Het mauritshuis en het plafondschilderij – door Hicham Khalidi

Zittend op het terras van de Grote Markt in Den Haag besluit ik om vandaag niet te gaan werken. Het is woensdag en ik heb veel te doen, maar ik heb er geen zin in. Ik besluit om naar het Mauritshuis te gaan. Ook las ik ergens dat de Galerie Willem V heropent is in oude staat. Een aangewezen gelegenheid dus.

Bij binnenkomst in het Mauritshuis stuit ik op de tweede etage op een groep jongeren. Een medewerker van het huis vertelt hen iets over de plafondschilderingen in de foyer. “Het is een schildering dat 30 jaar geleden is gemaakt”, zegt de vrouw tegen de groep. “Het ene deel boven de trap vertelt het verhaal van Icarus en het andere deel gaat over de werkende mens”.1 Ze legt uit dat het werk abstract is maar dat de vormen toch iets vertellen, dat de schilder er direct iets mee heeft bedoeld. “Het wit staat voor de vleugels, het rood voor de hitte en het geel voor de zon”, vertelt ze. Op dat moment moest ik denken aan het refrein van de soundtrack van de film Crazy Heart waarin Jef Bridges een aan de drank verslaafde country zanger speelt die in het reine moet komen met zijn harde val in het leven. Het refrein gaat:

funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while
funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while”

Het vallen in het werk Icarus Atlanticus is geabstraheerd en de beweging van het vallen versterkt. Naar mijn mening laat dit zo mooi de geschiedenis zien waarin beroemde plafondschilderingen van de kunstenaars Jacob de Wit en Giovanni Antonio Pellegrini staan.2 De kunstenaar Ger Lataster stond in zijn tijd ook in een andere traditie. Die van het Abstract Expressionisme. Het expressionisme gaat over de handeling zelf en haar relatie met het materiaal en medium.3 Het past mooi hier als deel van één van de mooiste collecties van rond de gouden eeuw.

De schilderijen van het Mauritshuis

Ik begin ongevraagd tegen een man naast mij te praten. Ik vertel hem dat de Nederlandse schilderkunst uit de gouden eeuw één is met de wetenschap, technologie en handel van haar tijd. De man vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Ik zeg dat de wetenschap en de technologie voor de handel hebben gezorgd en de handel voor de kunst en de wetenschap.4 Ik geef aan dat de verschillende categorieën waarin de schilderijen te verdelen zijn voor de manier staan waarop de kunst zich tot elk van deze domeinen liet verhouden. De schilderijen zijn te groeperen in het portret/de tronie, het landschap (met haar lage horizon), het (lijn) perspectief, de allegorie of de pure beschrijving (het schilderen wat je ziet). Deze categorieën hebben een functie en zijn of experimenteel – vrij werk van de kunstenaar – of in opdracht gemaakt, voortgekomen door nieuwe technologie en/of uit voortschrijdend inzicht. De man kijkt me glazig aan, maar knikt toch instemmend.

Ik vraag hem wat hij doet voor werk. “Ik werk bij een softwarebedrijf in Rotterdam”, antwoordt hij. “Ik heb vrij genomen, omdat ik het even niet trok op mijn werk, ik houd van kunst, daarom had ik besloten om hierheen te komen, maar ik houd eigenlijk meer van abstract expressionisme, van dat impressionisme ben ik niet zo”, zegt hij. Ik blijf even stil, kijk hem aan en denk na. “Zullen we samen oplopen”, vraag ik hem. Hij knikt instemmend. Een aantal zalen verder duid ik hem op het schilderij Homerus dicteert zijn verzen van Rembrandt.5 We blijven ervoor staan. We zien de blinde oude Homerus een handgebaar maken uit waar af te leiden valt dat hij iets declameert. Ik kader het schilderij van een afstand af met mijn handen waardoor een stuk van de schouderpartij wordt uitgelicht. “Dit lijkt verdacht veel op abstract expressionisme”, zeg ik. “Ik weet dat Rembrandt in zijn latere leven zo dik mogelijke verfstroken gebruikte. Hij wilde door de verf de essentie van het afgebeelde tonen. Dit stuk is met een paletmes aangebracht. De handeling, de manier hoe hij het verf aanbracht op het doek was voor hem ook belangrijk. Dit zie je heel goed bij de Joodse Bruid, één van zijn laatste schilderijen, die in het Rijksmuseum staat”, zeg ik. “Van een afstand zie je het goud op de mantel van de man en de jurk van de vrouw schitteren. Wanneer je dichterbij komt, dan zie je alleen dikke verfstroken geel en wit. Rembrandt heeft hiermee naar mijn mening de basis gelegd voor het abstracte denken waarin het schilderen wordt teruggebracht tot de essentie van het schilderen zelf en haar materiaal”.

