Zwaartekracht bestaat niet

All of old. Nothing else ever. Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better. - Samuel Beckett, Worstward ho (1986)

Het zou hem slechts zestig dagen kosten de Atlantische Oceaan over te varen. In een kleine zeilboot van 12,5 voet begon de Nederlands-Californische kunstenaar Bas Jan Ader zijn reis op 9 juli 1975. Zo’n jaar later werd het wrak van de boot gevonden ergens aan de Ierse kust, de zeemansman verdween voor altijd.

Zwaartekracht bestaat niet

Ader noemde zijn reis ‘In Search of the Miraculous’, een tragische mythe die door grote mysterie (Was het een ultieme overgave aan de krachten van de natuur? Een poging tot romantische zelfdoding? Een ongeluk? Een zoektocht naar het sublieme in de kunsten?) blijft boeien. Sinds decennia is het werk van Ader van grote waarde in het kunstdiscours. Er worden documentaires gemaakt en biografieën geschreven, maar Ader zal vast nooit terugkeren aan land. Ik typ met gefronste wenkbrauwen. Misschien leeft hij ergens nog wel, ‘gevangen’ door zijn gebouwde scene. Maar ook dat is speculeren.

Eén ding moge duidelijk zijn. Er zijn vele perspectieven op de casus-Ader te bieden, en die worden er dus ook geboden. Waar kunstcriticus Jan Verwoert in zijn essay In Search of the Miraculous (2006), opgedragen aan de reis-als-kunstwerk zelf, louter de omstandigheden van de verdwijning zelf analyseert uitgaande van het performatieve karakter van het werk, is de nieuwe documentaire The Man Who Looked Beyond the Horizon (2018) van Martijn Blekendaal eerder een poëtische ode aan de mysterie, het open eind. Blekendaals jeugddocumentaire heeft een IDFA Award 2018 gewonnen en draait momenteel tijdens The Best of IDFA on Tour o.a. in het Tilburgse Cinecitta, daar waar zíjn perspectief op het verhaal mag worden getoond. Ik begeef me hier in een uitverkochte zaal publiek met voornamelijk 40+ers, kijkend naar een jeugddocumentaire die zich richt op kinderen van 9 tot 15 jaar oud.

Zwaartekracht bestaat niet

De romantische mythe die zich aan Ader heeft vastgekleefd, daar waar Verwoert zich sterk tegen keert door deze identificatie te beschrijven als verdoezeling van de kunstenaars kritische, conceptuele blik ‘náár precies die romantische motieven’, kan tijdens IDFA niet worden ontkent. Eerlijk is eerlijk, het verhaal spreekt aan doordat de hoofdpersoon zich als een ware held portretteert. Blekendaal introduceert de kunstenaar vanuit zijn oude jongens krentenbrood perspectief: zijn persoonlijke ‘idool’. Wat klinkt er nu immers zo romantisch als het varen naar een uitzichtloze leegte? Dat is inderdaad een heldendaad. En als we denken aan schilders ten tijden van de romantiek – aan onafhankelijkheid, de natuur, het metafysische en sublieme – dan lijken speculaties over Ader als romanticus inderdaad niet vreemd. Ik denk dat dit ondefinieerbare karakter van Ader’s werk mij nooit meer los zal laten. Definiëren is niet mijn doel met deze tekst. Ik wil Ader enkel nog meer omarmen, zoals Caspar David Friedrich met het landschap deed.

De romantische mythe

Hij schilderde zijn landschappen als manifestaties van Gods aanwezigheid. In Der Wanderer über dem Nebelmeer (1818) zien we het beeld van een eenzame pelgrim die de aardse top bereikt en reikt naar wat daarachter ligt. Friedrich’s pelgrim heeft hier de hoogste bestemming getrotseerd: het resultaat van een eenzaam, worstelend onderzoek. Ja, het lijkt inderdaad een gemakkelijke optelsom wanneer we Friedrich’s pelgrim, omarmd door het sublieme landschap rondom, en Ader’s In Search of the Miraculous in een lijn plaatsen. Denkend aan het geloof in een verre werkelijkheid, de afwijzing van de materiële wereld hier en de immense en verslavende levenskracht die spat uit deze kunstenaars. Maar Verwoert en Blekendaal maken juist beiden het tegenovergestelde duidelijk. Ader is géén romanticus.

