Rothko: verslag van een stil protest
Het einde van het jaar is een periode van reflecties en toekomstbeelden. En soms ook het uitgelezen moment om een vervelende waarheid op tafel te leggen. September 2014 was op professioneel vlak een ongemakkelijke maand voor mij. En dat komt door Rothko.
Kon ik mijn gezicht in de plooi houden toen de eerste, positieve recensies binnen kwamen? Had ik niet de enorme neiging om mijn televisie stuk te slaan toen Matthijs van Nieuwkerk met getuite lippen op plechtige toon 9 seconden stilte vroeg om mij als kijker naar een afbeelding van een grijs doek te laten kijken? Waarop vervolgens een van de hoge priesteressen van de moderne kunst een Blattertje deed en na 6 seconden de stilte doorbrak? Een huzarenstukje van pijnlijke televisie.
Ja, ik kom er voor uit. Ik ben geen Rothko fan. Niet geloven in Rothko is een gotspe; ik ben een afvallige. Toen ik na de zoveelste aanbeveling voor de Rothko tentoonstelling schoorvoetend toegaf dat Rothko niet mijn smaak was, zei een collega tegen mij de gevleugelde woorden: “maar jij zit ook in een andere levensfase”. Ik voelde me gechanteerd door de Jehova-getuigen van Rothko en dan is in de contramine schieten mijn antwoord.
Tot afgelopen vrijdag ben ik uit stil protest niet naar de Rothko tentoonstelling in het Haagse Gemeentemuseum geweest, maar ik bezocht de tentoonstelling over Emo Verkerk en in kort gesprek met Benno Tempel gaf zijn zelfspot de doorslag om toch even op de eerste verdieping te kijken: “ja hoor, wij dweilen hier elke dag de vloeren vanwege alle tranen die worden geplengd voor Rothko”.
Voor het geval u misschien denkt dat het nu een lofzang wordt op de persoon Rothko en zijn werk, en een mea culpa maxima dat ik oooo zo fout zat, dan kan ik u geruststellen, dat wordt het niet. Maar het wordt wel een enorm compliment naar het museum dat het kunstdiscours loslaat en in de geest van Rothko kruipt.
Bij aanvang van de tentoonstelling doet het museum een verzoek om Rothko in stilte te bekijken. Ook worden 2 routes gepresenteerd: je kunt de emotionele, rode route kiezen of de route van het begrip, aangegeven met blauw en bedoeld om de toeschouwer te laten snappen hoe Rothko uiteindelijk zo abstract en gelaagd is gaan werken. Ik vond de emo-route te makkelijk en ik ken ook mijn beperkingen als kunsthistorica: begrip vind ik lekker dus blauw. De zaalteksten zijn toegankelijk, niet doorspekt met geleende taal van de kunstenaar en vrij kort. De werken zijn vaak niet ingelijst opgehangen waardoor de gelaagdheid niet teniet wordt gedaan en het licht is prettig: gedimd en geen weerkaatsing.
De eerste zaal toont het begin van de carriere van de kunstenaar. De symboliek en het surrealisme waarmee Rothko experimenteerde waren duidelijk een verkenning van wat er al was; een kleine vooruitblik op zijn klassieke periode wordt gegeven. Bij een werk van de metroseries laat Rothko als een El Greco van de 20e eeuw langgerekte figuren zien die in een vreemde, geabstraheerde ruimte opeengepakt staan; ongemakkelijk zich verhoudend tot de grens van intiem en publiek. Het werk van Modigliani, aartsvijand van Pablo Picasso, zal hij zeker ook gekend hebben.
Geleidelijk transformeren de wandkleuren van de zalen subtiel van wit naar grijsblauw. De felrode of kastanjebruine, abstracte werken van Rothko contrasteren goed met de achtergrond. Het licht wordt donkerder en mijn blik vernauwt, ik moet dichter op de werken staan. Die intimiteit wordt ruw verstoord door de Mondraanzaal. De vergelijking met Mondriaan had ook zeker niet gehoeven; in de organische route die ik bewandel, voelt dit als een kunsthistorische moetje en ik verlaat deze zaal ook snel, ook al wist ik dat daar zijn laatste, bloedrode doek hing die door zijn geslaagde zelfmoordpoging niet af kwam.
De hoofdroute is omringd met kleine zij-ruimtes die als kapelletjes fungeren. Een of twee werken vragen de aandacht en bankjes zijn beschikbaar om daar zittend, op de billen of op de knieën (echt gezien), de doeken op je in te laten werken. Achter of naast de bezoeker worden zijn inspiratiebronnen weergegeven; het San Marco klooster in Florence als meest imponerende en onverwachte bron. De doeken van Fra Angelico in de cellen van het Dominicaanse klooster brachten een gevoel teweeg dat Rothko ook bij de toeschouwer wilde oproepen: devotie en spiritualiteit. Dat je vervolgens ook in een donkere ruimte op een groot scherm de inrichting van de Rothko kapel in Houston – met maar liefst 14 schilderijen – kan ‘beleven’ is een goede aanvulling.
De mooiste zaal bevat onder andere de werken die bedoeld waren voor het luxueuze Four Seasons restaurant in Seagram Building te New York. Werken waar de solistische Rothko moeite mee had en een opdracht die hij uiteindelijk niet afmaakte. De warme doeken enerzijds, en de zwarte of aubergine kleurige werken anderzijds roepen bewondering op: subtiel en met veel vakmanschap geschilderd. Rothko werd gezien als een colorist en mooie kleuren werken goed bij het nuttigen van een hapje en het nippen aan een prosecco.
Hij haatte de term colorist; alsof hij enkel kleuren schilderde zonder betekenis. Hij hoopte ook dat mensen geen trek meer hadden wanneer zij in het restaurant naar zijn schilderijen keken. In 1910 uitte Kandinsky in zijn traktaat Uber das Geistige in der Kunst kritiek op abstracte kunst, een die zo uit het hart van Rothko gegrepen kon zijn: “dan zouden we werken maken […] die, grof gezegd, op een dasje, een tapijt zouden lijken. Rothko wilde geen sell-out zijn en een kunstje doen, ondanks dat dit veel succes zou opleveren. Die strijd heeft het museum goed in tekst en beeld gevat.
Het gemeentemuseum heeft een oprechte poging ondernomen om, zonder het gevoel te geven dat je Rothko moet snappen of de kunstgeschiedenis van de 20e eeuw op je duimpje moet kennen, het publiek mee te nemen in de geest van Rothko. Het zoekt openlijk de tegenstelling op van de ratio en de emotie, donker en licht, kleur en zwart, zoals de blokken in zijn doeken. Het museum probeert in de voetstappen van Rothko te treden zonder gewichtig te doen over dit besluit; het cijfert zichzelf zoveel mogelijk weg om de kunstenaar zoveel mogelijk voor het voetlicht te brengen.
Wie weet wat er kan gebeuren als de zaal met Mondriaan niet in de tentoonstelling is en ik deze tentoonstelling alleen kan bezoeken in alle stilte. Wie weet zeg ik dan over 20 jaar tegen een collega: “Ja, maar jij zit ook in een andere levensfase”. En dat is echt de verdienste van het museum te noemen dat erin geslaagd is Rothko op een manier, die bij hem past, te presenteren. En dat is een kunst op zich.