Mag ik even uw aandacht?
Wim T. Schippers & Daniël van Straalen @ Nest
Wie dezer dagen achteloos de expositieruimte van Nest komt binnenwandelen, zou door de aldaar in ruime mate aanwezige cactussen kunnen denken verzeild te zijn geraakt in de studio van Een prettig gesprek, het televisieprogramma waarin Theo van Gogh vroeger zijn gasten steevast verraste met zo’n stekelige plant. Twee vlak naast elkaar hangende beeldschermen wijzen echter in een geheel andere richting, want die tonen de beide kopse kanten van een langwerpige tafel waaraan zo dadelijk zomaar Ulay en Abramović zouden kunnen aanschuiven om elkaar langdurig in de ogen te kijken. De zwier waarmee een van de in beeld opduikende gesprekspartners vervolgens zijn plastic tasje op tafel legt, doet ook dat idee als sneeuw voor de zon verdwijnen. Dus toch een prettig gesprek? Daar lijk het wel op wanneer Wim T. Schippers begint met aan zijn mede-exposant uit te leggen dat hij met zijn vraag naar hoe het gaat iets heel anders bedoelt dan hem te vragen hoe het met hem gaat. Ziezo, nu zijn we weer thuis en kan zich een gedachtewisseling ontvouwen waarin beiden volmondig onderschrijven wat Gerard Reve zo hartgrondig eens was met Oscar Wilde dat hij het telkenmale nazei, namelijk dat kunst volkomen nutteloos is. Zoals Karel Appel naar eigen zeggen maar wat aanrotzooide, zo wentelen Schippers en Van Straalen zich in het plezier dat zij beleven aan het in elkaar steken van totale nonsens waar nota bene ook nog eens niemand om gevraagd heeft, maar waar zij zelf enorme schik in hebben. Wie zijn wij en waar hebben wij het aan verdiend, lijken zij zich vol verwondering af te vragen, dat, terwijl volwassenen allerhande moeten regelen, wij lekker onze gang kunnen gaan om zin te geven aan waarachtige zinloosheid? Weten hoe het was om zeven jaar te zijn, is één ding, maar zijn de kinderhanden van beide kunstenaars echt zo snel gevuld als zij het publiek willen doen geloven?
‘Mag ik even uw aandacht?’ klonk het luid en duidelijk tijdens de opening van de tentoonstelling en na een herhaling van zijn verzoek zag Wim T. Schippers dat het door hem gewenste resultaat bereikt was en hij beende quasionschuldig verder. Dit is gelukkig geen cabaret, maar ontregeling zoals we die van hem gewend zijn en het was bijna jammer dat er even nadien toch nog een officiële opening plaatsvond, maar dat geeft dan wel weer een vrijbrief voor een beknopte cursus kunstgeschiedenis.
Speciaal voor deze expositie 7 year old me richtte Schippers opnieuw zijn Zoutkamer uit 1962 in, minder legendarisch dan zijn welriekende Pindakaasvloer, maar wel minstens even opzienbarend. Een spierwitte ruimte waarvan de vloer bedekt is met liefst 6000 kilo zout. Als het waar is dat van morsen met zout narigheid komt, dan moet het maar gelijk groots aangepakt, zal de gedachte daarachter geweest zijn. En het werkt. Zelfs zo goed dat er een snufje flauw aan te pas moet komen om een en ander verteerbaar te maken. Naar binnen kijkend in de kamer lijkt het alsof deze gevuld is met gematerialiseerde leegte, met een kubusvormige berg van licht, met een installatie van James Turrell. Het snufje flauw dat dit beladen overgewicht lucht geeft, is het meest onnozele fonteintje uit een tuincentrum met een straaltje water waar Manneken Pis zich voor zou schamen. Vanuit zijn kamer geeft dat fonteintje een knipoog naar het onbeholpen classicistische zuiltje dat Van Straalen verderop heeft samengebracht met een verwarmingsradiator, zodat die beide staan te pronken met hun cannelures. Maar daar is nog iets aan de hand: de radiator is zoals dat heet gemarmerd. Zo op het eerste gezicht niet meer dan een aardige grap, maar dat doet het werk tekort, want het betreft wel degelijk “kunst naar de natuur”. Toen ik mijn huidige woning betrok, trof ik daar achter een gehoute houten voordeur immers een marmeren vloer die door witte betonverf aan het oog onttrokken was, terwijl de gepleisterde muren gemarmerd waren.
