mogelijkheid bestond dat de toeschouwer, als kunstenaar, in de roes zelf kunst kon worden, is nu, in zijn plaats, de theoretische mens gekomen. Diegenen die kritisch schouwt en daarbij afstand houdt. De kunstenaar is diegene geworden die door rekening te houden met de toeschouwer zijn (tragische)kunst tot kunst(je) heeft omgezet. De kunst is omgewaardeerd. De Socratische oriëntatie op het bewustzijn is het bewustzijn van- en in de kunst geworden.
Nietzsche is bekend geworden als de filosoof die zich tegen de christelijke moraal verzette. Die moraal was de moraal van de slavenmentaliteit ( zie Voorbij goed en kwaad). In die priestermoraal werden alle waarden die de edelen bezaten, omgewaardeerd. Zo werd het onvermogen tot handelen het geduld, de lafheid werd verstandig zijn, de gehoorzaamheid werd de bescheidenheid. Het vijandige moest de andere wang worden toegekeerd. De vijand werd het kwaad, de slaaf het goede. Het is de moraal van de zwakke, die zijn zwakheid omzette in de deugd. Die zijn manier van doen als het goede bestempelt.
Het betekent ook dat alle waarden vervlakt zijn. Het nihilisme is het gevolg van een dergelijke moraal. Niets doet er meer toe. De mens leeft in een vlakke wereld waar alleen de sensatie nog een moment is waarin de oude waarden, die van de edelen zoals Nietzsche ze beschrijft, nog even voelbaar lijken te worden. maar ook de sensatie is vervallen in het algehele zoeken naar het genot. te worden.
Veel filosofen, die op hun beurt veel invloed hebben gehad in de kunst – van Foucault, Deleuze tot en met Heidegger en Sloterdijk – zijn door Nietzsche beïnvloed. Al deze filosofen hebben kennis genomen van Nietzsche opmerking dat het juist de filosofen zijn die geloven dat er naast de werkelijkheid een tweede wereld bestaat. Met de filosoof zijn we gaan geloven in het bestaan van een werkelijke wereld achter die we iedere dag meemaken. En het is de kunst die ons deze werkelijkheid lijkt te willen tonen. Maar hoe zit het met de wereld achter de wereld? Zijn de filosofen niet juist wijzer geworden na deze opmerking van Nietzsche? Deze moderne filosofen zijn zich gaan richten op de werkelijkheid en op het filosoferen zelf. De vraag is niet langer of er een werkelijkheid achter de onze is verborgen maar hoe de werkelijkheid zich weer toegankelijk laat maken voor het bewustzijn. En ook de kunst is zich op de werkelijkheid gaan richten.
De kunst is natuurlijk al lang verbonden met de filosofie, maar is de laatste jaren steeds meer georiënteerd op wat denkers als Deleuze te bieden hebben. Deze denkers spreken tenslotte over het werken van het werk (Heidegger) of over de creativiteit (Deleuze). We zien in toenemende mate dat het maken van kunst zich ontwikkeld naar het denken over kunst. De kunst is zich in het verlengde van de filosofie, over de kunst gaan uitspreken. Maar de vraag is hoe dit kan? Hoe kan de kunst zich verdiepen in zichzelf? Het antwoord lijkt te liggen in hoe de filosofie dat doet, namelijk door te denken. Het schrijven van een scriptie is nu in het afstuderen verplicht. In de opwaartse gang van de controleerbaarheid van kwaliteit van de opleiding en de kunstenaar zijn er steeds meer objectieve toetsingsmomenten ingebouwd. Ook de kunstenaar moet inzichtelijk maken dat hij ‘zijn Zelf’ begrijpt in het groter geheel van zijn vakgebied. De wereld achter de wereld, die Nietzsche aan de filosofen toedichtte, is het domein van de kunstenaar geworden die zich verplaatste in iets buiten zichzelf om zo over zichzelf te kunnen zeggen.
De werkelijkheid is de werkelijkheid van het subjectieve. Er bestaan geen werken meer, zeker niet in de gereguleerde wereld van het kunstdiscours, dat hier niet theoretische inhoud heeft. Ieder kunstwerk is voorzien van een uitgebreid stuk tekst dat de kijker vertelt wat hij moet zien of ervaren. Sloterdijk zegt hierover zelfs dat de kunstwerken krachteloos worden opgeborgen in de kluizen die het musea heten. Zelfs de naïeve kunst is niet langer naïef. Maar het is een welbewuste inzet van middelen ten behoeve van een doelmatigheid. En ieder kunstwerk is vervolgens ook weer voorzien van een uitgebreid stuk tekst die de kijker vertelt wat hij moet zien of ervaren. het doel moet tenslotte ook bereikt worden. De toeschouwer moet de kunstenaar waarderen voor de wijze waarop hij zijn creativiteit inzet om inzicht te geven in de realiteit van het creatieve.
De kunst is overgestapt naar de theorie, de creativiteit van Deleuze is niet de ervaring van de Dionysche roes geworden zoals Nietzsche die bedoelde, maar is de kennis van de theoretische mens die geworteld is in de moraal van de slaaf. De kunst is vervangen door de kunstenaar die voortdurend over zichzelf, door middel van zijn werk, uitspraken doet. De roes is teruggebracht tot die van drank en drugs die tot vijand zijn gemaakt, tot het kwaad. De kunst zal zich als gerespecteerde beroepsgroep niet langer meer verdiepen in de roes. Er zijn al te lang genoeg voorbeelden van hoe de destructie van deze roes een onomkeerbare uitwerking heeft. De roes kan niet meer gezocht worden en is niet langer meer inzetbaar; laat staan een bestanddeel van een uitvoerende (en doorleefde) kunstpraktijk. Het is hooguit een middel waarmee nog gekoketteerd kan worden.
Kortom: Wordt vervolgd….