Rinus Van de Velde, Prop Auto, 2018.
Een gigantische machine die een ballon opblaast, een schaakmatch tegen grootmeester Bobby Fischer of je dubbelganger vermoorden. In het universum van Rinus Van de Velde is niets te gek voor woorden. Hij brengt in Museum Voorlinden een ode aan de verbeeldingskracht en het kunstenaarschap.
“Toen ik 15 jaar geleden afstudeerde, vroeg ik me af hoe ik mijn kunstenaarschap zou willen invullen”, aldus Rinus Van de Velde. “Als kunstenaar breng ik veel tijd door in mijn atelier, maar daarover kan ik niet boeiend vertellen. Waarom zou ik geen leven verzinnen?” Dat is het begin van zijn fictieve autobiografie en de verbeelding van zijn dagdromen. Tekenen vormt de basis van zijn werk. Hij is daar urenlang mee bezig, en intussen dagdroomt hij. Met de verhalen die al tekenend tot stand komen, tracht Van de Velde vat te krijgen op en zingeving te geven aan de werkelijkheid. Hoewel hij dagenlang in zijn atelier zit, beleeft hij innerlijke reizen met gekke avonturen en neemt hij steeds andere rollen aan. Stilaan breidt hij zijn oeuvre uit met andere media, zoals decors, keramiek en film. “Dagdromen en verbeelding hebben een bijzondere waarde, maar er is jammer genoeg weinig ruimte voor in onze samenleving”, vertelt Van de Velde. “Mijn kunstenaarschap bestaat uit de constante verbeelding dat ik iemand anders ben.” Met de titel The Armchair Voyager benadrukt hij dat alles wat hij verbeeldt fictie is en tot stand kwam in zijn atelier. Het is ook een knipoog naar de Amerikaanse kunstenaar Joseph Cornell, die zichzelf omschreef als leunstoelreiziger. Cornell verzamelde objecten uit de hele wereld zonder New York te verlaten en verwerkte die in zijn kelder tot driedimensionale collages.
Dialoog
The Armchair Voyager is geen retrospectieve tentoonstelling maar toont een selectie uit het oeuvre van Van de Velde. Wanneer hij exposeert in een museum houdt hij van een terugblik op zijn oeuvre en het samenbrengen van bepaalde werken in nieuwe constellaties. Hij is hiermee niet aan zijn proefstuk toe. In het voorjaar van 2021 was zijn werk met I’d rather stay at home, … te zien in Kunstmuseum Luzern en in het voorjaar van 2022 toonde hij met Inner Travels veel werk in BOZAR Brussel. In BOZAR koos Van de Velde al voor een dialoog met werk van andere kunstenaars. Dat doet hij nu opnieuw met werken uit de vaste collectie van Museum Voorlinden. De getoonde werken uit zijn eigen oeuvre zijn bijna allemaal bruiklenen uit collecties. Wie interesse heeft om ook enkel nieuw werk van hem te zien, kan vanaf maart terecht in Max Hetzler Gallery in Londen.
Het is onwaarschijnlijk wat Voorlinden als privémuseum doorheen de jaren aankocht. Een selectie uit die vaste collectie in dialoog met werk van Van de Velde zorgt alvast voor een indrukwekkend geheel van knappe kunstwerken. Daarnaast gaat Van de Velde ook in zijn werk in dialoog met bestaande kunstwerken of bekende kunstenaars. Hij brengt alles samen in zijn fictieve autobiografie en geeft zijn kijk op de kunstwereld.
Rinus Van de Velde bij 'zonder titel', 2012, houtskool op papier, 275 x 240 cm.
Maskers
Via een kluisdeur betreden we de tentoonstelling en belanden we in het universum van Van de Velde. Er hangt een houtskooltekening van een zelfportret met de titel Forever the Armchair Voyager (2022). Meteen introduceert de kunstenaar zich als een fictief personage. Een masker is een karikatuur van hemzelf. Dat liet hij maken voor zijn tweede film, waar hij graag voor en achter de camera wilde staan. Het masker is bevreemdend en luguber. Uit de collectie van Voorlinden zien we een foto van Jan Vercruysse, verscholen achter een masker en eentje van Cindy Sherman, bekend om haar foto’s, waarbij ze zich telkens in een andere personage verkleedt. Ook Rodney Graham bevraagt zijn identiteit door zich te vermommen. Hier in een lichtbak als spion, al glurend door een krant, wat opnieuw een masker vormt.