Ook de assemblages ofwel reliëfs van Schippers die de wanden opsieren bij Nest, zijn nooit echt helemaal wat ze zijn. Waar het bij Christo gaat om ingepakte imperialen vol bepakking en bij Spoerri om nog niet afgeruimde tafels, daar gaat het bij Schippers om ja wat nu eigenlijk? Op een even nonchalante als uitgekiende manier worden gebruiksvoorwerpen, gevonden teksten, spiegels, uitgezaagde vormen en noem maar op bijeenvergaard tot iets waarvan het gelukkig niet duidelijk is wat het nu precies wel of niet is, zoals dat ook het geval is met de ruimtelijke collages van Kurt ‘MERZ’ Schwitters. Nu eens is het bij Schippers meligheid troef, zoals in This side up waar pijlen in elke gewenste richting wijzen, dan weer sprankelend met metalen handgreepjes (of wat het ooit geweest mogen zijn) die als vogels het zwerk kiezen in een choreografie ter ere van Hitchcock. Met letterlijk het woord “opgepast” vraagt een van de reliëfs om aandacht en wie aan die oproep gehoor geeft, ziet plots wat een peer, een tennisbal en een koffiebekertje gemeen hebben. En wie ook bij andere reliëfs blijft oppassen, die ziet hoe een witgeschilderde lat en een glazen bol nagenoeg onzichtbaar worden tegen een witte wand en hoe als absoluut hoogtepunt een rode schijf op de muur achter zijn rug een groene aureool weet te projecteren.
Daartoe aangespoord door de tekst in het vouwblad ging ik als een oprechte 7-jarige -iets dat me steeds makkelijker afgaat met het klimmen der jaren- op zoek naar die kiezelsteen die ik zou kunnen koesteren. Ik las over LSD in collegiale drankjes, ik zag een koe en een varken die aan C.D. Friedrich stonden te denken, ik bestudeerde vleugelmoeren aan de achterzijdes van reliëfs en ontdekte terloops een strook plakband op de muur achter een van die werken. En toen was daar het moment: een onbeduidend lepeltje wees mij de weg naar de kiezelsteen. Ik kon mijn geluk niet op. Ik raakte het steentje vluchtig aan en dacht aan het glunderende gezicht van Schippers toen hij door medewerkers van het Stedelijk werd berispt omdat hij bij het inrichten van een tentoonstelling een eigenhandig door hemzelf vervaardigd werk aanraakte.
Zigzaggend tussen cactussen in hun al even stekelige potten blijf ik mij afvragen of de door Van Straalen ingebrachte mineralen wel voldoende onbevangen zijn om banaal of bizar of absurd of dada te kunnen doen, maar ik voel mij met dat probleem ineens stukken ouder dan ik zojuist nog was en begeef mij naar de filmzaal waar zoals valt op te maken uit een daverend schaterlachen een wel uitzonderlijk hilarische film op het programma moet staan.
Indachtig de wijze les van al genoemde Schwitters dat je gratis naar de bioscoop kunt door achterstevoren lopend via de uitgang de zaal te betreden, kom ik op die wijze de zaal binnen. Ik zie hoe op het doek Henk Pal, vermoedelijk een verre neef van Fred Haché, niet bijkomt van het lachen zonder dat hij daarmee de naast hem zittende Jacques Plafond uit de plooi weet te krijgen. Ik denk door iemand aangestoten te worden, maar ik ben alleen. Ik dacht even dat het Schwitters was, die mij wilde vertellen hoe hij in 1923 in het Haagse Diligentia blafte dat het een aard had, maar dat Theo van Doesburg onverstoorbaar bleef. Waar moet die Pal nou eigenlijk zo onbedaarlijk om lachen? Dat kan toch niet alleen maar zijn om de nieuwe invulling die Plafond met zijn stropdas aan de filmterm “over shoulder” weet te geven. Daar word ik warempel alweer aangestoten. De schuldige blijkt een door Van Straalen ingezette robotstofzuiger die mijn aandacht wil vragen voor een film die zich over mijn schouder afspeelt. De titel daarvan luidt Bad film. Ik vraag mij af of een slechte film er nu beter of slechter van wordt door hem slecht te noemen. En hoe dat dan zit met een goede? Hoewel dat geen enkel nut heeft, verlaat ik achterstevoren de zaal, bezeer me nog net niet aan een cactus, zwaai naar mijn kiezelsteen en kom halsoverkop ondersteboven thuis, nog net op tijd voor BinnensteBuiten.
7 year old me van Wim T. Schippers & Daniël van Straalen is te zien tot en met 5 januari 2020 bij Nest, De Constant Rebecqueplein 20b in Den Haag
Extra openingsuren in de kerstvakantie: ma 23 dec 2019 t/m zo 5 jan 2020 iedere dag geopend (m.u.v 25, 26 dec en 1 jan)
za-wo 13-18u | do-vr 13-20u