Het mecenaat / het koningshuis

Ik ga verder met mijn verhaal en vertel de man, “de meeste van deze schilderijen zijn aangekocht, door Frederik Hendrik en Amalia Solms, Johan Maurits, Willem IV en later Willem V.6 De laatste probeerde alles van kwaliteit op te kopen en onder te brengen in het kabinet der schilderijen dat later de basis vormde voor de collectie zoals deze nu te zien is hier”. “Dit was het mecenaat waar nu zo over gerept wordt”. “Wat bedoelt u”, vraagt de man. “Ik weet niet of u het gevolgd hebt, wij staan op dit moment aan de vooravond van gigantische bezuinigingen op de kunsten en andere sectoren. De VVD wil door minder overheid het functioneren van het land zoveel mogelijk overlaten aan de mensen zelf. En daar past het idee van het mecenaat in. Het mecenaat draagt zorg voor haar eigen cultuur. In de jaren ’70 had je de BKR, toen kocht de regering standaard het werk op van ieder op het systeem aangesloten kunstenaar”, zeg ik. “Dat is dan toch weer het andere uiterste” zegt de man.

Wist u dat Den Haag ook vele plekken kent waar hedendaagse kunst te zien is”, vraag ik. De man luistert aandachtig. “Deze stad staat op dit gebied volop in de aandacht, maar het is onmogelijk deze plekken te onderhouden wanneer de bezuinigingen worden doorgezet”. “En dan sterft er iets af dat weer jaren nodig heeft om opgebouwd te worden”, zeg ik. “Dat wist ik niet”, zegt de man, “maar er wordt toch overal op bezuinigd, we hebben immers een gigantische schuld opgebouwd die we dadelijk niet meer kunnen betalen”. “Ja, dat is zo”, geef ik zuchtend aan en ik word er stilletjes verdrietig van, waar hebben we al die miljarden toch aan uitgegeven denk ik.

Het menselijke lijden

“U moet zich voorstellen”, vertel ik hem terwijl we beiden door het raam naar buiten kijken met voor ons het hofvijver, “dat in de tijd waarin deze schilderijen zijn gemaakt de straten zonder klinkers waren en asfalt. Dat mensen hun behoeftes op straat deden, dat het stonk. Er was een groot verschil tussen rijk en arm. In diezelfde tijd liet de aristocratie zich portretteren om zich groot en eervol te tonen, in harnas of in weelderige kleding gehuld. Galerijen met schilderijen als deze dienden per definitie als toonbeeld van hun macht en smaak”. “Maar dankzij dit mecenaat kon de Nederlandse schilderkunst zich ontwikkelen, alleen het geld kwam direct van de aristocratie, nu komt het – via het belastingsysteem – van het volk als geheel, maar in wezen maakt het niets uit, het gaat erom dat de kunsten beschermd worden”.

Ik vervolg, “Nederland heeft dit altijd gedaan, de kunsten beschermen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een ingenieus systeem dat het midden vormt tussen het mecenaat (fondsen) en ondersteuning van de overheid. Deze wijze van financieren heeft voor het ontstaan van een trappensysteem gezorgd, waarbij elke trede staat voor een niveau in de ontwikkeling van de kunstenaar. Ieder niveau wordt bedient door een type instituut. Het eerste niveau zijn de academies of het amateurschap, het tweede niveau zijn de kunstenaarsinitiatieven en de post doc opleidingen, daarna komen de kleine musea, kunsthallen en galeries, dan de grote musea. Redt de kunstenaar het niet dan vloeit hij/zij af en kan zich verder ontwikkelen op een andere tredesysteem, gezamenlijk vormen ze de creatieve industrie”.

Dat klinkt als een heel mooi systeem”, geeft de man aan. “Dat kan ook niet anders”, zeg ik, “want Nederland is in de laatste dertig jaar verandert van industrieel land naar producent van het beeld en de ervaringseconomie. Het echte produceren wordt in de lage lonenlanden gedaan. Het is zeer noodzakelijk om een zo divers mogelijk palet aan beeldprofessionals op te leiden en een ontwikkeling te bieden. Dit is onze Unique Selling Point, hiermee kunnen we het winnen van de BRICS.7 Zij moeten het hebben van hun mankracht en wij van onze denk- en verbeeldingskracht. Het fijnmazige systeem dat verschillende trappen aan elkaar koppelt (crossover onderwijs, inter-transdisciplinariteit) dat jaren heeft geduurd om op te bouwen biedt hier een uitermate goed antwoord op. Met het kunstvakonderwijs als centraal punt biedt het mogelijkheden tot de ontwikkeling van een hoogwaardige creatieve industrie. We moeten niet minder kunstvakonderwijs hebben maar juist meer. De overheid op dit moment heeft er wat dat betreft niet veel kaas van gegeten, niet alleen wordt dit fijnmazige systeem ondermijnt, men gooit haar als sterkste kracht weg. Samson knipt zijn eigen haar af”.

