Invest Week Interview #20: Marga Weimans
Marga Weimans (1970) studeerde in 2005 af aan de mode afdeling van de Koninklijke Academie van Schone Kunsten in Antwerpen. Zij ontving voor haar afstudeerproject de ID-Styling Award en richtte in 2006 haar eigen modehuis Fashion House op.
Ik zocht haar op in haar werkatelier in Rotterdam om met haar te praten over haar werk, visie op mode en deelname aan Stroom Invest Week die 27 juni van start gaat. Het atelier lag vol met prachtige, architectonisch aandoende ontwerpen met felle kleuren, batik patronen en grafische prints.
Met welk project ben je nu bezig?
Ik werk mee aan een groot, participatie project van Engelse en Nederlandse creatieve jongeren uit Londen en Rotterdam dat door Tate Modern is gestart. Door het bezoeken van en sparren met kunstenaars en designers in Nederland en het Verenigde Koninkrijk, leren deze jongeren hoe ze hun creatieve ambities mogelijk kunnen maken. Het eindresultaat – als alles goed gaat – wordt in augustus 2016 geëxposeerd in Tate Modern. Op deze manier kunnen we jongerenparticipatie echt mogelijk maken. Ik vind dit een heel gaaf project omdat ik – vanuit Fashion House en mijn Surinaamse roots – geïnteresseerd ben in het onderzoeken van handel en economie in het algemeen, en in handelslijnen in de mode in het bijzonder. Ik vind het heel tof dat Tate Modern, net zoals TENT met het project On The Other Side Of Reality (2015), de deelnemende jongeren betalen. Zij zijn trendsettend op het economische vlak en dat leidt hopelijk tot meer participatie in de kunst.
Je collecties komen ook voort uit jouw bestudering van die handelslijnen?
Dat klopt. Nu ben ik bezig met de collectie Trade die ik in januari 2017 wil presenteren. In Trade komen al mijn losse, voorgaande collecties Debut, Wonderland, City Life en The Ultimate Dress samen.
Sinds 2005 bouwde ik ruimtelijke en conceptuele silhouetten op die bedoeld waren voor een museum. Ik heb nooit de intentie gehad om draagbare mode te maken. Ik hou van het museum…. de concentratie van de bezoeker en die stilte vind ik prachtig. Later, toen ik Fashion House oprichtte, ben ik meer gaan schetsen en ontwerpen. Ook heb ik samengewerkt met onder andere Vincent de Rijk en architectenbureau OMA*AMO, en had ik verschillende stagiaires in dienst.
Voor de huidige collectie, Trade, heb ik een bewuste keuze gemaakt. Geen stagiaires of samenwerking, maar alleen ontwerpen met het oog op productie. In plaats van werken aan kunststukken, is een uitdagend en gelaagd proces, met name de productiekant van een kledinglijn. Allerlei vragen komen op je af: Wat wil ik gaan ontwerpen? Welke concepten wil ik verkennen? Hoe breid ik mijn klantenkring uit? Ga ik met een investeerder in zee?
Aan de ene kant werk ik vanuit mijn belevingswereld – mijn verleden, mijn omgeving en wat mij drijft – maar aan de andere kant onderzoek ik en werk ik conceptueel. Om handel te bestuderen zal ik mezelf, als onderdeel van de totstandkoming van mode en handel, ook onder de loep moeten nemen. Verschillende schaalniveaus verken ik hiervoor, van de haute couture die bijna direct in een museum belandt tot aan een sleutelhanger.
Duurzaamheid speelt nu bij mij en in mijn omgeving een grote rol. Sinds kort ben ik veganistisch, sport meer en houd me bezig met het concept van de nieuwe arbeider en “critical company”. Sinds de instorting van Rana Plaza in Bangladesh in 2013 is er meer aandacht voor arbeidsomstandigheden en emancipatie. De vrouwen daar krijgen nu hulp om te werken onder veel betere omstandigheden. Ook grote multinationals, die een grote ‘carbon footprint’ hebben, zijn nu bewuster bezig met hun rol in (milieu)vervuiling en proberen duurzaam te zijn op verschillende niveaus.
Voor IABR’s Next Economy heb ik bedrijfskleding ontworpen, waaronder een schort. Het schort staat symbool voor de arbeider in de nieuwe economie die geen overall meer nodig heeft, maar enkel een schort omdat er milieuvriendelijker, duurzamer en met meer oog voor de omgeving wordt gewerkt. Handel en duurzaamheid zijn nu belangrijke thema’s in mijn Fashion House.
Wat houdt Fashion House precies in?
Het is mijn modehuis dat zowel een bedrijf is als onderdeel uitmaakt van mijn kunst. Voordat ik mode ging studeren, studeerde ik bestuurskunde, dat meer maatschappelijk was dan bedrijfskunde, in Rotterdam.
Wat een bijzondere combinatie?
Het was een logische stap voor mij. Het hebben van een eigen bedrijf zit vervlochten in mijn cultuur en mijn familie. Mijn opa aan vaders kant had een warenhuis in het binnenland van Suriname, het gebied Saramacca, waar de plaatselijke bevolking onder andere fruit en stoffen kon kopen. De vrijgevochten houding, ambitie, creativiteit en eigenzinnigheid van Saramaccanen zitten ook sterk in mij.
