Het Hiervoormaals
Marcel van Eeden @ Maurits van de Laar
Uit mijn jonge jaren, nog voor Marcel van Eeden het levenslicht mocht aanschouwen, herinner ik mij twee visies op het hiernamaals waarmee ik werd aangespoord een voorbeeldig leven te leiden. In eerste instantie werden mij met damast beklede tafels met daarop zilveren schalen gevuld met de overheerlijkste gebakjes in het vooruitzicht gesteld, maar allengs werd dat luilekkerland omgetoverd tot een plek waar ik tot het niet bestaande einde der tijden bij voortduren zou mogen verkeren in het aanschijn van God.
Dit alles kwam weer bij mij binnen toen ik in Galerie Maurits van de Laar de tentoonstelling met tekeningen van Marcel van Eeden bezocht en bijna aan het eind van mijn rondgang, als was ik een van de personages uit het werk van de kunstenaar, vanuit al dat zwart-wit werd besprongen door gebak van kleurpotlood dat mij deed denken aan die plotsklaps warm geel oplichtende dooiers in een koekenpan in de zwart-witfilm Heimat van Edgar Reitz.
Ik prijs mij gelukkig dat het mij niet zo verging als De Waal, zoals de naam luidt van voornoemd karakter uit Laatste Dagen (2005), de eerste cineroman van Van Eeden waarvoor hij zich baseerde op een verhaal van J. van Oudshoorn. Die De Waal werd, juist voordat hij een tentoonstellingszaal wilde verlaten, nog net getroffen door twee kleuretsen naast de uitgang. Die werken zou hij daarna nooit weerzien, want hij bezocht de expositie op de laatste dag vlak voor sluitingstijd. Ik zag de patisserie daarentegen al tijdens de vernissage en had derhalve nog in ruime mate de gelegenheid om nadien in mijn voetschreden terug te keren, want ik heb inmiddels wel geleerd dat er soms heel wat omtrekkende bewegingen aan te pas komen om iets te doorgronden. En ik wilde graag begrijpen, al was het uitsluitend gevoelsmatig, waarom Van Eeden zijn sciencefiction precies in tegenovergestelde richting bedrijft dan gemeenlijk gebruikelijk is. Waarheen ga ik wanneer ik doodga, luidt immers de veelgestelde vraag en niet: waar ga ik heen voordat ik geboren ben? Toch doet Van Eeden uitgerekend dat laatste, want zijn werk beslaat de periode vanaf de oerknal van de fotografie tot geen dag verder dan die van zijn geboorte in 1965.
Alvorens terug te gaan naar de galerie besluit ik een omweg te maken via het Gemeentemuseum (dat gelukkig nog zo heet, want wie zit er te wachten op een kunstoog of zo, maar dit terzijde), waar Van Eeden een selectie heeft gemaakt uit het tekeningenbezit met als uitgangspunt het rechtstreekse van het medium. Naast de schriftelijke tekenlessen van Paul Citroen is het het werk van twee andere kunstenaars in het bijzonder dat in deze context de omweg de moeite meer dan waard maakt. Allereerst is daar Anton Pieck met drie stadsgezichten die door Maarten van Rossem wel als “lollige dingetjes” betiteld zullen worden, maar waarbij Van Eeden de interessante kanttekening maakt dat er van de kant van Pieck ook sprake is van agitprop die zich richt tegen de verloedering van de steden, waarmee in één adem gezegd is dat het werk van Van Eeden evenmin als nostalgie kan worden afgeserveerd, zo iemand dat al zou willen. Veel minder keurig dan Pieck gedraagt zich Erich Wichman, die niet alleen van leer trekt tegen de “gepeupelheerschappij” en Mussolini toejuicht, maar die tijdens zijn leven ook melk drinken te vuur en te zwaard bestreed. Op een enkele uitzondering na stamt al het getoonde van Wichman uit het jaar 1923. Dat jaar is het geboortejaar van Gerard Reve. Maar wat is daarvan het belang? In 1963 maakte ik kennis met diens winterverhaal De avonden en dat was niet zonder gevolgen. Die roman was een klein jaar voor mijn geboorte verschenen en betekende bij lezing vijftien jaar nadien een cruciaal moment in mijn leven: na dat verblijf in mijn hiervoormaals begreep ik ineens wat dat nu eigenlijk wilde zeggen dat menselijk tekort en nog veel meer.