Juist op dit moment waarin het beeld regeert hebben we beeldmakers en beeldcritici nodig”, vervolg ik verder. “In de tijd van deze schilderijen konden niet veel mensen zich het beeld veroorloven, nu staan we er midden in en zijn we er direct mee verbonden. Daarom moeten we meer dan ooit nadenken over het beeld en de invloed daarvan op de samenleving”.

Maar maakt u maar geen zorgen”, zeg ik, “kunstenaars zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn”, terwijl ik wijs naar het schilderij de Stier van Paulus Potter. “Ziet u die koeievlaai”, vraag ik, “dat is de shit waar we met zijn allen inzitten, we make shit and we will always make shit! Dit in tegenstelling tot kunstenaars als Rubens en Rembrandt die van de opdracht hun deugd hadden gemaakt. Rubens runde zelfs een atelier van dertig man die het beeld op de schilderijen moest opzetten en inkleuren, waarbij hij alleen maar de finishing touch hoefde te maken”. “Oh dat wist ik niet”, zei de man, “dus je wilt zeggen dat het schilderij waar we nu naar kijken niet alleen door Rubens is gemaakt en dat hier vele kunstenaars aan hebben gewerkt die onbekend zijn gebleven”. “Dat klopt”, zei ik, “en de houding van de kunstenaar toont zich in het schilderij. Rubens was een zakenman en hield van dikke vrouwen”.

Ik vraag de man of hij mij ook wil vergezellen naar het heropende Galerij Willem V aan het Buitenhof. De Galerij bood in de achtiende eeuw onderdak aan de schilderijencollectie van de stadhouder prins Willem V, en is een tijd gesloten geweest en nu in oude staat hersteld en wederom geopend voor het publiek. Een gedeelte van de collectie heeft hij geërfd van zijn vader Willem IV, maar het grootste gedeelte heeft hij zelf verzameld.8

We lopen door de anti-chambre de lange smalle ruimte in van de galerij en blijven staan bij het schilderij Perspectief met een brieflezende vrouw van Samuel van Hoogstraten. “Is het niet mooi dat de kunstenaar ons via de ogen van die hond aankijkt alsof er geen tijd is”, vertel ik de man. “De hond kijkt ons in het nu aan, maakt contact terwijl het schilderij meer dan 350 jaar oud is. We zullen hier meer honden zien die ons vanuit het schilderij aankijken. Bij Hendrick van Vliet Interieur van de oude kerk in Delft aan de linkerzijde van de galerij en aan het eind een bordeeltafereel van Hendrik Pot. Ik denk dat de hond die ons aankijkt de kunstenaar is die ons getuige wil maken van de gebeurtenis erachter, die man die dat bordeel bezoekt, de man in de deurpost erachter, in het donker, wat gebeurt daar? Wat gaat er gebeuren. We weten het niet, we zullen het misschien nooit weten, het is pure spanning, gestold in de tijd en toch is er een contact. Alles zit vol met verwijzingen en we mogen er maar naar gissen, echt weten zullen we het niet”.

Die honden in het schilderij Mercurius, Argus en Io van Jacob van Campen” vertel ik de man terwijl ik wijs naar het schilderij. “Hoe die honden je aankijken, dat is net zo treffend verbeeld als de beroemde foto’s die de hedendaagse kunstenaar Charlotte Dumas heeft gemaakt van wolven en honden. Je kijkt zo de ziel in van die dieren. Zonder het tredesysteem waar ik net over vertelde zouden kunstenaars in Nederland nooit op zo’n hoog niveau kunnen komen. Wat u hier ziet in deze galerij, dit gebeurt iedere dag hier buiten. Kunstenaars die de wereld beschrijven, haar schoonheid tonen en verwijzen naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van ons dagelijks bestaan”. Ziet u, zeg ik, “representatie is uiteindelijk maar een zwart balletje met een witte stip erin aangebracht, dat ons de hele tijd aanstaart. We worden aangestaard of er wordt langs ons heen gekeken, alsof we niet bestaan, alsof de kunstenaar voorbij ons wil zien, de verre toekomst in. In het ene werk is er direct contact, bij het andere niet. Soms staan we in het schilderij, tussen de afbeelding en de schilder in, zoals bij de Nelri Reeks van Cornelis Troost, soms kijken we van onder of van boven en krijgen we een volledig overzicht, Google Earth avant la lettre.9 En Nederland is het enige land in de wereld waar dit soort experiment op de loonlijst staat van het volk. Ik begrijp niet waarom argumenten voor het beschermen van onze cultuur niet lijken te overtuigen. Ergens voel ik dat we aan het einde van onze eigen gouden eeuw staan, die van de laatste tien jaar. Niets is radicaler dan onwelwillendheid”.

