Levende aderen in dode beelden

Hyperrealisme is in de mode, in films, tv-series én kunst. Twee exposities over dit onderwerp in één jaar in de Kunsthal is geen toeval. Zijn hyperrealistische sculpturen een doodlopende weg of juist een onuitputtelijke bron voor vernieuwing?

Vorig jaar beschreven we al een duel tussen hyperrealisme in de Kunsthal en surrealisme in het Boijmans Van Beuningen. Hyperrealisme heeft geen gebrek aan aandacht in het sociale media-tijdperk, waarin de wow-factor het goed doet. Jaren werk teruggebracht tot een plaatje op Pinterest: maar aandacht blijft aandacht.

Aderen, sproeten, haren

En ook nu is er weer een hoog ‘knap’ gehalte. Alle toppers van de hyperrealistische sculptuur zijn in de Kunsthal aanwezig. Van de generatie van de jaren zestig, waar het allemaal mee begon, tot de meest recente kunstenaars.

Sommige beelden zijn haast niet meer van echt te onderscheiden. De aderen, de kleuren, de sproeten, de haren, de nagels… Als iemand die ooit een vakantiebaan had als fotograaf bij Madame Tussaud’s kan ik met overtuiging zeggen dat de ontwikkeling indrukwekkend is.

Kijk bijvoorbeeld eens mee naar deze kunstdocent die in twee minuten uitlegt hóe je die realistische kleurweergave op het gezicht spuit:

De techniek van siliconenvormen is tegenwoordig zo ontwikkeld dat je mensen echt goed kunt namaken. Je moet er wel veel tijd in stoppen.

Zie bijvoorbeeld hoe de Amerikaanse kunstenaar Landon Meier zijn hyperrealistische maskers maakt. Het kost maanden maar dan heb je ook wat.

De kunstdocent heeft denk ik gelijk: de details, die maken bij hyperrealisme meer indruk dan het geheel.

Let bijvoorbeeld eens op het werk Lisa van John DeAndrea. Het rossige van de voetkussentjes, de aderen, de rimpels. En dit zijn alleen maar de voeten van het beeld!

 

Levende aderen in dode beelden
John De Andrea: Lisa

Marc Sjians Embrace is ook schitterend om te zien (zie openingsfoto van dit artikel). Als het puur gaat om realisme kun je wel rondjes blijven lopen om dit beeld.

Dat geldt ook voor de nagels in een werk dat we niet mochten fotograferen. Hoe goed je ook kijkt, je ziet er niets onechts aan.

Reuzen en kleine mensjes

Er is best veel variatie in de beelden. Ook letterlijk. Sterk is bijvoorbeeld de kleine ineengedoken vrouw van Sam Jinks (Kneeling woman). Precies als iedere vrouw maar stukken kleiner. Geeft een vreemd ongemakkelijk gevoel.

Dat ongemakkelijke gevoel is nog niets vergeleken met het kijken naar een pasgeboren baby van vijf meter (Ron Muecks A Girl). Flink uit de kluiten gewassen is ook Ordinary Man van Zharko Basheski. En dan zie je nog maar de helft.

Het verschil met de kleine mensjes van Sam Jinks is dus (pun not intended) groot. Designboom schreef een artikel over Jinks’ expositie in een galerie in Sydney. Maar welke naam staat daar onderaan bij de comments? De Australisch-Britse sculptuurkunstenaar Ron Mueck die zegt: ‘Been there, done that.’ Met een link naar zijn Two Women.

Zou hij het zelf hebben geschreven? Het is verleidelijk om te denken dat in deze competitieve wereld de jaloezie ook hyperrealistisch is.

Levende aderen in dode beelden
Sam Jinks: Kneeling Woman

De godfather: Duane Hansen

Het hyperrealisme roept ook iets treurigs op. Het probleem is juist de kwaliteit ervan: dat het zo ongelooflijk overweldigend knap is. Je ziet een pure wedloop van techniek. Met name Marc Sjian, Zharko Basheski en Ron Mueck hebben de lat intussen héél hoog gelegd.

