Rijksakademie Open Studios
Op donderdagavond ga ik naar de opening van de open studio’s van de Rijksakademie in Amsterdam. Ik loop er wat verwaaid bij. Het is koud en ik moet veel onthouden over de vijftig kunstenaars en presentaties. Er zijn lezingen, films en performances. Het maakt mijn bezoek tot een risicovol avontuur.
Ik loop door het gebouw met z’n kale, labyrintische gangen en z’n ruïne-achtige studio’s, wit weliswaar, maar ook relatief ontoegankelijk. Natuurlijk, er staat informatie op de bordjes naast de deur en je kunt via de website de stemmen van de kunstenaars beluisteren, maar de meeste kunstenaars hebben al een aardige presentatiegeschiedenis achter de rug en wat zij tonen is slechts het puntje van de ijsberg, één fragment uit hun lange onderzoekstrajecten en werkprocessen.
Kortom dit wordt geen ‘onafhankelijk’ verslag. Het is niet eens een impressie. Het is enkel een persoonlijke, en dus willekeurige keuze van een aantal kunstenaars en presentaties die me opvielen.
Wat bepaalt mijn keuze? Timo Demollin volg ik al wat langer. Ik ben nieuwsgierig naar wat hij tijdens zijn verblijf op de Rijks aan het doen is. In een ander geval kan ik een werk niet helemaal vergeten. De indruk blijft nagalmen totdat ik thuis ben. Dat geldt voor Ola Hassanain, en na wat onderzoek raak ik steeds meer in haar werk geïnteresseerd. Het werk van Natalia Papaeva raakt me bovendien op een bijzondere manier. Dat ik wat langer stil bleef staan bij haar atelier met muren vol handgeschreven tekst heeft ongetwijfeld te maken met mijn overwegingen naar aanleiding van Dora Garcia’s ‘12 attempts to forge a letter from Joyce to Ibsen’, toch duurt het even voordat ik begrijp waar het werk over gaat. Papaeva woont in Nederland, maar is in Boerjatië (Oost Siberië) geboren. Haar moeder is tweetalig. Ze spreekt Russisch en Boerjatisch, een taal die volgens Wikkipedia nog maar door ongeveer 430.000 mensen wordt gesproken. Die ervaring is het uitgangspunt.
Maar, ik wil beginnen met een ander project, The Venice Editions, een editie die de Rijksakademie uitgaf om fondsen te werven. De samenstellers namen het wijze besluit om vijf alumni te kiezen die allemaal deelnamen aan de vorige Biënnale van Venetië The MIlk of Dreams. De oplagen leveren een bijzonder bewijs dat een Rijksakademie-Open-Studiobezoek een zinvolle aanvulling op je kunstenaarsnamenregister leveren kan. Zo, nu snel de Lemon Spritz achterover gieten die ik bij de entree in mijn hand gedrukt kreeg, dan kan ik beginnen.
Ik beschrijf The Venice Editions omdat ik van multipels houdt en de uitgave die de Rijksakademie maakte van hoge kwaliteit is. Het besluit om vijf vrouwen te kiezen die allemaal deelnamen aan The MIlk of Dreams levert een droom-editie op, die niet alleen mooi en surreëel is, maar ook scherpzinnig en kritisch. De multipels zijn een intelligent destillaat van hun indrukwekkende oeuvres.
Müge Yilmaz (Turkije) bewerkt oude sagen en verhalen die ze in een nieuwe context her-vertelt. Op deze manier denkt ze na over narratieve structuren en hun belang voor gemeenschappen. Het gaat over troost en beschutting. Haar multipel bestaat uit een hand van multiplex met in het midden een gevleugelde figuur met een kuif. Of het alleen esthetiek van het hout is, de verhalende opzet van het beeld, of het gegeven dat er in de academie vijf van die exact dezelfde houten handen naast elkaar hangen, weet ik niet, maar de multiple overtuigt. Niet in het minst door de nerven van de lagen multiplex die na het frezen zichtbaar zijn.
Monira Al Qadiri (Koeweit) maakte een kleine zwarte vogel van polyurethaan (giethars) met als titel ‘Burden’. Het werkje lijkt naast haar films, installaties en sculpturen die in al hun kleurrijke grootsheid vaak verwijzen naar de geopolitieke positie van Koeweit, heel bescheiden. Dat is ook de bedoeling. De vogel lijkt met olie bedekt en vormt zodoende een intieme waarschuwing.
Mirre Lee (Korea) maakte een aantal variabele objecten uit klei. De stijve voorwerpen (prototypes) zijn als juten lappen gevormd. De multiple met de titel ‘Black Sun’ leidt naar haar enigmatische en fysieke installaties. ‘Black Sun’ speelt met een tactiele verwarring: hard en stijf, wat slap en zacht had moeten zijn: een zon van vlees. Jannis Rafa (Griekenland) laat grote zoutblokken zien, in verschillende grillige vormen. Er hebben paarden aan gelikt. De multiple bestaat uit zo’n blok (een vergankelijk ding) en een tekening van alle exemplaren (blijvend).