Ach”, vertel ik de man, “dit kabinet lijkt te vliegen, maar dat duurt toch maar even”. Ik bedank de man voor zijn aandacht terwijl we naar de uitgang lopen, de man bedankt mij en ik loop tevreden weg met dat liedje van Crazy Heart in mijn hoofd.

funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while
funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while”

Hicham Khalidi, 2011

 

Hicham Khalidi is directeur van Tag, platform voor hedendaagse audio en visuele kunsten en bestuurslid van De Zaak Nu en The Naked.

Notes:

1Het werk Icarus Atlanticus van Ger Lataster uit 1987, is een plafondschilderij dat volledig in de traditie van de plafondschildering staat. In die traditie zie je figuren – rondom het gewelf of door ornamenten afgebakende ovaal of cirkel – naar beneden kijken of vallen, als of aan te geven dat de ruimte niet ophoudt bij het plafond, maar dat er een gat is zodat we de lucht kunnen zien. Dit is een architectonische ingreep om ruimte te creëren. De figuren staren ons aan van boven, wie niet uitkijkt valt naar beneden. Het gaat over het contact met het hoge of anders het vallen naar de aarde, de ruimte tussen hemel en aarde. Het verhaal van Icarus gaat ook over het vallen – door de hoogmoed zelf.

2De gouden kamer in het Mauritshuis heeft plafondschilderingen van Pellegrini die hij in 1718 heeft volbracht

3“Door een aantal kunstenaars werd gestreefd naar een directe, soms rauwe expressie door het zich te richten op de handeling van het schilderen zelf. […][…] De tweede stijl is zuiver abstract, en sterk gericht op de werking van kleur.” http://nl.wikipedia.org/wiki/Abstract_expressionisme

4Dit wordt zo treffend uitgelegd in het boek De Kunst van het Kijken van Svetlana Alpers. Hierin vertelt ze o.a. dat de kunst in de Nederlanden een middel was om betekenis toe te kennen: betekenis ligt besloten in wat door het oog gezien wordt. Alpers toont aan dat dit versterkt wordt door de opkomst van de experimentele natuurwetenschappen en de technologie op het gebied van lenzen en microscopen. Nieuwe technologie was een katalysator voor de handel.

De Kunst van het Kijken, Svetlana Alpers, Uitgeverij Bert Bakker, 1989

5Dit schilderij is in opdracht van de Siciliaanse patriciër Antonio Ruffo vervaardigd die de ruige toets in het werk van Rembrandt beviel. Meesterwerken in het Mauritshuis, Ben Broos, 1987, p.300 – 310

6Het Mauritshuis dankt zijn naam aan Johan Maurits, graaf van Nassau Siegen die het huis liet bouwen door Jacob van Campen en Constantijn Huygens. Hij betrok het huis nadat hij uit Brazilië terugkeerde. Vanwege het toezicht dat hij hield op de handel in suiker daar en waarvan de opbrengsten in de Nederlanden werden verkocht werd het huis ook wel ‘maison du sucre’ genoemd, omdat men dacht dat de bouwheer een te groot profijt had gehad van de suikerhandel. Johan Maurits was ook een verzamelaar van natuur wetenschappelijke artefacten. In de achtiende eeuw was het Mauritshuis in gebruik als ambassadeurswoning. In 1820 werd het aangekocht door de Nederlandse Staat om er de Koninklijke Kabinetten van Schilderijen en van zeldzaamheden in onder te brengen. Onder het bewind van prins Willem V groeide het kabinet uit tot een collectie van hoge kwaliteit. Mauritshuis ‘s Gravenhage, gids van het koninklijk kabinet van schilderijen, Ben Broos, 1988

7BRICS is een acroniem voor de landen Brazilie, Rusland, India en China, de nieuwe economische mogenheden van de wereld.

8Uit Mauritshuis in focus, jaargang 23 (nummer 2) 2010

9De Nelri reeks van Cornelis Troost is een humorvolle serie schilderijen waarin een groep mannen tijdens een avond hevig debateren stomdronken worden. In één van de schilderijen zie je een man een tafel afdekken in de spiegel. Een van de mannen van de groep staat voor de spiegel. Omdat jij als toeschouwer voor het schilderij staat vraag je je af waar dan de schilder moet staan. Jij staat immers tussen de schilder en het schilderij in, hilarisch gewoon!

