Volkspaleis 2015: een uitgebreide terugblik
In de grote kerk van Den Haag vond een eendaags internationaal symposium plaats. In 100 years from now werd onze relatie met tijd onderzocht; de tijd die dwingend, buigzaam, onherroepelijk en relatief is. Curatoren, critici, musici, schrijvers en filosofen gingen met elkaar in gesprek en dachten na over de hamvraag: hoe zal het er over 100 jaar voor staan met de culturele productie en kunst? J&T was erbij en blikt uitgebreid terug.
Het eerste blok ging over de toekomst en de dominantie van tijd en ruimte, het tweede blok ging dieper in op het vertellen van een verhaal over de toekomst en in het derde blok werd gekeken naar wat Annie Fletcher After future noemde; een analyse van nu die ons idee over de toekomst inhaalt.
Professor Sandra Kemp (Victoria & Albert Museum) onderzocht in A Space for Time: Museums and the Future of History hoe culturele waarden en erfgoed in onze relatie met heden, verleden en toekomst – die dynamisch en contextueel is – gevangen en gepresenteerd worden. Wat kunnen artefacten ons vertellen over de toekomst en moet ons beeld van tijd wellicht opgerekt worden? Filosofe Michelle Bastian (Universiteit van Edinburgh) verkende de paradox van tijd door te stellen dat de klok zoals wij die kennen een symbool is geworden van alles dat verkeerd is gegaan in onze relatie met de tijd. Laten we, op filosofische wijze, ons losmaken van de dominantie van de tijd en een nieuw beeld schetsen wat een klok kan zijn en de soorten tijd die het kent. De filminstallatie Lost in Time van Patrick Bernatchez, die aanleiding vormde voor dit symposium en diezelfde avond werd vertoond, heeft het voorbijgaan van de tijd, de dood en het proces van verval en vernieuwing als thema. Samen met horlogemaker Roman Winiger ontwierp hij een speciaal horloge waarbij de wijzer een keer rondgaat in 1000 jaar. Een artistieke interpretatie van het anders denken over de tijd, zoals Bastian betoogde. In het eerste panelgesprek “Past, Present, Perfect?” van kunstenaars Brigitte van der Sande (gespreksleider) en Lotte Geeven, kunsthistorica Lynne van Rhijn en filosoof Jacob Voorthuis ontstond een verzet tegen de idee en het denken over de toekomst. Het zover (willen) kijken in de toekomst gaat eigenlijk uit van een geconstrueerd narratief waarin je mee moet gaan. Je kunt hier ook verzet tegen bieden door alle opvattingen en uitgangspunten die gepaard gaan bij het denken over de toekomst juist te ontmantelen.
In het tweede blok droeg schrijver Christiaan Weijts voor uit De Sirenen van het Touchscreen, een mooi en humoristisch boekwerkje dat hij speciaal had geschreven voor dit symposium, en bijna religieus aandeed vanuit het spreekgestoelte waarin hij stond. Boodschap? The Next is now! Voordat je weet welke stedentrip je wilt boeken, krijg je al suggesties in je mail. Kan mijn telefoon straks voorspellen waar ik behoefte aan heb voordat ik hem pak? “De bevrediging dient zich niet eens meer, zoals nu onmiddellijk aan, nee, ze dient zich al aan voordat het verlangen de kans heeft gekregen van zich te laten horen”, aldus Weijts.
Rutger Pontzen vertelde in gesprek met Kees ‘t Hart over zijn eerste roman Nu Ik, waarin de hoofdpersoon koortsig zijn verhaal vertelt zonder interpunctie; humoristisch maar even zo vaak dwingend en onontkoombaar. Pontzen beschreef, na een rake vraag van ‘t Hart over zijn werk als kunstcriticus, hoe het schrijven over kunst verandert. De intrinsieke eigenschappen van kunst beschrijven in een kunstwereld die zo gefragmenteerd is door allerlei stromingen, is niet meer van deze tijd. Als Pontzen een artikel schrijft over een kunstwerk, moet hij zich ook bewust zijn van de sociale, politieke en economische context van het kunstwerk. Twee Rembrandts aan de muren van het Rijksmuseum of het Louvre kunnen niet enkel beschreven worden zonder ook in te gaan op de waarde de werken voor onze gemeenschap hebben en de 160 miljoen die ermee gepaard ging.