In de documentaire Fashion House (2015), waarin ik een jaar lang werd gevolgd door Maria Visser, ga ik op zoek naar mijn roots in de binnenlanden van Suriname. Ook het creatieve, dat een drijvende kracht is achter de Saramaccaanse handel, herken ik. Het bewerken van gebruiksvoorwerpen, en creatief zijn in de gewoonste dingen, zit echt in de cultuur.Ik kan me ook goed herinneren hoe, als mijn vader een sinaasappel schilde, dat een hele happening was. Mijn zus en ik zijn in Nederland geboren en onze ouders hebben ons gestimuleerd op creatief gebied. Op school verzorgden mijn zus en ik al radioprogramma’s of maakten films. Op de middelbare school wist ik dat ik modeontwerper en multinational wilde worden. Gaandeweg raakte deze toekomst uit vizier en op mijn 29e gooide ik het roer om. Ik twijfelde tussen architectuur en mode, maar heb toch voor mode gekozen.
Je bent geworteld in Rotterdam, waarom koos je voor Antwerpen?
Veel designers die ik volgde hadden daar gestudeerd of werkten in Antwerpen. Zo heb ik stage gelopen bij Dries van Noten, wiens werk ik prachtig vond en graag droeg. De esthetiek ervan sprak mij erg aan, bovendien was het een kunstacademie en kon ik multidisciplinair werken. Ik wist dat ik haute couture wilde maken, maar dan gecombineerd met technologie, architectuur en beeldende kunst.
Architectuur en Mode worden vaak gecombineerd in je werk, waarom?
Ik denk dat je dezelfde creativiteit nodig hebt voor het ontwerpen van een jurk als een gebouw. Het is als het ware multidisciplinair en intelligent ontwerpen. Ik ben geïnteresseerd in schaalniveaus; groot, groter, grootst. Ik benader mode als ruimte, bijvoorbeeld hoe maak je van een jurk een draagbare ruimte?
Voor The Ultimate Dress (2014) in het Groninger Museum heb ik samenwerkt met Rem Koolhaas’ bureau O.M.A. / A.M.O. en Ippolito Pestellini Laparelli die voor hetzelfde bureau met Prada samenwerkt. Het idee van een modehuis heb ik in ons project letterlijk benaderd; je hoeft, net zoals bij een gebouw, geen mode te kopen om er deel vanuit te maken. Er vond een kruisbestuiving plaats. Onder leiding van Geertje van der Zijpp, curator van het Groninger Museum, hebben wij een prachtige catalogus gemaakt. Elk hoofdstuk verwees naar een ander niveau van een runnen van een modehuis.
Je bent dol op architectuur en Rotterdam, dan was Rem Koolhaas een voorbeeld. Hoe was het om met zijn bureau OMA*AMO samen te werken?
Dat was echt een van mijn dromen als ik er nu zo op terugkijk. Ook heb ik veel geleerd van hoe zo’n groot bureau te werk gaat. Ze zijn zo efficiënt; zij speuren de wereld af naar ideeën en inspiratie en zetten deze zo snel op poten. Op deze manier beïnvloed je elkaar, een wederzijdse inspiratie.
Als zwarte, vrouwelijke designer kom ik meer dingen tegen die me bewust maken van mijn positie en kleur. Aan de ene kant vind ik dat prettig, want ik kan uit allerlei inspiratiebronnen putten, ik word gevraagd voor gave dingen en voel me niet gebonden door wat hoort. Maar aan de andere kant denk ik dat ik juist beperkt word juist omdat ik donker ben. Mijn zus heeft dat ook; zo wordt zij vooral uitgenodigd om te praten over etnische kwesties terwijl zij een goede journaliste is en over veel meer inhoudelijke onderwerpen kan discussiëren die losstaan van haar etniciteit.
Op social media lijkt je afkomst belangrijker geworden?
De zwarte Pieten discussie maakt dit heftiger. Ik ben donker en heb een Afrokapsel, wat ik als kind niet durfde te hebben vanwege zwarte piet. Zeker rond de wintermaanden let ik op wat ik aantrek. Kan ik bijvoorbeeld gouden oorbellen indoen of rode lippenstift op? Wat echt heel ongemakkelijk was, was 5 december 2015 toen ik mijn kinderen van school haalde. Een meisje zag mij in het trappenhuis en begon heel hard te gillen, omdat ze dacht dat ik zwarte piet was. Maar ik wil nu niet als een boze, zwarte vrouw overkomen hoor.
Maar het beïnvloedt wel mijn werk. Ik gebruik graag batik patronen, omdat ik deze mooi vind, maar worden die batikpatronen dan een politiek statement of wordt mijn mode dan ineens ‘folklore’? Het zijn vragen die het ontwerpproces lastiger maken.Ontwikkelingen uit mijn (persoonlijke) omgeving komen altijd terug in mijn designs dus ik ben benieuwd hoe dit zich ontwikkelt in mijn nieuwste collectie.
In aanloop naar de aanstaande Invest Week in juni presenteert Jegens & Tevens in samenwerking met Stroom Den Haag een reeks persoonlijke portretten. Jonge kunstenaars die een Pro Invest subsidie hebben ontvangen en een selecte groep (inter)nationale curatoren worden door Jegens & Tevens geïnterviewd. Het doel van de jaarlijkse Invest Week is dat de kunstenaars feedback en reflectie op het eigen werk ontvangen van een groep ervaren curatoren, critici en kunstenaars uit binnen- en buitenland. Tot aan 27 juni 2016, als de Invest Week start, komen alle deelnemende kunstenaars en curatoren hier uitgebreid aan bod. Meer informatie over de Invest Week is binnenkort te vinden via www.stroom.nl.