Het mauritshuis en het plafondschilderij

Zittend op het terras van de Grote Markt in Den Haag besluit ik om vandaag niet te gaan werken. Het is woensdag en ik heb veel te doen, maar ik heb er geen zin in. Ik besluit om naar het Mauritshuis te gaan. Ook las ik ergens dat de Galerie Willem V heropent is in oude staat. Een aangewezen gelegenheid dus.

Bij binnenkomst in het Mauritshuis stuit ik op de tweede etage op een groep jongeren. Een medewerker van het huis vertelt hen iets over de plafondschilderingen in de foyer. “Het is een schildering dat 30 jaar geleden is gemaakt”, zegt de vrouw tegen de groep. “Het ene deel boven de trap vertelt het verhaal van Icarus en het andere deel gaat over de werkende mens”.1 Ze legt uit dat het werk abstract is maar dat de vormen toch iets vertellen, dat de schilder er direct iets mee heeft bedoeld. “Het wit staat voor de vleugels, het rood voor de hitte en het geel voor de zon”, vertelt ze. Op dat moment moest ik denken aan het refrein van de soundtrack van de film Crazy Heart waarin Jef Bridges een aan de drank verslaafde country zanger speelt die in het reine moet komen met zijn harde val in het leven. Het refrein gaat:

funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while
funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while”

Het vallen in het werk Icarus Atlanticus is geabstraheerd en de beweging van het vallen versterkt. Naar mijn mening laat dit zo mooi de geschiedenis zien waarin beroemde plafondschilderingen van de kunstenaars Jacob de Wit en Giovanni Antonio Pellegrini staan.2 De kunstenaar Ger Lataster stond in zijn tijd ook in een andere traditie. Die van het Abstract Expressionisme. Het expressionisme gaat over de handeling zelf en haar relatie met het materiaal en medium.3 Het past mooi hier als deel van één van de mooiste collecties van rond de gouden eeuw.

De schilderijen van het Mauritshuis

Ik begin ongevraagd tegen een man naast mij te praten. Ik vertel hem dat de Nederlandse schilderkunst uit de gouden eeuw één is met de wetenschap, technologie en handel van haar tijd. De man vraagt mij wat ik daarmee bedoel. Ik zeg dat de wetenschap en de technologie voor de handel hebben gezorgd en de handel voor de kunst en de wetenschap.4 Ik geef aan dat de verschillende categorieën waarin de schilderijen te verdelen zijn voor de manier staan waarop de kunst zich tot elk van deze domeinen liet verhouden. De schilderijen zijn te groeperen in het portret/de tronie, het landschap (met haar lage horizon), het (lijn) perspectief, de allegorie of de pure beschrijving (het schilderen wat je ziet). Deze categorieën hebben een functie en zijn of experimenteel – vrij werk van de kunstenaar – of in opdracht gemaakt, voortgekomen door nieuwe technologie en/of uit voortschrijdend inzicht. De man kijkt me glazig aan, maar knikt toch instemmend.

Ik vraag hem wat hij doet voor werk. “Ik werk bij een softwarebedrijf in Rotterdam”, antwoordt hij. “Ik heb vrij genomen, omdat ik het even niet trok op mijn werk, ik houd van kunst, daarom had ik besloten om hierheen te komen, maar ik houd eigenlijk meer van abstract expressionisme, van dat impressionisme ben ik niet zo”, zegt hij. Ik blijf even stil, kijk hem aan en denk na. “Zullen we samen oplopen”, vraag ik hem. Hij knikt instemmend. Een aantal zalen verder duid ik hem op het schilderij Homerus dicteert zijn verzen van Rembrandt.5 We blijven ervoor staan. We zien de blinde oude Homerus een handgebaar maken uit waar af te leiden valt dat hij iets declameert. Ik kader het schilderij van een afstand af met mijn handen waardoor een stuk van de schouderpartij wordt uitgelicht. “Dit lijkt verdacht veel op abstract expressionisme”, zeg ik. “Ik weet dat Rembrandt in zijn latere leven zo dik mogelijke verfstroken gebruikte. Hij wilde door de verf de essentie van het afgebeelde tonen. Dit stuk is met een paletmes aangebracht. De handeling, de manier hoe hij het verf aanbracht op het doek was voor hem ook belangrijk. Dit zie je heel goed bij de Joodse Bruid, één van zijn laatste schilderijen, die in het Rijksmuseum staat”, zeg ik. “Van een afstand zie je het goud op de mantel van de man en de jurk van de vrouw schitteren. Wanneer je dichterbij komt, dan zie je alleen dikke verfstroken geel en wit. Rembrandt heeft hiermee naar mijn mening de basis gelegd voor het abstracte denken waarin het schilderen wordt teruggebracht tot de essentie van het schilderen zelf en haar materiaal”.