Zwaartekracht bestaat niet

Als we terugkeren naar de geboorte van de romantische mythe, bereiken we de negentiende eeuw. Dit was de tijd van een heersend verlangen naar een stabiele identiteit. In From Pilgrim to Tourist – or a Short History of Identity (1969) geeft socioloog Zygmunt Bauman een korte identiteitsgeschiedenis. Hij maakt daarin duidelijk dat een verdoezelfde identiteit zoals de casus-Ader illustreert, een typisch gevalletje ‘oorzaak van postmodernisme’ is. Waar een moderne identiteit zich baseerde op de behoefte naar een stabiele constructie, en deze zo te behouden, bestaat onze postmoderne identiteit uit een vrij gekozen spel waarin we van de ene rol naar de andere kunnen overschakelen. Van maken tot recyclen, van oplossen tot het open houden van de opties. Bauman legt deze ontwikkeling uit aan de hand van het moderne leven als pelgrimage;

For pilgrims through time, the truth is elsewhere; the true place is always some distance, some time away. […] wherever one moved, one was in a place, and being in a place meant staying put, doing what the place needed to be done. The desert, on the contrary, was a land not yet sliced into places, and for that reason it was the land of self-creation. (Zygmunt Bauman, 1969)

De pelgrim is dus als een metafoor van het verleden. Het is de personificatie van een tijd waarin men nog wist waarheen hij wilde gaan. Zoals pelgrims dwalen over het pad naar de eindbestemming creëren zij tijdens deze reis hun identiteit. Niet door het onderweg ‘te vinden’, maar door te verliezen hoe het hoort te zijn. Santiagio was de plek waar de pelgrim zijn uiteindelijke waarheid bereikte in de vorm van een solide identiteit. En om daar te komen moest de reis in een rechte lijn af worden gelegd. Helaas, zo klinkt Bauman in al zijn zinnen door, focussen we ons vandaag niet meer op deze rechte lijn, maar hoe hieraan te ontkomen. De weg naar Santiago heeft plaatsgemaakt voor een vierdaagse trip naar Parijs waar we ons volladen met crepes de sucre en borrelglazen Pastis. De pelgrimstocht is vervangen voor het vluchtige toeristenbezoekje. Beiden zijn op zoek naar nieuwe momenten, maar de laatste zonder eindbestemming of hoger doel.

Ader had een duidelijk doel voor ogen en een wilskracht waar je U tegen zegt. Maar ook dit doel kan verschillend geïnterpreteerd worden. Volgens Blekendaal was het in ieder geval niét Ader’s doel de horizon te passeren of er naartoe te varen. Wilde Ader eigenlijk wel naar Engeland? En waar menigeen schrijft dat het werk van Ader gaat over vallen en de overgave aan zwaartekracht (kijkend naar zijn zwart-wit filmpjes waarin de kunstenaar zich als onbekende man van een boomtak de vijver in laat donderen, met een fiets in het kanaal, of op een stoel van het dak) ontkent de documentaire ook dit perspectief. Bas Jan Ader onderzocht niet die val. Hij waagde juist de sprong! In zijn notulenboekje stond heel klein, en ergens tussen het verdere Engels, één Nederlands zinnetje geschreven: “Er is geen zwaartekracht”.

Verwoert stelt vast dat Ader geen romantische zeeman was maar deze enkel speelde, zoals hij in andere kunst kritische beweringen ook een slapstick acteur zou spelen, een protagonist of Sisyphus; bekend uit Griekse mythologieën. Twee jaar voor zijn verdwijning verrichte Ader een wandeltocht van Hollywood naar de Grote Oceaan die werd vastgelegd in achttien foto’s. De foto’s werden in een romantische iconografie beschreven met de songtekst van het lied Searching’ [*] (1957). Het gebruik van een populair popnummer plaatst de handeling direct in een cultuur-historisch raamwerk. Hierin wordt de verwarrende aard van Ader’s kunstenaarschap direct zichtbaar, wat Verwoert aanduidt met het genre ‘ocean romantic’. Ocean romantic bracht Ader ertoe instaat om te testen hoe het voelde om vanuit een niet-hedendaags idee te handelen, gezien romantiek uitgesloten was in zijn tijd.

[*] Een nummer geschreven door Jerry Leiber en Mike Stoller speciaal voor The Coasters

Ook zijn films I’m too Sad to Tell You (1970-71) tonen een spel met romantische motieven. De films zijn opgenomen vanuit een geframed perspectief en bestaan uit een close-up van een huilende man met gesloten ogen. Het werk verbindt geest, oog en emotie, maar doet dit niet zoals Friedrich’s pallet. Waar de schilder daadwerkelijk geloofde in zijn expressie, ensceneerde Ader zijn expressies in een suggestieve vorm. Verwoert: “In doing so he goes beyond a mere defensive prevention of a biographical reading. In fact, he actively disconnects the expression of grief from any story that may go with it and unframes the state of sadness from the interpretative context of psychology” (Verwoert, 2006, p. 16). Door gebruik te maken van een simpel frame en het uitblijven van details, kleur en enige uitleg (de rede voor zich verdriet werd niet gegeven) presenteerde Ader verdriet in de meest eenvoudige basis: een gedeelde taal, een leeg teken. En toch veroorzaakt het een emotionele ervaring bij de toeschouwer, juist omdat verdriet een gesproken taal is, aldus Verwoert. In andere woorden, Ader was koning van de retoriek. Deze dubbelzinnigheid in het werk zouden we mijns inziens ook relatieve romantiek kunnen noemen.

