Interview Christie van der Haak

Bijna een jaar geleden kreeg Christie van der Haak te horen dat zij de Ouborg Prijs 2015 heeft gekregen. Een goede aanleiding voor mij om voor Jegens & Tevens met haar in gesprek te gaan over haar werk.
Christie 7

Foto: Eric de Vries

Wat betekent het voor jou om op dit moment in je leven deze prijs te winnen?
Het is natuurlijk fantastisch om een prijs te winnen. Dat was het ook al toen ik drie jaar geleden de Heden Oeuvreprijs kreeg. De Ouborg Prijs vind ik een interessante en belangrijke prijs. Ik ben er heel gelukkig mee en ontzettend trots op.

Toen ik hoorde dat ik de prijs gewonnen heb, was ik nog aan het lesgeven op de KABK. Maar het moment dat ik de prijs nu daadwerkelijk krijg is wel een vreemd moment in mijn leven. Ik ben nu 65 jaar en moet stoppen met lesgeven. Dat is wel heel gek, maar tegelijk is mijn succes met de stoffen op een soort toppunt, er gebeuren veel geweldige dingen.

Kan je iets vertellen over de hoogte- en dieptepunten in je werk tot nu toe?
Door het maken van het boek voor de Ouborg Prijs zie ik alles terug wat ik in het verleden heb gemaakt. In mijn begintijd was er gewoon veel meer voor de kunst geregeld dan nu. Zeker in de vorm van aankoopmogelijkheden. Maar in die periode, het begin van de jaren tachtig, ging het me ook erg goed, ik heb mooie resultaten bereikt. De afgelopen tien jaar is natuurlijk ongelooflijk veel veranderd in de kunst. Ik merk dat het heel veel moeilijker is geworden om überhaupt werk te verkopen. Als de particuliere markt het moeilijk heeft door de crisis en recessie, heb je daar al minder klanten, maar ook de ernstige bezuinigingen vanuit de overheid zijn duidelijk voelbaar.

In 1985 exposeerde ik met veertig schilderijen in het Van Abbemuseum. De werken waren allemaal in een jaar tot stand gekomen in mijn atelier aan de Doornstraat. Iedere avond ging ik naar dit door mij en een groep andere kunstenaars gekraakte pand, waar dan niemand was en waar bijna alle ramen dichtgetimmerd waren. Met een zaklamp liep ik door de donkere gangen, naar mijn eigen ruimte waar ik de lichten aan kon doen. Daar heb ik toen iedere avond de sterren van de hemel geschilderd. Helemaal vanuit een lange concentratie waarin ik zat.
Christie 6

Foto: Andre Smits

Nadat de Madonna-serie af was heb ik de directeuren van vier grote musea aangeschreven. Van iedereen kreeg ik een reactie op de zwartwit foto’s die ik stuurde en Rudi Fuchs gaf me de tentoonstelling in het Van Abbemuseum.

Hoe ging het verder na deze tentoonstelling die vrij vroeg in je carrière kwam?
Over mijn exposities voorheen in verschillende galeries kreeg ik steeds aardige en goede recensies. Maar het rare was dat ik met deze tentoonstelling, waar alle kranten destijds over schreven, vooral negatieve kritiek ontving. De recensenten werden helemaal gek van al die patronen die zo kenmerkend zijn voor mijn schilderijen. (Dit soort kritiek heb ik overigens nog jarenlang af en toe gekregen).

Ik kan me herinneren dat een recensent schreef dat of hij nu van ver af of van dichtbij mijn werk bekeek, hij absoluut niet kon zien wat er nou eigenlijk werd afgebeeld. Men was wel in staat om over bijvoorbeeld één lijn een heel stuk te schrijven, maar meerdere lijnen die samen een complex patroon, een structuur vormen, werden veelal als cliché gezien.
Christie 4

La cause de notre joie
1984

Hoe was dat dan voor jou dat er zo op werd gereageerd?
Dat was natuurlijk gek; de reacties vanuit de musea en het publiek weken zo af van de reacties van sommige critici, maar ik heb me aangeleerd om daar niet op te reageren. Ik vond (en vind) dat zij in feite niet goed konden kijken.