Het mecenaat / het koningshuis

Ik ga verder met mijn verhaal en vertel de man, “de meeste van deze schilderijen zijn aangekocht, door Frederik Hendrik en Amalia Solms, Johan Maurits, Willem IV en later Willem V.6 De laatste probeerde alles van kwaliteit op te kopen en onder te brengen in het kabinet der schilderijen dat later de basis vormde voor de collectie zoals deze nu te zien is hier”. “Dit was het mecenaat waar nu zo over gerept wordt”. “Wat bedoelt u”, vraagt de man. “Ik weet niet of u het gevolgd hebt, wij staan op dit moment aan de vooravond van gigantische bezuinigingen op de kunsten en andere sectoren. De VVD wil door minder overheid het functioneren van het land zoveel mogelijk overlaten aan de mensen zelf. En daar past het idee van het mecenaat in. Het mecenaat draagt zorg voor haar eigen cultuur. In de jaren ’70 had je de BKR, toen kocht de regering standaard het werk op van ieder op het systeem aangesloten kunstenaar”, zeg ik. “Dat is dan toch weer het andere uiterste” zegt de man.

Wist u dat Den Haag ook vele plekken kent waar hedendaagse kunst te zien is”, vraag ik. De man luistert aandachtig. “Deze stad staat op dit gebied volop in de aandacht, maar het is onmogelijk deze plekken te onderhouden wanneer de bezuinigingen worden doorgezet”. “En dan sterft er iets af dat weer jaren nodig heeft om opgebouwd te worden”, zeg ik. “Dat wist ik niet”, zegt de man, “maar er wordt toch overal op bezuinigd, we hebben immers een gigantische schuld opgebouwd die we dadelijk niet meer kunnen betalen”. “Ja, dat is zo”, geef ik zuchtend aan en ik word er stilletjes verdrietig van, waar hebben we al die miljarden toch aan uitgegeven denk ik.

Het menselijke lijden

“U moet zich voorstellen”, vertel ik hem terwijl we beiden door het raam naar buiten kijken met voor ons het hofvijver, “dat in de tijd waarin deze schilderijen zijn gemaakt de straten zonder klinkers waren en asfalt. Dat mensen hun behoeftes op straat deden, dat het stonk. Er was een groot verschil tussen rijk en arm. In diezelfde tijd liet de aristocratie zich portretteren om zich groot en eervol te tonen, in harnas of in weelderige kleding gehuld. Galerijen met schilderijen als deze dienden per definitie als toonbeeld van hun macht en smaak”. “Maar dankzij dit mecenaat kon de Nederlandse schilderkunst zich ontwikkelen, alleen het geld kwam direct van de aristocratie, nu komt het – via het belastingsysteem – van het volk als geheel, maar in wezen maakt het niets uit, het gaat erom dat de kunsten beschermd worden”.

Ik vervolg, “Nederland heeft dit altijd gedaan, de kunsten beschermen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een ingenieus systeem dat het midden vormt tussen het mecenaat (fondsen) en ondersteuning van de overheid. Deze wijze van financieren heeft voor het ontstaan van een trappensysteem gezorgd, waarbij elke trede staat voor een niveau in de ontwikkeling van de kunstenaar. Ieder niveau wordt bedient door een type instituut. Het eerste niveau zijn de academies of het amateurschap, het tweede niveau zijn de kunstenaarsinitiatieven en de post doc opleidingen, daarna komen de kleine musea, kunsthallen en galeries, dan de grote musea. Redt de kunstenaar het niet dan vloeit hij/zij af en kan zich verder ontwikkelen op een andere tredesysteem, gezamenlijk vormen ze de creatieve industrie”.

Dat klinkt als een heel mooi systeem”, geeft de man aan. “Dat kan ook niet anders”, zeg ik, “want Nederland is in de laatste dertig jaar verandert van industrieel land naar producent van het beeld en de ervaringseconomie. Het echte produceren wordt in de lage lonenlanden gedaan. Het is zeer noodzakelijk om een zo divers mogelijk palet aan beeldprofessionals op te leiden en een ontwikkeling te bieden. Dit is onze Unique Selling Point, hiermee kunnen we het winnen van de BRICS.7 Zij moeten het hebben van hun mankracht en wij van onze denk- en verbeeldingskracht. Het fijnmazige systeem dat verschillende trappen aan elkaar koppelt (crossover onderwijs, inter-transdisciplinariteit) dat jaren heeft geduurd om op te bouwen biedt hier een uitermate goed antwoord op. Met het kunstvakonderwijs als centraal punt biedt het mogelijkheden tot de ontwikkeling van een hoogwaardige creatieve industrie. We moeten niet minder kunstvakonderwijs hebben maar juist meer. De overheid op dit moment heeft er wat dat betreft niet veel kaas van gegeten, niet alleen wordt dit fijnmazige systeem ondermijnt, men gooit haar als sterkste kracht weg. Samson knipt zijn eigen haar af”.

