Het kraakt en het piept / Jean Tinguely
Op 1 oktober 2016 opende de tentoonstelling Jean Tinguely Machinespektakel in het Stedelijk Museum in Amsterdam. 25 jaar na zijn dood presenteert het Stedelijk de grootste tentoonstelling van Tinguely in Nederland.
Toen Tinguely al 12 jaar ter ziele was, ontdekte ik hem voor het eerst aan de Universiteit van Utrecht waar ik kunstgeschiedenis studeerde. In het tweede jaar koos ik, wanneer dat maar kon, voor de anti- en andere kunst. De rebellen, de charlatans en de dat-kan-mijn-nichtje-van-vier-ook kunstenaars. En, natuurlijk, Jean Tinguely.
Kijk niet verbaasd op als je in mijn appartementje een altaar van katrollen, lampjes en staal ziet staan dat, op gezette tijden, zacht piepend en krakend in beweging komt en een kleine tekening uitspuwt. De theatermaker, beeldend kunstenaar, autocoureur, entertainer en curator fascineert mij al jaren.
Zijn eerste mobiles in de jaren 30, de bewegende en zelfvernietigende machines in de jaren 60, de parades, zijn Manifest für Statik dat in honderden oplages door de lucht van Düsseldorf zweefde en, niet in de laatste plaats, de tentoonstelling Dylaby (1962) in het Stedelijk Museum Amsterdam waar toenmalig directeur Willem Sandberg Daniel Spoerri en Jean Tinguely carte blanche gaf om de boel volledig op zijn kop te zetten.
Dylaby moet een feest zijn geweest. Zes kunstenaars kregen van Sandberg ieder een zaal om te transformeren. Het werd een dynamisch labyrint. Bezoekers konden over het plafond lopen in het labyrint van Daniel Spoerri en in de schiettent van Niki de Saint-Phalle werd met verf geschoten op ronddraaiende figuren. Tinguely speurde in de tweeweekse voorbereiding het Waterlooplein af op zoek naar metaalschroot om zo voor de ingang van en in het Stedelijk zelf machines tot leven te wekken.
De tentoonstelling over Tinguely, 54 jaar na Dylaby in hetzelfde museum, is een feest der herkenning voor menig bewonderaar. De bijeengebrachte collectie is immens en sommige zalen verbluffen. Maar de kunstenaar is niet de curator en het Stedelijk wil Tinguely vangen in een moment, een tekst, een verklaring of een woord. De chronologische opstelling, de begeleidende teksten, de titel van de tentoonstelling (machinespektakel) en de conservatieve opstelling van Tinguelys mobiles en machines verdrukken de beweging en het plezier.
Tinguely was verliefd op beweging en zei de schilderkunst vaarwel, verf droogt immers en beweging stolt in het pigment. Hij experimenteerde met water, wind, snelheid, licht en schaduwen. Vluchtige elementen die zich niet laten vangen, maar wel laten verbeelden. Hij bouwde machines die dansten, zwierden, herrie en reuring veroorzaakten. En hij bracht plezier, in alle lagen van de samenleving, maar bovenal bij kinderen.
Maar in de laatste drie zalen breekt Tinguely, zelfs 25 jaar na zijn dood, uit de ingekapselde monumentaliteit waarin hij door het museum met alle macht wordt geperst.
In die zalen vang je als bezoeker een glimp op van de jaren 60 waar Tinguely musea omtoverde tot een grote installatie van kermisattracties, vreemde wezens en kunst. De rode knoppen waar je op mag drukken, de herrie, het klingelen en ratelen van kettingen en oud ijzer, de schaduwen en het fenomenale lichtspel doen je vergeten dat je in een museum bent.
De laatste zaal is het klapstuk; een stalen Danse Macabre blaast je weg en toont een nog niet vaak vertoonde kant van de oudere Tinguely. De expo is betoverend, ondanks de stroeve start.