Advies Agenda Cultuur 2017-2020. Ja…en verder?

In ‘Agenda Cultuur’ adviseert de Raad voor Cultuur minister Bussemaker (OCW) over de hoofdlijnen van het cultuurbeleid 2017-2020. J&T vat dit advies in kernpunten samen (klik volledig advies). Mondriaanfonds en Platform BK hebben op dit advies gereageerd; ook deze worden – samengevat – weergegeven.

rvc-800x415

RvC overhandigt Agenda Cultuur 2017-2020 (en verder) aan Jet Bussemaker, minister OCW. Foto ANP/Jerry Lampen

Adviezen Agenda Cultuur 2017-2020 (en verder)

Stedelijke Regio’s. De raad wil stedelijke regio’s meer centraal zetten in het cultuurbeleid. De raad pleit er verder voor regels af te schaffen die de samenwerking tussen instellingen in de stedelijke regio bemoeilijken.

Arbeidsmarkt en Talent. De raad vindt dat de cultuursector afspraken moet gaan maken over redelijke vergoedingen voor het werk van kunstenaars (met name zzp’ers). Ook pleit hij voor continuering van regelingen die zijn gericht op het bevorderen van ondernemerschap, zoals microkredieten, coaching en bijscholing. De raad adviseert een beperkt aantal ankerplaatsen voor artistieke verdieping te bekostigen. Met name in de beeldende kunst en de podiumkunsten zijn er plekken nodig waar bewezen talent de tijd en ruimte krijgt voor presentatie, verdieping, onderzoek en reflectie. De raad vindt dat de tijdelijke stimuleringsmaatregelen op het gebied van talentontwikkeling structureel moeten worden. De raad adviseert om in de cultuursubsidies meer waardering en ruimte te geven aan genres die buiten de traditionele canon vallen.

Profilering. Culturele instellingen hebben meer ruimte nodig om op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen. De raad vindt dat zij meer gestimuleerd moeten worden een eigen herkenbaar profiel te ontwikkelen, dat past bij hun artistieke signatuur, ambities en omgeving. Naast de eerder genoemde structurele voorzieningen voor talentontwikkeling, signaleert de raad dat kunstenaars en instellingen die interdisciplinair werken – in het bijzonder instellingen die zich bezighouden met de digitale productie en verspreiding van cultuur (e-cultuur) – meer financiële armslag nodig hebben. Ook ziet de raad een lacune in de ontoereikende mogelijkheden om debat, reflectie en kritiek te faciliteren.

Kosten. Om de vitaliteit van het bestel te vergroten, doet de raad in Agenda Cultuur voorstellen om het cultuurbeleid anders in te richten. Die zijn niet altijd kostenneutraal. Evenmin kunnen ze zomaar worden overgenomen door particuliere of private initiatieven. De raad heeft een investeringsagenda opgesteld waarin een indicatie staat van de extra investeringen die jaarlijks nodig zijn: ongeveer 29,5 miljoen euro.

Op het advies van Raad van Cultuur reageerde het Mondriaanfonds op 8 april mild positief (klik voor volledige reactie) : “Het is een realistisch advies. Terecht schenkt de raad aandacht aan de inkomenspositie van kunstenaars en aan het belang van een gedegen honorarium. Met recht constateert de raad dat er in Nederland (jonge of gevorderde) kunstenaars zijn met bewezen kwaliteit die veel (internationale) potentie hebben en die de gelegenheid moeten krijgen om gedurende een langere periode hun talent verder te verdiepen en hun excellentie te vergroten. En dat onder meer de postacademische instellingen op het gebied van beeldende kunst van belang zijn voor die talentontwikkeling en dat dit niet zonder publiek geld kan.”

Ook formuleert het Mondriaanfonds twee punten van kritiek: “Wat ontbreekt in het advies van de raad is een integrale visie op de door het Rijk ondersteunde presentatie-instellingen. Naast de zes instellingen in de Basinfrastructuur (BIS) zijn er immers nog 27, verspreid van Aruba tot Beesterzwaag, die via het Mondriaan Fonds worden gefinancierd met bedragen van 30.000 tot 200.000 euro per jaar – ook voor onder meer exploitatiekosten. Afgezien van het feit dat deze instellingen bij het fonds voor maximaal twee jaar kunnen aanvragen – een beperking die de raad wil verruimen tot vier jaar – is het onderscheid fluïde. Bovendien is er voor deze 27 niet-BIS-instellingen straks minder geld beschikbaar.