Kunstenaarsrollen: een modern redmiddel

Als reactie op de Verlichting  (met een centrale focus op de rede en het intellect) en de Franse Revolutie (met zijn focus op politieke en sociale convulsies) weekte de kunst zich vrij. De romantiek, dat het begin van een turbulente tijd illustreert, brak met het gevestigde systeem waarin kunst nog onderdanig was. Zij omarmde haar autonomie. Ook riepen kunstenaars kunstenaarsrollen in het leven, die volgens Michael Wilson in zijn Rebels and Martyrs. The Image of the Artist in the Nineteenth century (2006) nog steeds geldend zijn in de huidige kunstenaarsgeesten. Terwijl kunstenaars een rol speelden (en nog steeds spelen), behoorden zij tot een groep mensen die dezelfde dromen deelden. De rol die ze speelden was een rolmodel voor veel anderen. Het fungeerde als hun gemeenschappelijke publieke identiteit om herkenbaar te zijn in de samenleving, en was in wezen dus niet erg authentiek. Moderne rollen geven weer hoe kunstenaars zichzelf en hun collega-kunstenaars  opzettelijk als buitenstaanders, rebellen, bohemiens, dandy’s en martelaren hebben gevormd, om bij te dragen aan ingrijpende verschuivingen in attitudes ten opzichte van het doel van kunst- en haar rol in de maatschappij. Dit manifesteerde zich onder andere in de rol van martelaar en Christusfiguur; als een kunstenaar die leed voor zijn kunst. Je zou kunnen zeggen dat Ader leed voor zijn ideeën. Zijn reis voerde hem tot zijn definitieve verdwijning. Maar misschien was dit voor hem juist geen lijden.

Zwaartekracht bestaat niet

Volgens Blekendaal was de missie op het moment dat Ader de zeilboot in stapte al geslaagd. De sprong gewaagd. Vandaar dat zijn film met een climax moést eindigen. Ader’s zwart-wit filmpjes tonen niet de helpende hand die hem uit het water trekt na zijn val. En zijn reis toont niet de troost die bij aankomst wordt geboden. Het toont enkel de sprong in het diepe. Want wanneer de helpende hand met ons zou worden gedeeld, is de focus op de sprong verloren. En toch, denkend aan de rol van Martelaar, heeft Ader zich ergens ook opgeofferd. Hij heeft zijn geliefde nooit terug gezien. Een offer waar we U tegen mogen zeggen. Een ode aan de kunst.

Waarom doet een man zoiets? Een zeer oninteressante vraag om te stellen. Maar toch zullen weinigen van ons deze stap zetten. Want we zijn bang. Dus geef ik beknopt antwoord:

Ader’s angst is letterlijk zijn drive tot actie.

Zoals Joost Conijn in een zelfgebouwd vliegtuig naar Afrika vloog, reist Ader met zijn zeilboot vanuit L.A. over zee. En hier slaat Verwoert een rake plank. Want waar velen het werk benaderen als romantische overgave aan de krachten van het leven, gaf Ader zich dus juist helemaal niét over. Hij handelde bewust, hij was de baas. Hij kóós ervoor, hij wilde het, hij zette in scene zoals hij het verhaal wilde vertellen en niet anders dan dat! En zoals zijn reis in scene gezet lijkt te zijn (de documentaire onthult een gevonden portemonnee waarin een lot zat met Ader’s kluisnummer van de universiteit waar hij werkte: in die kluis lag een boek over vluchten op zee) is het werk conceptueel pur sang. Het is de idee en de onvoorwaardelijke uitvoering hiervan. Wat ik nu vastberaden schrijf: Ader heeft met een klein gebaar niet alleen een betekenisvol scenario in de kunstgeschiedenis geïntroduceerd, maar ook daarbuiten. Voor oud en jong.

De publieke identiteit van Ader wordt getransformeerd in een verhalende mythe, en – of jij het nu als kunstwerk of tragisch eind benadert – zijn omgang met kunst is uiterst waardevol om in je oren te knopen. Om te streven naar iets nieuws en vóórbij je beperkte horizon te kijken, op zoek naar de zinvolle waarde van het leven.

Er is géén zwaartekracht. Er is geen angst. Dus omarm.

Petje af voor Martijn, die naast Joost het vliegtuig in kroop. Hij heeft het maar mooi geflikt.

Fail again. Fail better.

————————————————–

The Best of IDFA on Tour 2018/2019 – nog te zien

Zondag 14 april | Chassé Cinema | Breda

Maandag 22 april | Cinema Amstelveen | Amstelveen

 

Bronnen

Bauman, Z. (1969). From pilgrim to tourist; or a short history of identity. Londen, Engeland: Sage.

Verwoert, J. (2006). In Search of the Miraculous. Londen, Engeland: Afterall Books.

Wilson, M. (2006). Rebels and martyrs. The image of the artist in the nineteenth century. Londen, Engeland: Yale University Press.