Para Fictions & Oscar Santillan

In Witte De With in Rotterdam is een reeks tentoonstellingen te zien onder de titel Para | Fictions, gebaseerd op ‘de bijzondere overeenkomsten tussen literatuur en beeldende kunst in de hedendaagse cultuur. Als zowel kunst als literatuur vormen van denken zijn, wat ontstaat of gaat verloren in kruisbestuivingen, vertalingen en interactie tussen de twee?’

De tentoonstelling Zaratán van kunstenaar Oscar Santillan is de vijfde in de reeks van Para | Fictions. Calla Henkel en Max Pitegoff, Mark Geffriaud, Laure Prouvost en Lucy Skaer vormen de andere vijf kunstenaars die aan deze zesdelige reeks hebben deelgenomen.

De gedachte, voorafgaand aan de tentoonstelling, die in eerste instantie bij mij opkomt is de toevoeging dat ‘literatuur en kunst vormen van denken zijn’. En dat dit dan vervolgens betekent dat er dus een overeenkomst is te vinden tussen beide door middel van deze intermediair die het denken dan zou zijn. Het denken als intermediair, want aan reflectie te onderwerpen activiteit. Dit lijkt de vraag op te werpen of er dan ook activiteiten zijn die niet als vorm van denken kunnen worden gezien. Welke zijn dat dan? Of moeten we hier alles wat ‘voelen’ onder verstaan? Helaas geeft de tekst die met de tentoonstelling hoort hierover verder weinig prijs. Het is eigenlijk verbazingwekkend hoe snel een reeks veronderstellingen aanleiding kunnen zijn voor een tentoonstelling.

Maar de tekst houdt hier niet op. Het denken kan met het andere denken kruisbestuivingen of interactie aangaan. De vorm van het denken is dus bepalend voor het verschil in het denken. Het denken zelf wordt niet bepaald door de wijze waarop het in de hersenen plaatsvindt maar er is een esthetische, door vorm bepaald verschil in het denken. Maar hoe ziet dat er dan uit? Hoe kan een vormbepaling gevonden worden voor wat in het algemeen als een proces plaatsvindt? Is het denken – zuiver biologisch gezien – niet altijd hetzelfde ? En zijn het de gedachten die altijd verschillen? Hoe zijn dan gedachten in een vorm samen te vatten? En hoe kan die vorm dan vervolgens een relatie aangaan met een andere vorm die ook nog interactief is? Kortom de basis die voor deze reeks tentoonstellingen is gekozen, veroorzaakt wat vraagtekens.

image001

Binnen zien we projectoren die ronde schermen aanlichten in een combinatie van tekst met een bijna microscopisch beeld. De teksten zijn van Jorge Luis Borges en de titel van deze tentoonstelling, Zaratán, wordt dan ook ontleend aan het boek ‘Book Of Imaginary Beings’(1957). Zaratán is een mythisch wezen dat een eiland lijkt te zijn totdat dit onder het wateroppervlakte verdwijnt. Het denken is hier weer gegeven als ‘onderzoeklijnen en literaire referenties’.

De kruisbestuiving bestaat vooral uit het verwijzen naar het schrijfwerk. ‘Het denkbeeldige wordt zichtbaar en tastbaar.’Het levert, zo stelt de tekst, een parallelle realiteit op omdat empirische definities van materiaal en bestaan subtiel vermeden worden. Nu is empirie het resultaat van een experiment zonder theoretische onderbouwing. Maar is de realiteit zoals we die hanteren dan niet het resultaat van denkwerk? En is het denkwerk slechts voorbehouden om een paralelle realiteit te kunnen ‘bedenken’?

image002

Dit denkwerk, dat maanden in beslag heeft genomen, resulteerde in de combinatie van een reeks beelden waarbij een tekst over een afbeelding ligt, en in een soort van geluidsvideo die de soundtrack wil zijn van een onvoltooide film met Jorge Luis Borges. Er ligt een kristal in het midden van de ruimte.