Juist op dit moment waarin het beeld regeert hebben we beeldmakers en beeldcritici nodig”, vervolg ik verder. “In de tijd van deze schilderijen konden niet veel mensen zich het beeld veroorloven, nu staan we er midden in en zijn we er direct mee verbonden. Daarom moeten we meer dan ooit nadenken over het beeld en de invloed daarvan op de samenleving”.

Maar maakt u maar geen zorgen”, zeg ik, “kunstenaars zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn”, terwijl ik wijs naar het schilderij de Stier van Paulus Potter. “Ziet u die koeievlaai”, vraag ik, “dat is de shit waar we met zijn allen inzitten, we make shit and we will always make shit! Dit in tegenstelling tot kunstenaars als Rubens en Rembrandt die van de opdracht hun deugd hadden gemaakt. Rubens runde zelfs een atelier van dertig man die het beeld op de schilderijen moest opzetten en inkleuren, waarbij hij alleen maar de finishing touch hoefde te maken”. “Oh dat wist ik niet”, zei de man, “dus je wilt zeggen dat het schilderij waar we nu naar kijken niet alleen door Rubens is gemaakt en dat hier vele kunstenaars aan hebben gewerkt die onbekend zijn gebleven”. “Dat klopt”, zei ik, “en de houding van de kunstenaar toont zich in het schilderij. Rubens was een zakenman en hield van dikke vrouwen”.

Ik vraag de man of hij mij ook wil vergezellen naar het heropende Galerij Willem V aan het Buitenhof. De Galerij bood in de achtiende eeuw onderdak aan de schilderijencollectie van de stadhouder prins Willem V, en is een tijd gesloten geweest en nu in oude staat hersteld en wederom geopend voor het publiek. Een gedeelte van de collectie heeft hij geërfd van zijn vader Willem IV, maar het grootste gedeelte heeft hij zelf verzameld.8

We lopen door de anti-chambre de lange smalle ruimte in van de galerij en blijven staan bij het schilderij Perspectief met een brieflezende vrouw van Samuel van Hoogstraten. “Is het niet mooi dat de kunstenaar ons via de ogen van die hond aankijkt alsof er geen tijd is”, vertel ik de man. “De hond kijkt ons in het nu aan, maakt contact terwijl het schilderij meer dan 350 jaar oud is. We zullen hier meer honden zien die ons vanuit het schilderij aankijken. Bij Hendrick van Vliet Interieur van de oude kerk in Delft aan de linkerzijde van de galerij en aan het eind een bordeeltafereel van Hendrik Pot. Ik denk dat de hond die ons aankijkt de kunstenaar is die ons getuige wil maken van de gebeurtenis erachter, die man die dat bordeel bezoekt, de man in de deurpost erachter, in het donker, wat gebeurt daar? Wat gaat er gebeuren. We weten het niet, we zullen het misschien nooit weten, het is pure spanning, gestold in de tijd en toch is er een contact. Alles zit vol met verwijzingen en we mogen er maar naar gissen, echt weten zullen we het niet”.

Die honden in het schilderij Mercurius, Argus en Io van Jacob van Campen” vertel ik de man terwijl ik wijs naar het schilderij. “Hoe die honden je aankijken, dat is net zo treffend verbeeld als de beroemde foto’s die de hedendaagse kunstenaar Charlotte Dumas heeft gemaakt van wolven en honden. Je kijkt zo de ziel in van die dieren. Zonder het tredesysteem waar ik net over vertelde zouden kunstenaars in Nederland nooit op zo’n hoog niveau kunnen komen. Wat u hier ziet in deze galerij, dit gebeurt iedere dag hier buiten. Kunstenaars die de wereld beschrijven, haar schoonheid tonen en verwijzen naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van ons dagelijks bestaan”. Ziet u, zeg ik, “representatie is uiteindelijk maar een zwart balletje met een witte stip erin aangebracht, dat ons de hele tijd aanstaart. We worden aangestaard of er wordt langs ons heen gekeken, alsof we niet bestaan, alsof de kunstenaar voorbij ons wil zien, de verre toekomst in. In het ene werk is er direct contact, bij het andere niet. Soms staan we in het schilderij, tussen de afbeelding en de schilder in, zoals bij de Nelri Reeks van Cornelis Troost, soms kijken we van onder of van boven en krijgen we een volledig overzicht, Google Earth avant la lettre.9 En Nederland is het enige land in de wereld waar dit soort experiment op de loonlijst staat van het volk. Ik begrijp niet waarom argumenten voor het beschermen van onze cultuur niet lijken te overtuigen. Ergens voel ik dat we aan het einde van onze eigen gouden eeuw staan, die van de laatste tien jaar. Niets is radicaler dan onwelwillendheid”.

