De kunstenaar als communicator anno 2014
De kunst anno 2014 is een kunst die zichzelf vooral verbaal aan de man brengt omdat ze onder de dwang van een steeds grotere economische zelfrechtvaardiging staat.
What an enormous price man had to pay for reason, seriousness, control over his emotions – those grand human prerogatives and cultural showpieces! How much blood and horror lies behind all “good things” – Nietzsche in Saving the modern soul van Eva Illouzz (2008)
In het boek Saving The Modern Soul: Therapy, Emotions and the Culture of Self-Help van sociologe Eva Illouzz, wordt in ’From homo economicus to homo communicans’, historisch beschreven hoe de mens, vanuit een psychologische systematiek die ontwikkeld was voor de werkvloer, steeds zichzelf verder disciplineert tot een redelijke communicatie. Die systematiek was er op gericht dat de werknemer zich meer efficiënt inzette onder invloed van aandacht van de manager voor de werknemer. De emotionele werknemer was minder productief en het management moest daarom een luisterend oor bieden en empathisch zijn. Redelijkheid, ook in reactie op emotionele botsingen, is het pad tot een succesvolle carrière en een vruchtbare samenwerking. Dit wordt door Illouzz met praktijkvoorbeelden van projectmanagers en afdelingschefs zichtbaar gemaakt. Deze opgelegde redelijkheid vanuit het management resulteerde in het ’rationeel’ zijn van de werknemer; hij richtte zich op beheersing van zijn emoties, en diende zich ook te verplaatsen in de emoties en achtergronden van andere werknemers. Deze samenwerking op de werkvloer ontwikkelde zich verder, tot het samenwerken in de publieke maatschappelijke ruimte als voorlopig eindstation.
Communicatie in de Kunst
Ook de kunstenaar legt zich toe op de rationaliteit en houdt rekening met de wensen en verlangens van de ‘redelijke’ toeschouwer. Wensen en verlangens die de kunstenaar als onbewust voor de toeschouwer veronderstelt. Hij moet de emoties, die de toeschouwer beleeft in confrontatie met zijn werk, reguleren door te voelen waar en hoe die emoties kunnen ontstaan en wat die kunnen veroorzaken. Ook hier wordt echter de nadruk, zoals dat bij de voorbeelden die Illouzz in haar boek laat zien, steeds meer gericht op de cognitieve regulering van emoties.
De kunst is niet alleen bezig zich uit te spreken, maar ze expliceert zich vooral meer rationeel om haar economische betrouwbaarheid te tonen. De vuistdikke catalogi en de toenemende aandacht voor filosofie in de kunst, getuigen van de wil vooral begrepen te willen worden, zelfs als dit begrijpen uitlegt dat kunst eigenlijk nooit helemaal te begrijpen is. Maar dit heeft ook tot gevolg dat de hedendaagse kunst, hoewel zeer divers, toch vooral wordt gedomineerd door een voorhoede die vooral intellectueel en rationeel gericht is. Dat wil zeggen dat er vooral denkbeelden, en veel minder emoties of ervaringen, worden ge(re)produceerd.
Shockeren is allang niet meer mogelijk, ieder taboe is nu wel geslecht en daarom niet langer meer een uitingsplicht van de avant-garde. De inzet wordt nu gevoerd op een rationele toon. De kijker moet worden aangesproken op zijn, of haar vermogen om zich te laten verleiden tot nieuwe denkbeelden en perspectieven. Een praktijk die tot voor kort voorbehouden was aan de filosofie, zoals dat door de Franse filosoof Gilles Deleuze in Qu’est-ce que la philosophie? (1991) en Francis Bacon: The Logic of Sensation (1981) uiteen is gezet
De kunst is steeds meer aan het woord. De vraag aan de toeschouwer om de kunst te ’lezen’ wordt nu via een descriptieve omweg tot stand gebracht. Deze omweg probeert de kunstenaar vervolgens in zijn werk te incorporeren. De toename aan installaties, als kleine decors voor een toneelspel, en gecombineerde objecten die met elkaar een ’dialoog’ aangaan, toont hoe de kunstenaar de objecten in de ’grammatica’ van de woorden, probeert te brengen. Door middel van deze omweg kan de toeschouwer niet langer in ontsteltenis geraken, dat is inmiddels een te grote emotionele druk die stelselmatig wordt omzeild. De geëgaliseerde samenwerkingen en verhoudingen laten een dergelijke inbreuk niet meer toe.
De toeschouwer wordt nu vooral aan het denken gezet. De kunst vertelt wat ze wil betekenen, zoals de installatie van Vincent van Dams in Beelden aan Zee of de geënsceneerde jaren ‘50 kantoor-omgeving van Willemijn Schellekens en Ola Szostak in het Nationaal Archief. De in de jaren 60 ingezette interactie die de performance kunst in gang heeft gezet, is nu doorgedrongen tot alle kunstdisciplines. Kunst gaat in dialoog met de toeschouwer. De autonomie van de kunst dreigt onder de druk van de economie en onder de empathie met de toeschouwer te bezwijken.
– Henri Wijenbergh –