Hoe blijft een eigen stijl dan overeind, vraag je je af. De schilders van vorig jaar hielden zich ook opmerkelijk braaf aan de technische regels van het genre.

En dan verrast het een beetje dat juist Duane Hanson, de godfather van dit genre, indruk maakt met twee van zijn beelden. Niet alleen herken je zijn beelden meteen (vanwege het volkse, het treurige dat ervan afspat), maar je herkent een eigen stijl, er zit zelfs humor en satire in. Daarmee heeft het echt iets menselijks als kunstwerk.

Die lijn lijkt alleen met Maurizio Cattalan (weinig subtiel, dus geheel in zijn stijl) hier nog aanwezig.

Een doodlopende weg dus toch misschien?

Levende aderen in dode beelden
Maurizio Cattalan: Ave Maria

Luchtig realisme

Er is wel een groot verschil met de door realiteit geobsedeerde hyperrealistische schilders: deze kunstenaars spelen meer spelletjes met realisme. Fantasie en speelsheid mógen.

Een goed voorbeeld is Back to Square One van de Deense kunstenaar Peter Land, waarbij realisme en verbeelding met elkaar armpje drukken. Ik ben ook benieuwd hoe dat in godsnaam van museum naar museum gaat.

Peter Land is sowieso een fantasierijk kunstenaar om in de gaten te houden. Zijn Zelfportret uit 2015 vind ik ook erg geslaagd. Het is duidelijk dat hij het de kunstverhuizers niet te makkelijk wil maken.

Verder zijn de vervormingen van Evan Penny bijzonder speels, net als zijn Self Stretch, waarbij een gigantisch uitgetrokken hoofd (het zijne) speelt met je perspectief als kijker. Je wil de uitdaging aangaan om er een foto van te maken maar in 2D is het effect ineens weg.

Ik ben ook wel een fan van de speelsheid in het werk van Ron Mueck, ondanks zijn ‘Been there, done that’. Zijn Man in a Boat is echt fantastisch (maar hier helaas niet te zien).

Een van de allerleukste beelden is het ongelooflijk schattige Newborn van Patricia Piccinini, waarvan ik hier niet de foto plaats, dat zou de verrassing weggeven.

Een mens kun je maar tot een bepaald niveau namaken, toch?

Dus zo bezien gaat het niet zo slecht met de hyperrealistische sculptuurmakers. Toch blijf ik het me afvragen: is hyperrealisme nou een doodlopende weg of niet? Een mens kun je maar tot een bepaald niveau namaken, zou je zeggen. Knapper dan héél realistisch kan volgens mij niet.

Of gaat het juist een gouden toekomst tegemoet – waarbij het alle andere kunstvormen zal domineren? Het lijkt of de rek er nog niet uit is, gezien de toeloop in de Kunsthal op een doordeweekse dag.

Levende aderen in dode beelden
Zharko Basheski: Ordinary Man

Of is er nog een derde optie? Wanneer gaan de hyperrealistische sculpturen ook bewegen? Want ook robots en Artificial Intelligence ontwikkelen zich spectaculair de laatste jaren. Voor wie de laatste jaren even niet heeft opgelet: een salto kunnen ze al maken.

Of misschien nog wel griezeliger! Niemand had verwacht dat AI zou winnen van de wereldkampioen Go. En de eerste robots die zelf kunst maken zijn inmiddels ook gesignaleerd.

Dus misschien zijn we niet ver meer verwijderd van het moment dat robots andere hyperrealistische robots maken… en de hyperrealistische lat zo hoog leggen dat mensen er maar de brui aan geven.

En zo blijven we twijfelen na deze verrassend leuke expositie.


De expositie Hyperrealisme Sculptuur in de Kunsthal duurt nog tot 1 juli. Wie om een of andere reden graag deze expositie zonder kleren aan wil bezoeken: dat kan op 2 juni tijdens de ‘Naked Tour Hyperrealisme‘.