Zelf heb ik een zwak voor de laatste multipel van Simnikiwe Buhlungu (Zuid Afrika). Ze maakte een klein vinylplaatje, zorgvuldig verpakt in een mooi met blauwe letters bedrukt linnen zakje. Maar hoewel het kleine plaatje op een grote platenspeler ligt wordt het niet gedraaid. Jammer maar niet ongebruikelijk voor een multipel van vinyl die soms opnames van autoweggeluiden bevatten, of mogelijk een stukje stem, of zoals bij Buhlungu ‘Thoughted Mid-sentences (Those That Understandably Never Made The Cut)’.
Ik loop door de ateliers. Zo donker als de ruimte van Amol K. Patil is, zo licht en zichtbaar is de ruimte waarin de installatie van Ola Hassanain zich bevindt. Tegen één van de wanden ligt een bergachtige verhoging. Aan de voet van de heuvel een vloer als een landschap. In een hoek zitten meerdere toeschouwers om te kijken en te luisteren. Er loopt een getrapte goot over de heuvel waar water vloeit en daar zit Hassanain. Ze koelt haar voeten. Statig en met rechte rug kijkt ze naar het publiek.
Het beeld blijft hangen, maar om te begrijpen waar Hassanain mee bezig is, heb ik meer informatie nodig. Ik neem mijn toevlucht tot Youtube en luister naar een lezing die zij in 2022 tijdens Sonic Acts gegeven heeft: ‘Spacial Acts: Geographies of Absence and Waithood’. Het is een bevlogen betoog waarin zij nadenkt over de stad in tijden van een catastrofe. Hassanain die in Nederland woont en nauwe banden heeft met Khartoem de miljoenen-hoofdstad van Sudan kent het onheil van de klimaatverandering en oorlog van nabij. Ze probeert er achter te komen wat architectuur in zo’n omgeving eigenlijk betekent. Moet je als iets vernietigt is terug naar de situatie van vóór die tijd? Is nieuwbouw het antwoord? Alles recht en van beton? Hoe heel je de wonden? Hoe genees je van de vernietiging? Genezen is een proces, geen statische plek, en zo incorporeert Hassanain een tijdsverloop in de architectuur. De tijd kan helend zijn maar betekent ook wachten, het tweede begrip waar ze bij stilstaat. Veel mensen kunnen vanuit hun positie in een rampgebied, niet meer dan wachten, altijd maar wachten, en hopen dat er geen volgende catastrofe plaatsvindt, dat het beter wordt (of misschien toch weer slechter gaat). Op dit idee bouwt ze voort, ook in haar installatie die over water gaat, dat onmisbare goedje, en vrouwen. Ik lees op internet: “‘The line that follows’ is een analoge constellatie gecomponeerd van gemanipuleerde perspectieftekeningen afgeleid van routes die ze in Khartoem genomen heeft, geabstraheerde vormen, teksten, diagrammen, Sufi en Zahr praktijken – ze doen allemaal een beroep op deze plek (vertaling S.M)”.
Dan Timo Demollin, ik volg zijn werk al een tijdje. Hij is geïnteresseerd in de manier waarop machtsrelaties en economische verhoudingen in architectuur, instituties en objecten naar voren komen. Het uitgangspunt voor zijn onderzoek kan een historisch gegeven zijn, een object, een maakgeschiedenis of een ruimte. Hij maakt bijna altijd een analyse op grond van het materiaal dat hij verzamelde, maar zijn werk werkt ook sterk esthetisch, omdat het in het verlengde staat van de conceptuele kunst en minimal art uit de jaren 70, zoals de installatie Turns die in 2022 in het Stedelijk Museum in Schiedam te zien was die over collectiviteit gaat – alle deurknoppen zijn handgedraaid door verschillende houtbewerkers, en is gerelateerd aan nul en zero, de kunst waar het museum in Schiedam een grote collectie van heeft. Het is ook esthetisch op een andere manier, Demollin heeft een grote liefde voor objecten en oog voor maakprocessen. Daarom zijn de compilaties van objecten die hij maakt ook heel vaak mooi. Heel mooi vond ik bijvoorbeeld het werk dat van de Graduation Show van het Sandberg Instituut in 2018, toen Demollin het gehuurde meubilair van de expositieruimte op een strak plat podium uitstalde. Voor mij is er duidelijk een relatie met zijn fascinatie voor het werk van Charlotte Posenenske, waar hij samen met Karina Scarlet de Vries een artikel over schreef voor De Witte Raaf. (https://www.dewitteraaf.be/artikel/bitte-nicht-beruhren-please-do-not-touch/)
Om een volledig beeld van de inhoud van zijn werk te geven is het interessant om ook enkele oudere werken te noemen, zoals het eerste werk dat ik van hem zag. Dat nam de door Albrecht Dürer gemaakte prints van een triomfboog voor Maximiliaan I, keizer van het Heilige Roomse Rijk als uitgangspunt. Hij wees me op een interessant historisch artikel over de manier waarop Maximilian de geschiedenis manipuleerde, maar filmde ook het hypermoderne, geautomatiseerde systeem waarmee de Albertina in Wenen deze prenten uit haar magazijn haalde. Objecten dus, en analyse. Het maakt zijn werk spannend en mooi, maar het kan ook wat hermetisch zijn. Dat laatste gold in mijn ogen voor zijn bijdrage aan de gemeenteaankopen-expositie in het Stedelijk Museum in 2020. Aan de hand van een reeks prenten die naar aanleiding van de wereldtentoonstelling in 1883 waren gemaakt, riep hij in herinnering dat Stedelijk Museum deels op het toenmalige expositieterrein staat. Daar waren niet alleen industriële en koloniale producten te zien, maar ook mensen uit Suriname. Daarmee staan de prenten symbool voor het gegeven dat bijna alles in de stad Amsterdam met het koloniale verleden verweven is.