De tentoonstelling lijkt een ruimtelijk compositie. Een verdeling van de ruimte door middel van betekenisdragers die intentioneel moeilijk te doorgronden zijn. Het enige dat makkelijk herkenbaar is zijn de teksten die over de afbeelding zijn geplaatst. Mij is onduidelijk hoe het denkwerk hier iets anders is als het samenkomen en reageren op teksten van Borges. De ruimtelijke compositie is de enige realiteit die ik kan waarnemen maar is tegelijkertijd zeker geen parallelle realiteit.  Het lijkt eerder een spel met betekenissen waarbij betekenissen letterlijk op elkaar gelegd worden. Dit levert hooguit een gelaagde realiteit op maar geen parallelle. Zo is de soundtrack ook niet aan de film toegevoegd maar wordt deze als aparte video getoond. We zien in de microscopische afbeeldingen dingen die niet met het blote oog waarneembaar zijn of het toont ons details, uitsneden, zoals het vallend object in het water.

image007

De opstelling in de ruimte doet de bezoeker rondlopen maar verduidelijkt de ruimtelijke plaatsing niet. Tekst en beeld zijn hier wel aanwezig maar de realiteit van de ruimte van de tentoonstellingszaal wordt niet doorbroken. De realiteit is dus een realiteit die het gevolg is van het op elkaar leggen van betekenissen en het denken is dus een denken in het spel met de betekenis. De taal is hier de aanzet tot een betekenis die het beeld probeert aan te vullen. En zo is het beeld dan vervolgens ook een manier van denken omdat het zich schaart onder de betekenislaag die door de tekst wordt geïnitieerd.

We zien dit het beste terug in de kast met planken vol boekjes die in een zwarte kaft zijn gehuld. Het boek maakt dat de kaft – ook al is deze zwart en repetitief aanwezig – van beeld overstapt naar betekenis. Het denken is in deze context waar beeld niet langer een willekeurige afbeelding is maar waar die zich wil voegen in het rijk der betekenissen.

image001

We kunnen nu aannemen dat het hier inderdaad gaat om denken, en vormen van denken. Het denken zou dan het produceren van betekenissen moeten zijn. Wat het echter niet is, is het denken over de betekenis zelf. Het hier bedachte denken voegt zich in het denken van betekenissen en ziet dus denken als de productie van betekenis. De differentie tussen de twee is gelegen in het toegepaste medium. De vorm van het denken is dus het medium waarin de betekenis wordt vastgelegd. Maar juist het verschil in medium wijst naar een onverenigbaarheid. Hier kan alleen sprake zijn van een samenkomst naast elkaar en niet van een veronderstelde interactie, tenzij die interactie middels het intermediair van de betekenis wordt verondersteld. Maar dan is er nog steeds geen gelijkschakeling. Denken en betekenis(productie) is dus hetzelfde. Dit lijkt te impliceren dat ieder denken slechts de productie van betekenissen is. Iedere realiteit is dan, bijna Kantiaans, het waarnemen van tekens die vervolgens van betekenis worden voorzien. De realiteit is dat wat nooit bereikbaar is en wat daarom naar believen herschapen kan worden in ‘parallelle’ realiteiten.

image008

De realiteit van de opstelling van de werken in de zaal, die duidelijk geënsceneerd is, erkent de zaal zelf niet omdat die betekenisloos is. De zaal is een ruimte, de wanden zijn niet bestaand. De zaal is een immateriële entiteit die niet ‘gedacht’ wordt. Slecht het immateriële is gebruikt maar tegelijkertijd onzichtbaar. Dit is wat mij stoort aan deze expositie. Het denken schiet hier tekort omdat het zich zo graag in betekenissen wil ophouden. Het levert daarmee niet meer op dan de eigen gelaagdheid en kan niet bedenken dat het hiernaast nog andere productie oplevert die niet ge- en bedacht is.

Het beeld steunt zwaar op de tekst om als ‘bedacht’ te kunnen overleven. Het beeld zelf blijft hierdoor immaterieel. De kunstenaar verlangt van de toeschouwer dat hij het beeld bedenkt en dat hij het beeld van betekenis voorziet waarbij de tekst als katalysator functioneert. De kunstenaar zelf levert alleen het plaatje en schiet daarom te kort in zijn denkwerk. Zoals hij de zaal niet bedenkt zo bedenkt hij ook geen betekenis, maar hoopt de kunstenaar dat die ontstaat door afbeeldingen voorzien van tekst; die werking is daarom niet wederkerig. Met andere woorden: het beeld voegt niets toe. De tekst (over)heerst omdat dit al van meet af aan de aanname was van de kunstenaar.