De distopie van Constant en de kaalslag in de kunsten
Het Algemeen Dagblad publiceerde 3 augustus een interview met Henriëtte Post, directeur van het Fonds Podiumkusten, die zich verwonderde over de ontstane ophef rond de subsidietoekenning van circa 1 miljoen euro (in totaal, verspreid over 4 jaar) aan muziekband De Staat.
Samenvattend stelde Post dat De Staat een multimediale benadering kent, veel monden te voeden heeft en bijdraagt aan de Nederlandse cultuur. “Iets wat geen enkel ander (podium)kunstinstelling heeft?”, denk ik dan.
Doorslaggevender lijkt het goede plan dat De Staat indiende, zo stelde Post: “We leggen elke aanvraag langs dezelfde meetlat. We zien dus geen verschil tussen De Staat en bijvoorbeeld het Nederlands Kamerkoor.” Objectief of oneerlijk? Het klinkt ook alsof je een aap en een duif beoordeelt op hun vliegkunsten.De Staat zelf vindt de kritiek prima. En passant laat het Fonds Podiumkunsten wel een slagveld achter; 23 grote namen eruit, 26 nieuwkomers erin, 128 niet gehonoreerd.
Dat De Staat subsidie krijgt, vind ik niet eens zo gek, maar wat mij juist furieus maakt, is de sluimerende veronderstelling dat de boterham die in de (podium)kunsten verdiend wordt nog kariger kan. Van een voedzame boterham naar een beschimmelde, 18 weken oude boterham die de monden van (het gezin van) de desbetreffende acteur, muzikant of kunstenaar ook wel vult.
Het in juni 2016 Haagse Meerjarenbeleidsplan Kunst en Cultuur 2017-2020 laat ook een slachtveld achter, eentje dat in een Game of Thrones aflevering niet zou misstaan. In een 290 pagina’s (!) papieren bouwwerk wordt zeer omwonden beschreven dat – hoewel natuurlijk zeer gewaardeerd – veel kunstenaarsinitiatieven en presentatie instellingen gewoon weer de broekriem mogen aanhalen.
Dat terwijl in juni 2015 meerdere vertegenwoordigers van de (podium)kunstensector aan de alarmbel trokken en Arno van Roosmalen de situatie tot een Slowburn-effect effect omdoopte. Waarom Slowburn? Er wordt teveel geteerd op reserves, waardoor dezelfde kwaliteit als voorheen niet meer geleverd kan worden, medewerkers en freelancers een karige vergoeding krijgen of zich geconfronteerd zien met meer taken voor minder geld waardoor de werkdruk ongezond wordt. In dat Meerjarenbeleidsplan had ik ook gelezen dat bijvoorbeeld Stroom niet volledig gehonoreerd wordt (maar op hetzelfde niveau blijft als tijdens rigoureuze bezuinigingen), maar wel een flinke pluim krijgt voor het goede werk.
Zou zo’n pluim nu lekker smaken als je het paneert en frituurt? Zou het de artistieke maagjes voeden? En zou het de diversiteit en de hoge kwaliteit in Den Haag versterken? Nee dus.
Voor mij gaat alles al mis op pagina nul van het Meerjarenbeleidsplan. Op de voorkant zie je een afbeelding van Constant Nieuwenhuysens New Babylon met de boventitel “Ruimte voor de Spelende Mens” en een lekker bekkend citaat. Het citaat “Alles moet mogelijk blijven, alles moet kunnen gebeuren” moet de lezer ervan verzekeren dat zowel de Adviescommissie als het Haagse gemeentebestuur het belang heus wel inzien van de kunstenaar, musicus, theatermaker en/of acteur die vooral “lekker moet kunnen blijven spelen”.
Als je dit plan opfleurt met de utopie van Constant, dan heb je het echt niet begrepen. Zo ver hoefde de gemeente nu ook weer niet af te reizen om zich verder te verdiepen in Constants ideeën. Over New Babylon staat op de website van het Haagse Gemeentemuseum: “Constant gaat met New Babylon uit van een alternatieve, volledig geautomatiseerde maatschappij, waarin arbeid overbodig is geworden. Hierdoor is de mens vrij om zich volledig te richten op het ontwikkelen van creatieve ideeën. De bewoner van New Babylon, de Homo Ludens (de spelende mens), bepaalt zelf het steeds veranderende uiterlijk van zijn leefomgeving zonder beperkingen of grenzen.”
Elke maand weer zwoegen op uitgebreide subsidieaanvragen met wisselende criteria, een plan A/B/C/…./Z ontwerpen – voor een duurzaam, structureel en kwalitatief hoogstaand programma voor de bezoekers, wijk en stad – mocht een fonds ineens besluiten om het niet meer te vergoeden. Moet ik mij dat nu voorstellen bij vrijelijk en creatief bewegen?
Het gebruiken van Constants utopie en zijn intentie en ideeën niet snappen is naast niet bijster slim ook desastreus. Constant stelde in zijn utopie ook dat hij voorzag dat de noodzaak om kunst te maken, zal verdwijnen. En dat zal in de toekomst heel letterlijk genomen gaan worden in de Babylonische spraakverwarring der subsidieland.