Zoro Feigl in de Electriciteitsfabriek
In 1962 nam Willem Sandberg afscheid van het Stedelijk Museum Amsterdam. In ruim 15 jaar vormde de directeur het ‘stoffige depot’ om tot het pionierende en experimentele museum van Europa. Sandberg ontving jonge kunstenaars met open armen en gaf ze carte blanche om de witte ruimtes om te toveren tot labyrinten, speelplaatsen, schiettenten.
Willem Sandberg (met vlinderstrikje) in de schiettent van de Franse beeldend kunstenares Niki de Saint Phalle in de tentoonstelling Bewogen Beweging (1961).
In 1949 mochten Karel Appel en consorten enkele ruimten in een CoBrA werkplaats transformeren. In 1961 namen de Nul-kunstenaars het over (Sandberg trok de deur achter zich dicht en gaf Nul-kunstenaar Henk Peeters de sleutel). En in 1961 en 1962 zetten Jean Tinguely en Daniel Spoerri met enkele Nouveau Realisten in Bewogen Beweging en Dylaby letterlijk en figuurlijk het Stedelijk op zijn kop.
Het dagboek dat Spoerri bijhield van de 3 weken durende opbouw van Dylaby (en dat ‘integraal’ werd gepubliceerd in de tentoonstellingscatalogus) is een lust voor het kunsthistorische oog; het is een knipoog naar de kunstenaarspraktijk, maar laat ook zien dat het voor de conservator Ad Petersen een stressvolle periode moet zijn geweest.
Sandberg was van mening dat elke beroepsgroep die zich met eigentijdse kunst bezighield, ontzag en deemoed voor de avant-gardistische kunstenaar moest hebben, omdat kunstenaarsogen over uitzonderlijke deskundigheid beschikten.
Het idee van de kunstenaar als curator was ook in Nederland een feit.
Toen ik een kijkje in de keuken mocht nemen bij de opbouw van de solotentoonstelling annex werkplaats van Zoro Feigl in de Elektriciteitsfabriek, moest ik weer aan Sandberg denken, en dan vooral aan de vrijheid die Sandberg gaf aan betrekkelijk onbekende en absoluut jonge kunstenaars. En ook nu staat een betrekkelijk jonge kunstenaar centraal in een grote tentoonstelling van Nest en de Electriciteitsfabriek. Hun eerste gezamenlijke, en zeer ambitieuze project.
De vergelijking tussen Feigl en Tinguely is snel gemaakt: grote, piepende, (on)eindige, draaiende machines die ingenieus gemaakt zijn en betoveren. De poëzie van de beweging, het grote gebaar gevangen in een klein moment. In een veertje dat terugspringt, een lint dat de mooiste kronkel ooit maakt, een geluid dat pas wordt gemist als het er niet meer is.
Waar Tinguely in zijn begintijd vooral de humor opzocht en anti-establishment was, concentreert Feigl zich op het eigen werk. De schoonheid van bouwmaterialen, de kracht van (on)eindige beweging, hij creëert een visueel klankgedicht met prefabelementen die in de lokale bouwmarkt niet bepaald hoge ogen gooien.
Maar de humor ligt ook bij Zoro Feigl op de loer. Een groot ronddraaiend rood gevaarte dat als een opwaaiende zomerjurk de koude Elektriciteitsfabriek verwarmt, draagt de titel Poppy (Engels voor klaproos), maar Feigl noemt het in onderstaand fragment ‘een soort pizza die rond gedraaid wordt’.
De drie werken zijn een voorbode van de gigantische werkplaats (met circa 15 werken) die op 12 januari 2018 zal openen. Tevens zal in Nest de tentoonstelling Another Dimension te zien zijn, een tentoonstelling die is samengesteld door Zoro Feigl en die meer ingaat op zijn inspiratiebronnen en ‘metgezellen’. Deelnemende kunstenaars zijn Frank Ammerlaan, Nicky Assman, Boris de Beijer, Sema Bekirovic, Mischa Daams, Gabriel Lester, Keisuke Matsuura, Panamarenko, Oscar Peters, Conrad Shawcross en Gabey Tjon a Tham.
De curator Rob Knijn, die door Nest en de EF is uitgenodigd om de solotentoonstelling te helpen vormen, werkt met Feigl en zijn team samen om de getemde mechanische dieren van Feigl in de voormalige turbinehal tot hun recht te laten komen. Hij vertelt vol enthousiasme over wat komen gaat; een podium op springveren, grote werken op de eerste verdieping en educatieve workshops voor jong en oud.
De tentoonstelling zal – zie ik zo voor me – het midden houden tussen een atelier, een labyrint, een schiettent en een prachtige tentoonstelling.
Jammer dat Sandberg er niet bij is.