De raad heeft oog voor de noodzaak van verdere digitalisering in de erfgoedsector. Ook het belang van kunsttijdschriften wordt door de raad onderkend en het is goed dat hij bepleit dat het verbod op ondersteuning van tijdschriften door de fondsen wordt opgeheven. Echter, ook voor deze urgente punten zijn wel extra middelen nodig want de huidige bijdragen van de fondsen staan nu al onder druk – wat bijvoorbeeld goed te merken is bij de projectinvestering kunstenaars en bij presentaties in het buitenland. En als er minder kan worden geïnvesteerd in kunst en cultuur, is er straks ook minder om te digitaliseren of over te schrijven.”

Op datzelfde advies reageerde Rune Peitersen, voorzitter Platform BK, (klik voor volledige reactie)op 13 april met meer gif en kritiek dan het Mondriaanfonds. Peitersen begint positief, maar nuanceert enkele uitspraken en haalt sommige kernpunten finaal onderuit:“Het is noemenswaardig dat de Raad een lans breekt voor de intrinsieke waarde van kunst en die zelfs probeert te omschrijven.[…]Gelukkig wordt hier ook aandacht besteed aan de inkomenspositie van de kunstenaar. De dreiging van het wegvallen van de zelfstandigenaftrek voor zzp’ers die kunstenaars bijzonder zwaar zou treffen, en het gebrek aan goede richtlijnen rond kunstenaarshonoraria worden terecht onder de aandacht gebracht.”

Felle Kritiek: “In droge bestuurlijke taal wordt de sector omschreven met een afstandelijkheid die getuigt van een management-aanpak en geïnternaliseerd rendementsdenken. […]Want het hoofddoel blijkt tenslotte niet een samenhangende visie op kunst en cultuur vanuit de overheid die ruimte schept voor inbedding van kunst en cultuur in de maatschappij, maar minder financiële afhankelijkheid van overheidsmiddelen. […]

De raad zegt dat de sector € 29,5 mln. boven op het huidige cultuurbudget nodig heeft om de ‘uitholling van de rijkscultuurbegroting’ tegen te gaan. De Raad noemt het zorgelijk dat er nu door bijv. Het Mondriaanfonds gebruikt gemaakt wordt van opgebouwde reserves om de bezuinigingen op te vangen, waardoor de reële gevolgen van de bezuinigingen veel zwaarder zijn dan dat we tot nu toe hebben kunnen zien. Om dat gat te kunnen vullen moet er hiervoor structurele dekking komen in de nieuwe cultuurnota. Kunsten ’92 heeft deze dekking ingeschat op € 65 mln. Als er geen aanvullende middelen komen in de nieuwe cultuurnota (en daar lijkt het nu op), dan gaat de cultuursector er dus vooralsnog € 65 mln. op achteruit! In die context is de voorgestelde € 29,5 mln. een doekje voor het bloeden… Zo worden er nog een paar sigaren uit eigen doos geroemd als ‘innovatieve ingrepen’. Er zijn veel tijdelijke (nood)oplossingen van de periode na de bezuinigingen, vaak gefinancierd met fonds-reservemiddelen, denk aan SKOR dat ‘vervangen’ wordt door The Art of Impact, of de Werkbijdrage Jong Talent dat een beperkte versie is van het Startstipendium. Hier gaat de Raad totaal voorbij aan het feit dat er vóór de bezuinigingen en de daarbij opgelegde sectorvreemde en rigide regelgeving, vaak veel betere en bewezen structuren bestonden die dezelfde taken uitvoerden. De vaak geprezen weerbaarheid van de sector komt hierbij ook even kijken.”

Ook Peitersen kan geen duidelijke visie in Agenda Cultuur ontwaren en roept de Raad op om meer visie en daadkracht te tonen: “Echter wordt er voorbijgegaan aan datgene wat echt mist in het cultuurbeleid, namelijk een inhoudelijke visie op de rol van kunst in de samenleving en het lef om die ook om te zetten in een (wellicht) ongemakkelijk advies. Het zou goed zijn om de intrinsieke waarde en de kritische potentie van kunst waar de Raad het over heeft ook zelf uit te dragen en dat in te zetten in haar taal en visie. Het is te gemakkelijk om (falende) standaarden uit het bedrijfsleven over te nemen en die op de cultuursector op te leggen. Als de Raad voor de cultuursector wilt spreken dan moet de lat veel hoger anders vervalt de Raad in een technocratische rol die dient als pure legitimering van overheidsbeleid. Daar bewijs je de cultuur noch de samenleving een dienst mee.”

Het advies enerzijds en de reacties van Mondriaanfonds en Platform BK anderzijds nodigen uit tot een discussie die op landelijk en regionaal niveau gevoerd kan worden. Wij willen ook onze lezers uitnodigen om te reageren. Hopelijk komt er een bijeenkomst in Den Haag om dit advies door te lichten en de vraag te beantwoorden: Cultuurbeleid 2017-2020. Ja en verder?