Het heeft er dus nooit voor gezorgd dat jij dacht dat je het anders zou moeten doen, je bleef juist altijd bij jezelf volgens mij?
Als studenten op de KABK van docenten te horen krijgen dat ze absoluut niet moeten doen waar zij op dat moment mee bezig zijn, dan zeg ik: okay je kan dit nu niet meer doen en ermee stoppen, maar je kunt je ook voorstellen dat je het juist nog tien keer zo erg moet doen, wat je wil zeggen nóg scherper formuleren.

Dat is namelijk wat ik zelf heb gedaan. Ik heb het nog veel ‘erger’ gemaakt.

Was dat een bewuste keuze?
Ja absoluut. Ik heb eigenlijk altijd gestreden voor de patronen. Het is geen strijd tegen anderen, maar een sterk gevoel dat mensen iets nog niet hebben kunnen leren waarderen.

Hing de kritiek toen ook samen met de kunstwereld van dat moment?
Jazeker. Er werd inmiddels wel veel geschilderd, maar meer expressief door bijvoorbeeld de Jonge Italianen, Duitsers en Fransen enz. Er kon wel van alles en er mocht veel. Maar blijkbaar waren de critici aan mijn manier van werken (nog) niet toe.

Toen ik rond 1990 begon met lesgeven op de KABK, maakte ik overigens tijdens beoordelingen vaak mee dat er meteen negatief werd gereageerd wanneer mensen ‘decoratief’ bezig waren. Dat was nog steeds volkomen taboe. En dan zei ik altijd tegen mijn collega’s: “Het spijt me, maar nu ben ik er bij en zo moet je toch niet over decoractie praten. Wat is daar mis mee?’’

Ik merk dat ik ook wel moeite heb met de term decoratie, net alsof het niet een juiste kwalificatie is voor kunst en jij?
Ja dat is iets wat ik al jaren zeg dat wij te weinig woorden hiervoor hebben. Ik vind de term ook niet geschikt, met decoratie kun je van alles bedoelen, van het randje van je bord tot de meest complexe architecturale versieringen van een Indiase tempel die een inhoudelijke waarde hebben. Dus van iets heel kleins en simpels tot iets heel groots en indrukwekkends.

Wat is het precies dat jou altijd zo heeft aangesproken in decoratie of misschien liever gezegd patronen? Waarom is het iets wat jij moet doen?
Mijn patronen zijn door het maken van stoffen het hoofdelement van mijn werk geworden. De patronen vragen om een strakke weergave en daar heb ik altijd erg voor geknokt om dit zo secuur mogelijk in de schilderijen te doen. Op de weefmachine komt het veel meer voort vanuit een vanzelfsprekendheid en het komt er perfect uit. Ik houd hier enorm van en de machine doet dat voor mij.

De werken die nu bijvoorbeeld in galerie Vivid in Rotterdam aan de muur hangen, had ik nog nooit zo volledig kunnen zien. Hier in huis zijn de muren niet hoog genoeg en op een eerdere expositie lagen ze op een tafel. En nu ze zo hangen, blijken ze fantastisch naast elkaar te kunnen. (Dat zou je misschien in eerste instantie niet denken door de drukke, verschillende patronen en kleuren). Ik geniet enorm van mijn eigen werk en houd er vreselijk veel van. En ben in zekere zin ook onder de indruk wanneer ik de werken zo voor het eerst bij elkaar gepresenteerd zie.
Christie 5

Tapestries jacquard woven
Bij Galerie Vivid 2015

Leuke printjes zijn overal te vinden op de koffiekopjes in de Hema of op een behang, noem het maar op. Maar vaak vind jij dan dat het beter zou kunnen?
Ik heb altijd enorm van allerlei patronen gehouden die ik tegenkom, maar ik heb een enorme ervaring op dit gebied ontwikkeld, niet veel mensen doen wat ik doe.

Met een computer kunnen natuurlijk veel fantastische dingen gemaakt worden, maar dat is juist niet mijn manier van werken. Ik maak met de hand een tekening en die probeer ik zo complex mogelijk te maken. Ik probeer zo’n tekening bepaalde boodschappen mee te geven door een vloeiende lijn met zoveel zeggingskracht neer te zetten dat ik al weet dat wanneer het straks gespiegeld wordt, er verborgen in de tekening extra lijnen meegegeven zullen worden. Wanneer ze geweven zijn vormen deze lijnen weer allemaal eigen tekeningen. Het is nooit een steriel patroon, doordat het in eerste instantie met de hand gemaakt is blijft het levend.