Wat als?
Wie of wat wil je zijn als je diverse persoonlijkheden aanneemt? “Ik verkies datgene wat ver afstaat van wie ik werkelijk ben of wat ik zou doen.” Hij beeldt zich in dat hij een abstract expressionist is of de zoon van een avant-garde koppel. Samen met zijn broers moet hij tegen zijn zin een performance bijwonen van zijn ouders Tinguely en Niki de Saintphal. Nog een van zijn fantasieën is om pleinairist te zijn. Met een kleurpotloodtekening toont hij hoe hij zijn atelier in brand steekt, zodat hij enkel nog buiten kan werken. Dat doet Van de Velde nooit. Hij werkt uitsluitend in zijn atelier en kijkt zelfs niet uit het raam om zijn werk te maken. Dat deed Giorgio Morandi wel bij zijn landschapschilderij uit de collectie van Voorlinden.
Van de Velde oefent alvast op overleven in de veilige omgeving van zijn tuin, waar hij een kampvuur maakt om zijn sigaret aan te steken. We zien ook een trekkersrugzak, een rekwisiet uit verf en karton, wat suggereert dat hij er graag opuit trekt. “Als ik werkelijk naar buiten zou gaan, word ik lastig van koude en wind.” Van de Velde houdt van controle en die behoudt hij in zijn atelier.
Rinus Van de Velde voor een cluster van zijn oliepasteltekeningen.
Vrienden
Zijn dagdromen maakt Van de Velde reëler door stijlen na te bootsen, naar bestaande kunstwerken te verwijzen en met gekende kunstenaars in dialoog te gaan alsof hij ermee bevriend is. Van de Velde maakt een grote oliepastel van een landschap naar een werk van Frits Thaulow, een pleinairist en de leermeester van Eduard Munch. Tell me how I get there, David. schrijft hij onder een houtskooltekening naar een werk van David Hockey. Wijs me de weg om pleinairist te worden, vraagt hij aan Hockey, iemand die het pleinairisme vandaag terug actueel maakt. Of hij spreekt de Amerikaanse schilder Joe Bradley aan in kleurpotlood om cola, sigaretten en snoep te halen. Van de Velde toont clusters van oliepastels waarin hij zich inbeeldt dat hij gesprekken voert met onder meer de overleden kunstenaars Eduard Münch, Pierre Monet, Bonnard, Emile Nolde, Cy Twombly en Leon Kossoff. Het gaat steeds om fictieve conversaties met kunstenaars die hij nooit ontmoette.
Mythevorming
“Mijn werk is één grote leugen en verbeeldt een leven dat ik niet leid. Die inbeelding en visualisatie zijn voor mij interessanter dan de echte beleving.” Van De Velde voelt verwantschap met de dichter Fernando Pessoa die omschreef dagdromen als rijker dan de werkelijkheid. “Pessoa verbleef op zijn zolderkamer in Lissabon terwijl hij alter ego’s verzon met diverse levensopvattingen. Pas na zijn dood werd zijn werk ontdekt. Er zijn geruchten dat vier hedendaagse schrijvers zijn teksten en ook zijn oorsprongsmythe hebben verzonnen. Dat boeit me uiteraard.” Van de Velde is dan ook blij dat er een tekst van Pessoa in zijn catalogus van deze tentoonstelling staat. Van de Velde bestudeert aandachtig biografieën en werk van andere kunstenaars.
“Een biografie is ook een mythe, waar verhalen een eigen leven leiden.” Joseph Beuys is voor hem een belangrijk voorbeeld. Nadat hij crashte met een vliegtuig, werd hij gevonden door een groep nomadische Tataren. Zij verzorgden hem met vet en vilt. Die mythe vormt de basis voor zijn oeuvre. Uit de collectie van Voorlinden zien we onder meer een slee, met vilt, was en een zaklamp. Het verbeeldt een kunstenaar als avonturier of overlever, die in allerlei benarde situaties terechtkomt en zich daaruit weet te redden. Met een tafereel in de vorm van een keramische assenbak gaat Van de Velde verder in op het avontuur. “Ik toon Beuys een minuut nadat zijn vliegtuig gecrasht is. Kunstcritici hebben die plek proberen zoeken om bewijs te vinden. Waarom zou je dat doen? Het is net mooi dat die plek waarschijnlijk nooit heeft bestaan. Uit dat verzinsel is wel een prachtig oeuvre voortgekomen. Ik verbeeld me hoe die plek er heeft uitgezien. Wat al dan niet waar is, vind ik niet interessant. Het boeit me wel wat mensen verzinnen om hun werkelijkheid betekenis te geven en leefbaar te maken.”