In het project dat Demollin op de Rijksakademie presenteert voeren economie en macht weer de boventoon. Hij volgt wat er met Schiphol en met de Nederlandse spoorwegen gebeurt en gebeurd is en vertaalt die informatie in beelden. Het slot van de deur van zijn atelier is ontmanteld en vervangen door een slot zoals dat op de luchthaven wordt gebruikt. Op de kleine groepsexpositie die in één ruimte van de Rijksacademie te zien is, plaatst hij een grote stapel koffers. Maar het meest fascinerende vond ik zijn film. Op een groot scherm combineert Demollin twee verhalen uit het nieuws: boven Schiphol, onder de treinen. Het levert een spannend beeld op, complex en veelzeggend.
Tot slot het werk van Natalia Papaeva. In haar atelier draait een film. Er wordt een tekst gesproken en je ziet twee handen in verschillende kleuren schrijven. Dat schrijven komt ook op een andere manier terug. Twee van de vier wanden zijn helemaal vol gekleurde schrift wolken. Zo nu en dan doemt een leesbaar woord op. Dan verdwijnt te betekenis weer in wirwar van tekst. Kan je de woorden lezen? Begrijp je wat er staat? Het handschrift is zeer regelmatig. Je vermoedt een sterk hand, een kundige motoriek bij de kunstenaar.
Pas als de woorden van de wand tot mij zijn doorgedrongen, kijk ik weer naar de film. Na lezing van de tekst op het bordje begrijp ik wat ik zie. Het is haar moeder die spreekt. Ze hanteert twee talen, soms Russisch, soms Boerjatisch. Doet zij aan code-switching? Dit is een veel voorkomend verschijnsel bij mensen die meerder talen spreken. Kan Natalia haar verstaan? Zij noemt haar project een onderzoek, en dat is het waarschijnlijk ook. Toch is het vooral het performatieve aspect ervan dat het project zo aantrekkelijk maakt. De principes zijn eenvoudig met twee handen in twee kleuren schrijven om te begrijpen wat het is om twee talen te spreken. De fysieke kracht van de uitvoering brengt de ontroering te weeg. Ik houd van deze eenvoud en kracht. Dezelfde principes spreken uit haar performance ‘Yokhor’ uit 2018 waarvan filmpjes te zien zijn op haar website. Ze zingt een lied in Boerjatisch. Haar stem galmt tussen de stenen van New York.
Als ik iets algemeens over mijn bezoek aan de Rijksakademie moet zeggen, is dat dat het artistiek onderzoek zich inmiddels definitief in kunstenland gevestigd heeft. Artistiek onderzoek is geen uitzondering meer, maar regel. De situatie is omgekeerd, het maken van beelden of dat nu sculpturen, schilderijen of foto’s zijn, is een uitzondering. Fransix Tenda Lomba uit Kinshasa, Democratic Republic of Congo schildert. Dat lijkt dapper. Is het wel verstandig om Collectief CATPC en Renzo Martens in 2024 naar de Biënnale van Venetië te sturen? – denk ik in een flits. Amol K Patil maakt kleine tafereeltjes die bij nadere beschouwing nogal macaber zijn. Voor zijn lezing over het kastensysteem laat hij zich bijstaan door een antropoloog.
Artistiek onderzoek het heeft zo zijn voor en zijn nadelen. Het studieuze is leerzaam, maar ook vermoeiend omdat je als toeschouwer uiteindelijk ook heel veel moet nadenken, luisteren en lezen. Daar staat tegenover dat het heerlijk is dat de kunstenaars/residents van de Rijks van zoveel verschillende plekken komen; de wereld met al haar tegenstellingen en problemen, jong en dichtbij. En, hoewel ik het bij deze beschrijvingen laat, heb ik natuurlijk veel meer gezien. Ik had ook over het intrigerende werk van Mikołaj Sobczak willen schrijven die zijn tekst met literaire citaten lardeert, en me in het bonte werk van Susanne Khalil Yusef willen verdiepen. Verbaasd kijk ik naar een keramische object voor de ingang van het atelier van Ai Ozaki, een kleine fontein. Er spuit water uit de borsten van de mannen en de vrouwen. Zij spuiten elkaar aan. Kortom, ik schiet te kort. Er is meer.
Rijksakademie Open Studios 2023 is nog te bezoeken tot en met 11 juni 2023.