Bijzonder is dat je vroeger bij een schilderij natuurlijk ook wel vanuit een bepaalde intuïtie maar doorging zonder te weten wat de precieze uitkomst zou zijn. Maar nu is er nog meer sprake van een bepaald verrassingselement, omdat je nooit exact weet hoe na spiegeling het werk er uit zal gaan zien.
In de schilderijen vroeger maakte ik allemaal vlakken en elk vlak kreeg een eigen patroon. Ik maakte nooit contouren om die vlakken, maar schilderde het patroon tot een soort lijn die er was en direct daar tegenaan kwam weer een ander patroon. Hierdoor krijgt het schilderij enorme diepte en driedimensionaliteit. Als ik aan het werk was dacht ik altijd: wat kan ik hier nu maken waardoor ik me straks helemaal rot schrik? Hierbij speelde steeds de vraag waar zou ik nou nog van kunnen schrikken. Zo heb ik mezelf altijd uitgedaagd om niet voor een bepaalde esthetiek te gaan, maar juist op het scherpst van de snede iets wrangs er doorheen te doen. Het resultaat wordt dan nooit een cliché, maar altijd iets nieuws en verrassends binnen de kaders die ik me gesteld heb.

Bedoel je dat je met het tekenen van een patroon inmiddels juist wel meer grip hebt op hoe het resultaat zal zijn?
Ik heb op een heleboel dingen grip gekregen, maar daar gebruik ik nooit iets van. Als ik iets maak wil ik die grip juist niet hebben. Ik zeg tegen mezelf: ik wil nu iets maken of ontwerpen dat niet zal werken. Maar dat lukt me nooit, wat natuurlijk fijn is. Het is spannend om jezelf niet in herhaling te laten vervallen.
Christie 2

Forma Natura 10
1986

Volgens mij heb jij nog helemaal nooit gebrek gehad aan inspiratie of gedacht nu weet ik het even niet meer.
Nee dat heb ik nog nooit gehad. Ik zit steeds in bepaalde flows, als ik wil weven moet ik naar Duitsland reizen. Ik moet veel organiseren, als er weer een ontwerpperiode komt moet ik er wel even inkomen, maar zodra dat is gebeurd ontstaat het een na het andere werk. En van alle patronen is een op de tien een echte topper.

Kun je iets vertellen over het boek Sproken dat je voor de Ouborg Prijs hebt kunnen maken?
Het boek is geïnspireerd op het sprookjesboek, omdat ik als klein kind al me zo verheugde op het bekijken van dit soort boeken in de bibliotheek. En niet alleen de plaatjes, maar ook het bekijken van de versierde hoofdletters heeft mij altijd zo gelukkig gemaakt. Alle rijkdom van dit soort dingen zit erin. Ik hoop dat de lezer bij het omslaan van de bladzijden iedere keer weer in verbazing valt van wat hij ziet en er helemaal gelukkig van wordt. Het is voor mij echt een wens die uitkomt dat ik nu eindelijk zo’n goed boek heb kunnen maken.

Het is natuurlijk heel fijn dat veel van mijn schilderijen vanaf 1980 erin staan, die vaak niet meer te vinden zijn op bijvoorbeeld het internet en die ook niet voor iedereen bekend zullen zijn. Een aantal is nooit getoond. Ik heb er ontzettend veel aan om met ontwerper Renate Boere te werken. Zij is ongelooflijk enthousiast, kijkt met frisse ogen, voelt het werk erg goed aan en voegt er haar eigen creatieve vondsten aan toe. Renate en haar team zijn soms verbaasd over de schilderijen die ik vroeger gemaakt heb. De werken zijn namelijk eigenlijk nog zo jong, fris en hip. Ik ben zelf ook erg blij met de sterke, doorlopende lijn in mijn werk vanaf het begin tot nu. Eigenlijk verwijst alles weer naar elkaar. Het gaat in mijn huidige werk met stoffen om de patronen, maar die zijn in mijn vroege werken natuurlijk al terug te vinden.