Een houtskooltekening verwijst opnieuw naar kunsthistorici en curatoren die het bij het verkeerde eind hebben. Uiteindelijk creëert iedereen een eigen werkelijkheid. Van de Velde houdt van leugens, daarom benadrukt hij in zijn werk het nagemaakte. “Een leugen is net interessant als we die opmerken”, aldus de kunstenaar. Een houtskooltekening toont hoe hij besluit om op een rots te wonen in het midden van een oceaan. Hij bouwt er een huis, maar het is er stormachtig en de zee is heftig. We zien zijn vriend en schrijver Koen Sels daarom met een tuinslang spuiten.
Tentoonstellingszicht 'The Armchair Voyager'.
In beweging
Aanvankelijk krijgt zijn fictieve autobiografie louter vorm aan de hand van houtskooltekeningen. Van de Velde baseert zich op bestaande beelden uit diverse bronnen. Geleidelijk aan kiest hij voor foto’s van zichzelf. Hij toont nadrukkelijk dat hij de hoofdpersonage in het verhaal is. Om zijn verbeelding nog beter te visualiseren, gaat hij decors bouwen waarin hij en zijn vrienden figureren. De decors dienen als tussenstap voor de realisatie van houtskooltekeningen, maar die bouwen vraagt tijd en ze zijn op zich al bewonderenswaardig. Bij het zien van een documentaire die met een travel de bezienswaardigheden in het appartement van de overleden André Breton vastlegt, beseft Van de Velde dat film een ideaal medium is om ook zijn decors ook aan publiek te tonen. Zijn tekeningen voorzien van tekst hebben al van in het begin de allure van storyboards voor een film. Het is dan ook een logische stap om zijn decors niet enkel voor foto’s maar ook voor bewegende beelden te benutten. Na vier jaar werkt hij intussen aan zijn derde film, wat een bijkomend aspect van zijn oeuvre vormt. In Voorlinden toont hij zijn tweede film La Ruta Natural. Het gaat over een personage die zijn masker draagt en gevangen zit in een fictieve wereld. Het is een visueel script op muziek van Joachim Badenvorst, waarbij de fictieve Van de Velde van de ene gebeurtenis in de andere tuimelt.
Divers
Hoe een droom een nachtmerrie wordt, zien we ook in een grote houtskooltekening, waar een professor de controle verliest en zijn bureau kort en klein slaat. Elk blad papier bungelt aan een touwtje om de compositie vorm te geven. In de titel What isn’t, can be done, I continued. schuilt een verwijzing naar hoe Van de Velde in zijn universum uiteindelijk steeds de touwtjes in handen heeft. Alles is mogelijk, zet hij ook door in zijn keuze voor diverse media. Na verloop van tijd komt hij ook naar buiten met kleurpotloodtekeningen. Deze zijn zo realistisch dat het vanop afstand foto’s ogen, eens dichterbij zien we de hoeveelheid lagen kleurpotlood die hij zorgvuldig over elkaar zet. Tekeningen die flirten met de kwaliteiten van schilderijen zijn een constante in zijn werk. Hij blijft een voorvechter om tekenen, wat lange tijd ondergewaardeerd was, als een volwaardig medium te erkennen. In 2021 toont hij voor het eerst oliepastelsoliepasteltekeningen. Kleurschakeringen zorgen voor knappe lichtschakeringen en veel dieptewerking. Oliepastel biedt andere mogelijkheden dan houtskool en daarmee neigen zijn tekeningen nog meer naar schilderijen.
Rinus Van de Velde, 'Een zomer in Giverny', 2020, en Thomas Demand, 'Pond, 2020.