Na mij te goed te hebben gedaan aan een delicieus taartje stap ik opnieuw binnen bij Maurits van de Laar. Als op kousenvoeten beweeg ik door de ruimte, angstig om welk geluidje dan ook te missen. In de verte draait een Volkswagen stationair. Ik hoor hoe zwaar de gordijnen hangen. Ook hoor ik de wanhoop van oude fauteuils die zich met de woorden van K. Schippers onthult in hun gekraak. En er is nog een geluid dat ik eerst niet thuis kan brengen, maar uiteindelijk toch wel: glazen die over een tafel worden geschoven als tijdens een seance waarin getracht wordt wat al dan niet gekend is tot leven te brengen. Mijn blik glijdt langs de door Marcel van Eeden gemaakte tekeningen die precies hetzelfde voor ogen hebben. Ik moet denken aan de film L’hypothèse du tableau volé, waarin een kunsthistoricus aan schilderijen die er wel hangen kan zien dat er één ontbreekt en dat die vermoedelijk gestolen is. Ik wil weten of wellicht een tekening van Van Eeden is gestolen, maar ontdek vooral hier en daar een werk dat er stiekem tussen gehangen lijkt, zoals dat witte blad met die intrigerende gekleurde stippen of die drie boekomslagen-zonder-boek met hun getypte etiketten of Demolish serious culture waarvoor Wichman uit zijn graf lijkt te zijn opgestaan. Anton Pieck geeft ook acte de présence, niet alleen met die langnekkige attractie uit De Efteling, maar ook via die silhouetten die The unerring artistic adjustment of nature, de meest recente serie van Van Eeden, hebben weten binnen te dringen.
Steeds dieper duik ik in de virtuoze tekeningen en verdrink welhaast in het zwart dat net zo intens is als dat in de foto’s van Brassaï en vind dan weer houvast bij een arcering à la Citroen. Ik voel mij welkom in het hiervoormaals van Van Eeden, een plek die hij tot leven brengt door het maken van eigenzinnige beelden van reeds bestaande beelden die nu niet meer gemaakt zouden kunnen worden. Ik besef ook dat alles nog onder constructie is, zoals ook duidelijk is uit het gebruik van een lettertype dat niet zou misstaan op de werktekeningen van een architect of stedenbouwkundige. En dan dient opeens die vraag zich weer aan welke ik al een tijdje probeer weg te drukken. Maar wat doet het er ook toe? Welke tekening zou ik willen stelen? Een tekening naar een ontwerp voor een of ander apparaat? Een tekening naar een foto van een boeket? Een tekening naar een tekening naar een schilderij van een kunstenaar die niet eens bestaat? Of toch een bekraste tekening naar een fotografisch stadsgezicht dat weliswaar ontvolkt overkomt, maar waarvan ik dankzij Van Eedens Lorentz weet dat de daken vol zitten met de doden? Dit overdenkend zie ik plots mijzelf staan in een tekening, iets dat kan omdat mijn hiervoormaals iets verder terug ligt in het verleden dan dat van Van Eeden, zodat ik in het zijne best kan voorkomen, als een vage witte schim zoals grootvader jaren na zijn dood nog weleens wil opduiken op een foto van de stoel waarin hij ooit gezeten heeft. En dan nog even terug naar het gebak. Dat hoef ik helemaal niet in het hiernamaals, maar wel de tekening ervan, want die kan dan tot het eind der tijden mijn verlangen voeden.
Sinterklaas is niet bang; 25 jarige samenwerking Marcel van Eeden – Galerie Maurits van de Laar
Nog te zien tot en met 26 mei 2019.