Ach”, vertel ik de man, “dit kabinet lijkt te vliegen, maar dat duurt toch maar even”. Ik bedank de man voor zijn aandacht terwijl we naar de uitgang lopen, de man bedankt mij en ik loop tevreden weg met dat liedje van Crazy Heart in mijn hoofd.

funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while
funny how fallin’ feels like flyin’
for a little while”

Hicham Khalidi, 2011

Hicham Khalidi is directeur van Tag, platform voor hedendaagse audio en visuele kunsten en bestuurslid van De Zaak Nu en The Naked.

1Het werk Icarus Atlanticus van Ger Lataster uit 1987, is een plafondschilderij dat volledig in de traditie van de plafondschildering staat. In die traditie zie je figuren – rondom het gewelf of door ornamenten afgebakende ovaal of cirkel – naar beneden kijken of vallen, als of aan te geven dat de ruimte niet ophoudt bij het plafond, maar dat er een gat is zodat we de lucht kunnen zien. Dit is een architectonische ingreep om ruimte te creëren. De figuren staren ons aan van boven, wie niet uitkijkt valt naar beneden. Het gaat over het contact met het hoge of anders het vallen naar de aarde, de ruimte tussen hemel en aarde. Het verhaal van Icarus gaat ook over het vallen – door de hoogmoed zelf.

2De gouden kamer in het Mauritshuis heeft plafondschilderingen van Pellegrini die hij in 1718 heeft volbracht

3“Door een aantal kunstenaars werd gestreefd naar een directe, soms rauwe expressie door het zich te richten op de handeling van het schilderen zelf. […][…] De tweede stijl is zuiver abstract, en sterk gericht op de werking van kleur.” http://nl.wikipedia.org/wiki/Abstract_expressionisme

4Dit wordt zo treffend uitgelegd in het boek De Kunst van het Kijken van Svetlana Alpers. Hierin vertelt ze o.a. dat de kunst in de Nederlanden een middel was om betekenis toe te kennen: betekenis ligt besloten in wat door het oog gezien wordt. Alpers toont aan dat dit versterkt wordt door de opkomst van de experimentele natuurwetenschappen en de technologie op het gebied van lenzen en microscopen. Nieuwe technologie was een katalysator voor de handel.

De Kunst van het Kijken, Svetlana Alpers, Uitgeverij Bert Bakker, 1989

5Dit schilderij is in opdracht van de Siciliaanse patriciër Antonio Ruffo vervaardigd die de ruige toets in het werk van Rembrandt beviel. Meesterwerken in het Mauritshuis, Ben Broos, 1987, p.300 – 310

6Het Mauritshuis dankt zijn naam aan Johan Maurits, graaf van Nassau Siegen die het huis liet bouwen door Jacob van Campen en Constantijn Huygens. Hij betrok het huis nadat hij uit Brazilië terugkeerde. Vanwege het toezicht dat hij hield op de handel in suiker daar en waarvan de opbrengsten in de Nederlanden werden verkocht werd het huis ook wel ‘maison du sucre’ genoemd, omdat men dacht dat de bouwheer een te groot profijt had gehad van de suikerhandel. Johan Maurits was ook een verzamelaar van natuur wetenschappelijke artefacten. In de achtiende eeuw was het Mauritshuis in gebruik als ambassadeurswoning. In 1820 werd het aangekocht door de Nederlandse Staat om er de Koninklijke Kabinetten van Schilderijen en van zeldzaamheden in onder te brengen. Onder het bewind van prins Willem V groeide het kabinet uit tot een collectie van hoge kwaliteit. Mauritshuis ‘s Gravenhage, gids van het koninklijk kabinet van schilderijen, Ben Broos, 1988

7BRICS is een acroniem voor de landen Brazilie, Rusland, India en China, de nieuwe economische mogenheden van de wereld.

8Uit Mauritshuis in focus, jaargang 23 (nummer 2) 2010

9De Nelri reeks van Cornelis Troost is een humorvolle serie schilderijen waarin een groep mannen tijdens een avond hevig debateren stomdronken worden. In één van de schilderijen zie je een man een tafel afdekken in de spiegel. Een van de mannen van de groep staat voor de spiegel. Omdat jij als toeschouwer voor het schilderij staat vraag je je af waar dan de schilder moet staan. Jij staat immers tussen de schilder en het schilderij in, hilarisch gewoon!