Ik heb altijd heel hard gewerkt in mijn atelier, zodra het maar kon ging ik erheen. Ik voelde me vaak een soort schatbewaarder als ik bezig was met een bepaalde serie. Ik werd dan helemaal onrustig over wat een schat zich in mijn atelier bevond. En ik heb nooit het gevoel gehad dat ik, Christie van der Haak, deze werken tot stand had gebracht, de schilderijen zijn via mij ontstaan. Ik waardeer ze ook om hoe ze geworden zijn, maar niet als een verdienste van mijzelf. Ik ben eerder een doorgeefluik en dat ervaar ik met de patronen op eenzelfde manier.
Wie je zelf als persoon bent kan het proces juist enorm in de weg staan, wanneer je bijvoorbeeld niet goed in je vel zit. Je moet het spoor dat je kunt gaan volgen optimaal tot zijn recht laten komen.
Christie 1

Kamer bekleed met patronen uit het boek Sproken

Ik denk dat jij hier altijd goed in bent geweest om jezelf niet in de weg te staan, klopt dat?
Dat is ook zo en dat is wat ik aan studenten probeer mee te geven, soms worden ze hier ook boos van, omdat het een onuitgesproken norm is dat je heel kritisch op jezelf moet zijn. Dat is natuurlijk ook zo, maar als kunstenaar moet je je eigen kracht vinden en ontwikkelen. Soms zie ik dat studenten heel goed zijn, maar dat er psychologisch iets in de weg zit om het werk zo goed te laten worden als het zou kunnen zijn. Omdat ik een goed gevoel voor empathie heb en echte interesse in mijn studenten, kan ik hen vaak helpen om dit soort obstakels uit de weg te ruimen en dan komt al hun positieve energie vrij, dan kunnen ze worden wie ze zijn.

Je stoffen worden natuurlijk ook gebruikt voor meer toegepaste doeleinden zoals het bekleden van een stoel. Zie je jezelf nu wel als kunstenaar of als iets anders?
Het maakt mij allemaal niet zoveel uit of iemand mij ziet als kunstenaar of stofontwerper. Ik ben trots op beide benamingen. Ik ben nu 65 jaar en er veranderen dingen als je ouder wordt, maar ik heb me eerlijk gezegd nog nooit zo goed in mijn werk gevoeld als nu.

Waar zit het in dat je dit nu zo ervaart?
Ik bedoel de manier waarop ik naar het werk van andere mensen kan kijken, maar vooral ook hoe ik zelf de meest spannende en steeds betere dingen kan maken. Ik heb afgelopen jaar voor de Lakenhal een heel mooi werk gemaakt, dat nog steeds groeit in mijn eigen waardering al klinkt dat misschien idioot. Iedere keer dat ik weer naar het Nieuw Leids Laken kijk, groeit mijn beleving en wat ik ervan vind. Ook met de inrichting van de kamer in het Stedelijk Museum Schiedam ben ik zeer gelukkig. Dat wilde ik al zo lang doen. Ik heb steeds meer ideeën over wat ik allemaal zou willen en kunnen doen. Zoals wel vaker het geval is bij kunstenaars die ouder worden, is het bij mij ook zo dat ik steeds grotere dingen wil aanpakken, grotere ruimtes bijvoorbeeld. In de tentoonstelling in het Gemeentemuseum wil ik iets heel bijzonders gaan doen met de ruimte. Maar ik wil het publiek graag verrassen en nog niet te veel hierover vertellen.
Christie 3

History William of Orange en History 5
1991 en 1993

Dit brengt mij bij mijn slotvraag, wat zou je nog graag willen bereiken in je werk?
Ik wil nog heel veel. Een simpele wens bijvoorbeeld is dat ik graag een keer een blijvende inrichting in een gebouw zou willen maken die niet van tijdelijke aard is. Een wandbespanning bijvoorbeeld die een verrijking van een pand kan zijn. Dat hoop ik echt nog voor mijn dood gemaakt te hebben.

Op 27 november 2015 vindt de uitreiking van de Ouborg Prijs en de opening van de tentoonstelling Sproken / Fairy Tales plaats in het Haags Gemeentemuseum.