Abstracties
Als verstokte roker komt Van de Velde op het idee om grote asbakken te maken uit keramiek. Deze vormen het decor voor de eerder ruwe en kinderlijke weergave van verhalende taferelen. We zien een asbak met Claude Monet op de brug in zijn tuin in Givernit genietend van zijn waterlelies. Dat vormt een fraaie dialoog met een foto van Thomas Demand uit de collectie van Voorlinden. Voor zijn foto licht Demand kartonnen waterlelies uit op een blauw zeil. Hij baseert zich voor zijn waterlelies op een Japanse vijver die op zich al een nagemaakte vijver is naar de tuin van Monet.
Van de Velde bouwt zijn decors overwegend uit karton en beschildert ze. Hoewel het abstracties van de werkelijkheid zijn, is het realiteitsgehalte groot. Zo vormen een een levensgrote auto en een treinwagon respectievelijk een decor uit zijn tweede en derde film. We wanen ons meteen in een ouderwetse trein. “Een treinbestuurder benadrukte dat er weinig overeenkomt met een echt treintoestel.”
Ook de machinekamer uit zijn eerste film is verbluffend om door te lopen. De uitwerking gaat tot in details en hoewel we zien dat het nagemaakt is, blijven we ook als toeschouwer stiekem geloven dat het werkelijkheid is. Levensgrote en schaalmodellen van dezelfde decors maken ons dan weer duidelijk hoe Van de Velde de realiteit naar zijn hand zet.
Grappig
Een bijzondere kracht van zijn werk is het doordrongen zijn van ironie en zelfrelativering. Onder een kleurpotloodtekening van een bed schrijft hij: I wake up every day, look in the mirror, and see nothing but a pure genius staring back at me. Een oliepasteltekening verbeeldt dan weer een tornado die zijn atelier verwoest. Een vriend trekt hem eruit en gebied hem zichzelf te redden en te stoppen met denken aan het nalatenschap van zijn werk. Hij lacht ook met zijn onvermogen om ooit pleinairist te worden, zoals in de oliepasteltekening met onderschrift I am a frightened plenairist. Ook andere kunstenaars, kunstcritici en Museum Voorlinden spaart van de Velde niet. Met een paar tekeningen maakt hij grappige toespelingen naar Swimming Pool van Leandro Erlich. Deze installatie, gemaakt voor Voorlinden insinueert een echt zwembad te zijn en hiermee verwierf het museum bekendheid.
Rinus Van de Velde, Prop, Train, 2021
Overstelpen
De eindeloze lus die de tweede film vormt, zet van de Velde door in de opstelling van zijn werk in Voorlinden. De museale ruimte biedt hem de kans om de toeschouwer een bepaald parcours te laten volgen. Met de laatste houtskooltekening Please come back next Sunday moedigt hij de toeschouwer aan om het parcours opnieuw te bezoeken. Hij toont veel werk en ook de dragers van zijn tekeningen zijn tot de randen met informatie gevuld. “Ik zie het als een unieke kans alle aspecten van mijn werk aan bod te laten komen.” Verder heeft hij een onstuitbaar enthousiasme en ietwat neurotische drang naar veelheid. “Dat is een constant gevecht met mezelf”, weet hij. Die hoeveelheid aan informatie maakt we elke keer dat we zijn werk bekijken, nieuwe aspecten en verwijzingen ontdekken.
Wanneer we de vergelijking maken met zijn tentoonstelling in Kunstmuseum Luzern en BOZAR, stellen we vast dat de eerste presentatie de meeste vrije was en de tweede het meest gecureerd. Van de Velde kiest in Voorlinden voor een middenweg. Elke tentoonstelling brengt een persoonlijk verhaal vanuit een ander perspectief en biedt telkens opening om mee te reizen en eigen interpretaties te maken. Daar waar er in BOZAR soms aanduidingen en ingrepen waren, zodat je niet te dicht bij het werk kwam, versmelt in Voorlinden alles met elkaar. Van een mogelijke hiërarchie tussen diverse media en kunstwerken is hier geen sprake. Alles is evenwaardig en versterkt elkaar. De collectie van Voorlinden is zo rijk dat Van de Velde tal van treffende referenties met zijn werk vindt. Van de Velde dompelt ons onder. We geven ons over aan zijn universum. Het werkt flitst ons van het ene hersenspinsel naar het andere. Het geheel prikkelt onze verbeelding en doet ons even wegdromen naar plaatsen waar alles mogelijk is.