In het tweede panelgesprek “The time is now isn’t it?” bogen Annie Fletcher en filosoof en beeldend kunstenaar Frank Theys zich met schrijver en journalist Chris Keulemans over de komende 25 jaar. Theys gaf een vlammende presentatie waarin de geopolitiek centraal stond. Op hoog tempo presenteerde hij 2 grafieken: grafiek 1 toonde de totale instorting van de menselijke beschaving rond 2045 en grafiek 2 toonde de singulariteit van oneindige technologische groei rond hetzelfde jaar. In grafiek 1 vergaat de mensheid door onze exponentiële groei en de beperkingen van de planeet en in grafiek 2 is er een momentum waarin er geen beperkingen (lees: grondstoffen) meer zijn voor de groei, maar juist gesteund wordt door een oneindige technologische groei. Als voorbeeld van deze sociaal-technologische ontwikkeling in de kunst toonde hij Plastic Republic, een project van enkele studenten van University College London. Zij bedachten een bacterie die plastic kon eten, vervolgens samen klonterde met andere volgevreten bacteriën en zo een bewoonbaar eiland vormde voor mensen. Een artistiek hoogstandje waarin technologische vooruitgang, partnership en een open source werkbenadering voorop staan. De White Cube is binnen die context echt verleden tijd; participatory art en art science zijn de toekomst.
Annie Fletcher schoof aan en uit haar presentatie bleek hoe eensgezind beide sprekers waren over de toekomst en het platform dat kunst hierin kan zijn. Fletcher citeerde Franco Berardi die opperde dat we de illusie van de toekomst moeten loslaten en de oneindigheid van het heden moeten omarmen en toezingen. Ook haalde zij Walter Benjamins Concept of History (1940) aan waarin hij schrijft dat in elk tijdperk een poging moet worden gedaan om traditie los te werken van het conformisme dat daarmee gepaard gaat. Hoe doe je dit in de kunst? Fletcher en Theys beschreven nieuwe praktijken en wezen de samenwerking van kunst en wetenschap aan als belangrijke pijlers voor vernieuwing. Ze ging verder door te zeggen dat de kunst af moet stappen van de noties “ownership, artwork and autonomy”; termen waarbij Keulemans grinnikend opmerkte dat dit wel enkele weken kon duren voordat kunstenaars daaraan gewend raakten. Theys zag juist dat dit al aan het gebeuren is; buiten de White Cube zijn kunstenaars en wetenschappers hier volop mee bezig. Fletcher ontwikkelde met internationale curatoren Museum of Arte Útil: een plek in de oudbouw van het Van Abbemuseum waar de gebruikswaarde en maatschappelijke functie van kunst centraal staan. Zij hebben regels opgesteld waaraan Arte Útil projecten moeten voldoen. Een van deze regels geeft al aan wat er aan het veranderen is in de hiërarchie van kunstenaar en toeschouwer: ” Replace authors with initiators and spectators with users.”
Dit gesprek vormde voor mij het hoogtepunt van het symposium waarin de thematiek van blok 1 – tijd en het ontmantelen van alle vastigheden en vooringenomenheid – zeer concreet terugkwam. Theys en Fletcher stelden vast dat ons idee over de toekomst achterhaald is; de wereld van nu gaat veel sneller. De mogelijkheden die nu binnen en buiten de kunst worden verkend, zijn een serieus alternatief voor het ontworstelen aan dat conformisme en het opnieuw mogelijk maken van een toekomst die door de exponentiële groei van de bevolking zo in gevaar is.
Zo inspirerend en blikverruimend de voorgaande lezingen waren, zo kortzichtig was helaas het laatste panelgesprek “Art & Its City”. De achtergrond en het werkveld van de sprekers was te divers om überhaupt tot een eenduidig beeld te komen over de toekomst van presentatie van kunst. Het preken voor eigen parochie was troef en het merendeel van die ideeën bleek een klinkend voorbeeld van het conformisme dat in de loop van het symposium juist werd gemeden als de pest. Een voordeel: het gesprek was een schrikbeeld om het beslissende zetje te geven voor de toekomst.