Het bikkelharde bestaan van een kaars

Bram de Jonghe; we kennen hem misschien nog van New Skin on my Elbows in Billytown, of van Grist to the Mill in Stroom, of van het winnen van de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs. Intussen is de kunstenaar ook nog in Turijn bezig geweest. In 1646 kun je nu naar zijn nieuwste werken kijken.

Je hebt een Bram de Jonghe zonder context en een Bram de Jonghe met context. Die zonder context biedt sobere kunstwerken waarvan je niet direct weet wat je ervan vindt. Die met context dwingt veel respect af. Het hangt een beetje af van de nieuwsgierigheid van de kijker waar je voor gaat.

Onvoltooid verteerde tijd

Zo zijn de teer objecten (‘Onvoltooid verteerde tijd’) niet zomaar leuk ogende werken aan de muur. Ze zijn een serieus tijdsexperiment. Aangezien het teer langzaam maar zeker inzakt, moet het kunstwerk iedere tien jaar omgedraaid worden. Nou hoop ik echt dat er ergens over tien jaar een bepaalde wekker afgaat om te waarschuwen dat het weer tijd is om de kunstwerken om te draaien.

Tijd en vergankelijkheid zijn belangrijke thema’s in het werk van De Jonghe. Thema’s bepalen de onderwerpen, de onderwerpen bepalen de ruimte, en de kunstenaar werkt daarin als een ‘creatieve oplossingenzoeker’. Dit interview met Stroom is een goede manier om meer van De Jonghes werkwijze te begrijpen.

Dat klinkt allemaal misschien technisch, zakelijk, maar er zit voldoende ironie en lichtvoetigheid in zijn werk om de bezoeker geregeld te laten gniffelen.

Kaars in een kabelbaan

Een van de blikvangers bij 1646 is een soort kabelbaan voor één brandende kaars. Hobbelend en schuddend komt het vooruit, loopt bij elke beweging het risico om het loodje te leggen. Een kaars zonder rust.

De fascinatie voor de brandende kaars komt vaak terug in het werk van De Jonghe. In Billytown liet hij een kaars ronddraaien in een glazen cabine. Bij de expositie in Stroom was er een apparaat dat lucht blies naar een ernaast staande kaars, die steeds net niet werd uitgeblazen.

Het bikkelharde bestaan van een kaars

Het is misschien eenvoudig maar toch geldt hier de bekende uitdrukking: je moet er maar opkomen. Kaarsen beginnen immers fris en vrolijk te branden, nog onwetend van hun onvermijdelijke dood een paar uur later, sputterend in een poel van kaarsvet, om vervolgens als bodem te dienen voor de volgende kaars. Dat leven is nog tragischer dan het leven van een eendagsvlieg.

Deze hobbelende kaars ziet eruit als een cute kunstwerk, maar ik denk dat de werkelijkheid heel wat grimmiger is. Deze kaars vecht voor zijn leven: hij moet en zal blijven branden.

Het bikkelharde bestaan van een kaars

Verbouwing

En simpel te maken was het sowieso niet want De Jonghes werk behelst altijd een complete verbouwing van een ruimte – het is simpelweg integraal onderdeel van zijn werk. Wie 1646 binnenloopt, krabt wel even op z’n achterhoofd. Zaken zijn verborgen (de trap), folie tegen de muur, een filmpje duikt plotseling op.

En verbouwen is nooit makkelijk. Uit een dialoog tussen Kianoosh Motallebi en Bram de Jonghe blijkt dat de kunstenaar tijdens de verbouwing door een waterpijp heen boorde, ‘net toen iedereen van de galerie in Venetië zat’. ‘Met een hand hield ik een emmer vast, in de andere een telefoon om hulp te zoeken.’

'Wat ik vooral interessant vind als je zelf een machine bouwt, is dat het menselijke kwaliteiten krijgt.'
Het bikkelharde bestaan van een kaars

Klein versus groot

Het is opmerkelijk hoe de kleine, intieme werkjes je meer grijpen dan de grote machines. Ze zijn ‘begrijpbaarder’. De grote machines doen iets, kunnen iets, maar wat dan wel weten we niet. Dat is ook wel logisch. Hoe kun je iets uitvinden als je precies weet wat je gaat uitvinden?

In de woorden van De Jonghe zelf: ‘Wat ik vooral interessant vind als je zelf een machine bouwt, is dat het menselijke kwaliteiten krijgt.’

Inspirerend, al die fantasie, en het is duidelijk dat de bron voorlopig nog niet is uitgeput.


‘En Dat Ook’ duurt nog tot 2 juli. 1646 zit op de Boekhorststraat 125 en is open van donderdag tot en met zondag.